Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellante2],
[appellanten] c.s.,
ABN AMRO,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De vaststaande feiten
3.De beoordeling van de grieven en de vordering
eerste griefkomen [appellanten] c.s. op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij onvoldoende hebben aangedragen ter onderbouwing van de stelling dat ABN AMRO geen in redelijkheid te respecteren belang heeft, mede gelet op het belang van [appellanten] c.s. De
tweede griefkomt er op neer dat de voorzieningenrechter in zijn belangenafweging ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat [appellanten] c.s. met een aanzienlijke restschuld blijven zitten terwijl ook ABN AMRO een fors verlies zal lijden. Ten slotte komen [appellanten] c.s. met de
derde griefop tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat ABN AMRO voldoende belang heeft bij de executiemaatregelen en zij geen verdere coulance jegens [appellanten] c.s. in acht hoeft te nemen. Met deze 3 grieven leggen [appellanten] c.s. het geschil in volle omvang voor aan het hof. Het hof zal de grieven dan ook gezamenlijk bespreken.
“Ik heb definitief akkoord gekregen op een startup krediet (Euro 25.000,-) van mijn ‘business angel’. Ik verwacht dat dit krediet over 4 weken (toegezegd; half november) beschikbaar is gesteld en op mijn rekening staat zodat ik mijn hypotheekachterstand hiermee grotendeels kan voldoen.”ABN AMRO heeft daarop laten weten (e-mail d.d. 15 oktober 2015) dat zij de geplande veiling van november 2015 zal verplaatsen naar maart 2016. Ondanks het feit dat het krediet zou zijn verleend en de toezegging van [appellanten] c.s. heeft de betaling van € 25.000,- aan ABN AMRO niet plaatsgevonden. Dat was reden voor ABN AMRO om tot executie over te gaan.
4.De slotsom
€ 1.341,-(1,5 punt x tarief II € 894,-)