Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De vrouw betwist dat. Zij is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot omgang, omdat geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [kind]. De wens van de man om contact te hebben met [kind] maakt niet dat sprake is van ‘private life’ zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. De man miskent daarbij dat niet zij omgang onmogelijk heeft gemaakt, maar de houding van de man voor en na de geboorte van [kind] en de wijze waarop hij destijds met haar is omgegaan omgang onmogelijk heeft gemaakt, aldus de vrouw.
De vrouw heeft verklaard dat het contact is verbroken omdat de situatie weer uit de hand liep en de veiligheid van [kind] in het geding kwam. Hierna hebben zich geen contacten meer voorgedaan tussen de man en [kind] en overigens ook niet tussen de man en vrouw.
Het hof is van oordeel dat van ‘family life’ in de zin van een werkelijke uitoefening van de man van nauwe persoonlijke betrekkingen met [kind], geen sprake is gezien de zeer beperkte betrokkenheid van de man bij de zwangerschap van de vrouw en na de geboorte, alsmede de in aantal, duur en inhoud beperkte feitelijke contacten die er zijn geweest tussen de man en [kind]. Derhalve kan naar het oordeel van het hof evenmin worden gesproken van ‘family life’ in de zin van een gebleken intentie tot het vestigen daarvan.
Het komt het hof op dit moment dan ook niet geraden voor een raadsonderzoek te gelasten. Daarbij, gelet ook hetgeen de moeder ter zitting heeft verklaard, vertrouwt het hof er op dat de moeder in toekomst de vragen die [kind] naar alle waarschijnlijkheid gaat stellen over haar biologische vader zal beantwoorden en in het geval [kind] behoefte krijgt om in contact te komen met haar biologische vader, zal onderzoeken welke mogelijkheden er daartoe zijn.
Het hof heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geconstateerd dat het de moeder emotioneel zeer raakt als gesproken wordt over mogelijk contact tussen [kind] en de man en over informatieverstrekking aan de man betreffende [kind]. Het hof dringt er bij de moeder op aan dat zij hulpverlening zoekt hoe met deze emoties en spanning om te gaan, zodat de moeder is toegerust voor het in de toekomst te verwachten moment dat [kind] vragen stelt over of contact wil met de man. Dat dat moment gaat komen, ligt immers in de rede.