Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
1.de vennootschap onder firma [geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
€ 733,44 per recht bedroeg. De totale slachtpremie vertegenwoordigde daarmee een waarde van (44,72 x € 733,44 =) € 32.799,43. In 2007 zijn 342 slachtingen verricht waarvan 38 eigen koeien van [geïntimeerde] waren. In 2008 zijn 597 slachtingen verricht waarvan 38 koeien van [geïntimeerde] waren. De slachtpremie was destijds hetzelfde voor koeien als voor rosékalveren. Een en ander brengt mee dat het aandeel van de slachtingen van [appellante] (939-76 =) 863/939 x € 32.799,43 = € 30.144,73 beloopt. Omdat in 2010 een modulatiekorting van 8% gold, gaat het hof uit van een bedrag van
€ 27.733,15 in 2010 dat kan worden toegerekend aan de slachtpremies van [appellante] . Over deze berekening bestaat (hoegenaamd) geen geschil tussen partijen.
€ 61.012,93. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente. [appellante] heeft gevorderd deze te laten ingaan vanaf het moment dat [geïntimeerde] over de gelden heeft beschikt. Nog daargelaten dat die datum onzeker is (zie productie 9 bij akte tot het in geding brengen van nadere stukken, waarin brief staat dat het toegezegde bedrag ‘inmiddels op de rekening is bijgeschreven of dat dat binnenkort wordt gedaan’), bepaalt dat moment niet het moment dat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt. [appellante] heeft ook niet nader toegelicht op welke wijze [geïntimeerde] en op welk moment [geïntimeerde] dan in verzuim is komen te verkeren. Het hof sluit voor de ingangsdatum daarom aan bij de subsidiaire vordering, te weten vanaf de datum van de inleidende dagvaarding (24 april 2012).
€ 61.012,93 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 april 2012. Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] hoofdelijk in de kosten van beide instanties veroordelen, waarbij het hof voor het liquidatietarief zal aansluiten bij het toe te wijzen bedrag. In de eerste aanleg blijven de kosten voor de getuigenverhoren en de getuigentaxe (€ 100) voor rekening van [appellante] , aangezien hij in zoverre niet in het gelijk is gesteld.
€ 196,17
€ 2.431,17
€ 802,69
€ 8.142,19