Uitspraak
TCS,
Ditshuizen,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Opdracht voor Ditshuizen, uit te voeren door TCS”. Werkbonnen, met opdrachten bij klanten, werden voor een periode van zes weken door Ditshuizen aan TCS afgegeven. De door de klant ondertekende werkbonnen werden door TCS ingeleverd bij Ditshuizen na het verrichten van de werkzaamheden. Vervolgens stuurde TCS een factuur aan Ditshuizen waarna Ditshuizen TCS voor de uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden betaalde.
Naar aanleiding van ons gesprek van 25 mei j.l., doen wij u onze afspraken toekomen aangaande uw onderaanneming voor diverse projecten binnen Ditshuizen Schoonmaakdiensten.
Medio augustus zijn wij geconfronteerd met het feit dat u rechtstreeks zaken doet met onze
(...) TCS heeft in juli/augustus 2010 werkzaamheden uitgevoerd voor de [klant] . Dit betrof alle locaties van diezelfde [klant] . Ook de gebouwen, welke Ditshuizen Schoonmaakdiensten in contract heeft voor het reguliere schoonmaakonderhoud, alsmede die gebouwen waar andere schoonmaakbedrijven werkzaamheden uitvoeren. Het behelst hier eenmalig uit te voeren vloeronderhoud, welke eventueel per jaar per locatie zal worden aanbesteed. Dat deze werkzaamheden aangevraagd zouden kunnen worden is door ons medio mei aangegeven bij [Y] met het verzoek om hierover met de functionaris van [klant] in contact te willen treden. Ook telefonisch is [Y] hiervoor en na een persoonlijk onderhoud nog eens op gewezen. De opdracht is in juli, in zijn geheel verstrekt aan TCS. Deze gang van zaken heeft zijn oorzaak, welke verderop in dit schrijven zal worden toegelicht. U spreekt over een actie, welke volledig in strijd is met de “algemene voorwaarden van de OSB voor onderaannemers”. Tussen TCS en Ditshuizen zijn nimmer deze voorwaarden toegepast. (..) TCS is geen lid van de OSB en de toentertijd gemaakte afspraken werden mondeling met elkaar afgesproken. Het is bevreemdend dat u deze voorwaarden nu noemt, daar u medio juni 2009 ons “uw eigen voorwaarden” deed toekomen (brief (..) d.d. 12-06-2009). (...)
Betreft : Opzegging
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven
grief 1bestrijdt TCS het oordeel van de rechtbank dat TCS als onderaannemer van Ditshuizen werkzaamheden bij derden verrichtte.
grief 2komt TCS op tegen het oordeel van de rechtbank (en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen) dat in de gegeven omstandigheden een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging aanwezig was.
grief 3bestrijdt TCS het oordeel van de rechtbank (en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen) dat in de gegeven omstandigheden niet van Ditshuizen behoefde te worden gevergd dat zij een opzegtermijn in acht zou nemen.
- i) in de branche een relatiebeding gebruikelijk is, hetgeen blijkt uit artikel 14 van de Algemene Voorwaarden van Onderaanneming die binnen de branche worden gebruikt (prod. 5 inleidende dagvaarding),
- ii) TCS vanaf 2009 door Ditshuizen erop gewezen is dat zij niet wenst dat TCS rechtstreeks met haar klanten contracteert,
- iii) TCS niettegenstaande het voorgaande in 2010 tot tweemaal toe rechtstreeks met klanten van Ditshuizen heeft gecontracteerd en
- iv) TCS, nadat zij hierop was gewezen, niet bereid was deze activiteiten te staken.
stelling (i)niet voldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft weliswaar (onweersproken) gesteld dat bedoelde algemene voorwaarden niet tussen partijen zijn overeengekomen, maar zij heeft niet voldoende weersproken dat een relatiebeding als in deze voorwaarden is opgenomen in de branche gebruikelijk is. Zij heeft overigens ook zelf naar die voorwaarden verwezen ter ondersteuning van haar stellingen (inleidende dagvaarding onder 8). Bovendien heeft de rechtbank wat betreft
stelling (ii)vastgesteld dat TCS vanaf 2009 er door Ditshuizen op is gewezen dat zij niet wenst dat TCS rechtstreeks met haar klanten contracteert (r.o. 5.3.8). Daartegen is geen grief aangevoerd. Wel heeft TCS bezwaar gemaakt (MvG 15) tegen de daarop volgende rechtsoverweging dat het gerechtvaardigd was dat Ditshuizen dat niet wilde. Volgens TCS was Ditshuizen namelijk tot 2010 niet zelf actief op het terrein van het specialistisch schoonmaakwerk. Het hof kan TCS daarin niet volgen. Ook als het gaat om werk dat een aannemer doorgaans uitbesteedt aan een onderaannemer, kan deze er een commercieel belang bij hebben dat de onderaannemer dit werk niet zelf direct in opdracht van de bestaande klant van de aannemer gaat verrichten. Het feit dat ondanks aandringen van Ditshuizen uiteindelijk tussen partijen geen relatiebeding is overeengekomen, betekent dat TCS uit dien hoofde niet is tekortgeschoten, maar laat onverlet dat aan de weigering van TCS om daarmee in te stemmen betekenis toekomt bij de beantwoording van de vraag of van Ditshuizen kon worden gevergd dat zij nog gedurende een opzegperiode met TCS verder zou moeten werken nadat (naar zij stelt) zij ontdekt had dat TCS met twee van haar klanten rechtstreeks contracteerde en niet van plan was die activiteiten te staken. Daarmee komt het hof toe aan onderdelen (iii) en (iv) van het betoog van Ditshuizen.
stelling (iii)geldt dat deze uiteen valt in twee kwesties: ‘ [klant] ’ en ‘ [klant] ’, die het hof achtereenvolgens zal bespreken.
stelling (iv)blijkt uit de brief van TCS d.d. 16 september 2010 en haar daarna ingenomen houding dat zij niet van plan was haar rechtstreekse contractuele samenwerking met [klant] en [klant] te staken.
grieven 4 en 5hebben naast de voorgaande grieven geen zelfstandige betekenis.
6.Ontbinding van Ditshuizen?
7.De gevorderde schadevergoeding
nietverrichte werkzaamheden gedurende de opzegtermijn die in acht had moeten worden genomen (met uitzondering van de hiervoor genoemde factuur van € 2.044,66 die wel betrekking heeft op uitgevoerde werkzaamheden). Een overzicht daarvan is vermeld in productie 6 bij inleidende dagvaarding. Op de bijbehorende facturen staan de periodes vermeld waarop de werkzaamheden zouden zijn uitgevoerd indien niet was opgezegd, zo begrijpt het hof. Hiervoor heeft het hof beslist dat een opzegtermijn van zes weken in acht had moeten worden genomen, tenzij de door Ditshuizen gestelde feiten en omstandigheden ter rechtvaardiging van een
onmiddellijkebeëindiging komen vast te staan. Een termijn van zes weken vanaf 20 september 2010 (opzegdatum) zou lopen tot 1 november 2010. Uitgaande van die periode en de genoemde productie 6, zou het dan gaan om een bedrag van maximaal
€ 8.527,67. Daar komt echter bij dat door Ditshuizen gemotiveerd is betwist dat de schade gelijk gesteld kan worden aan de gederfde omzet en is betoogd dat uitgegaan zou moeten worden van de gederfde winst, die zij stelt op 4% van de omzet. Weliswaar is daartegenover door TCS aangevoerd dat zij niet alleen winst heeft gederfd maar dat ook haar kosten zijn doorgelopen, doch Ditshuizen was niet haar enige opdrachtgever, zodat, wat er verder zij van dat betoog, in ieder geval niet alle doorlopende kosten tot de schade kunnen worden gerekend. De schade zal dus hooguit een gedeelte kunnen zijn van genoemd bedrag van € 8.527,67.