ECLI:NL:GHARL:2016:9380

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
16/00505
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een onroerende zaak met geluidsoverlast van een nabijgelegen supermarkt

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 april 2016, waarin de waarde van hun onroerende zaak, een hoekwoning aan de [a-straat] 32 te [Z], werd vastgesteld op € 260.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2014. De belanghebbenden betwisten deze waarde en stellen dat de geluidsoverlast van de ventilator van de nabijgelegen supermarkt een waardedrukkend effect heeft op hun woning. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbenden ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen.

Tijdens de zitting op 1 november 2016 in Arnhem is de gemachtigde van de belanghebbenden verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. De belanghebbenden bepleiten een lagere waarde van maximaal € 230.000, terwijl de heffingsambtenaar de beschikking handhaaft. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het Hof volgt de heffingsambtenaar in zijn taxatierapport, waarin rekening is gehouden met een waardedruk van 15% vanwege de geluidsoverlast. Het Hof concludeert dat de waarde van € 260.000 gerechtvaardigd is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, raadsheer, en mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 november 2016. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00505
uitspraakdatum:
15 november 2016
Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
De erven [X]te
[Z](hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 april 2016, nummer AWB 15/5829, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 32 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2014, voor het jaar 2015 vastgesteld op € 260.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting 2015 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 627,38.
1.2
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 april 2016 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen [A] als de gemachtigde van belanghebbenden. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] .

2.De vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbenden zijn eigenaren van de onroerende zaak. Het betreft een hoekwoning. Het bouwjaar van de woning is 1928. De inhoud van de woning bedraagt 505 m³. De oppervlakte van het perceel bedraagt 195 m².
2.2
Aan de achterzijde van de woning is op het perceel grenzend aan het perceel van de onroerende zaak supermarkt [C] gevestigd. Op verzoek van belanghebbende is door de omgevingsdienst regio Nijmegen (hierna: de Omgevingsdienst) onderzocht of de ventilator van de airconditioner van de supermarkt een geluid produceert dat de geluidsnorm overschrijdt. Daarbij is gemeten ter hoogte van de gevel aan de achterkant van de woning. De Omgevingsdienst heeft vastgesteld dat de geluidsnorm niet is overschreden. Er is een waarde van 39 decibels (hierna: dB) gemeten, waar 50 dB is toegestaan. In de tuin van de onroerende zaak is geen meting verricht, omdat alleen bebouwde eigendommen wettelijk worden beschermd tegen overschrijding van de geluidsnorm.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
3.2
Belanghebbende bepleit een waarde van (maximaal) € 230.000 en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de bestreden beschikking alsmede de bestreden belastingaanslag.
3.3
De heffingsambtenaar persisteert in de beschikte waarde en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, oftewel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een waardedrukkend effect vanwege geluidsoverlast van de ventilator. Het Hof zal partijen daarin volgen.
4.3
De bewijslast met betrekking tot de partijen verdeeld houdende vraag of de vastgestelde waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2014 niet te hoog is vastgesteld, rust op de heffingsambtenaar. Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde verwijst de heffingsambtenaar naar een taxatierapport van 5 januari 2016 van [D] , gediplomeerd WOZ-taxateur, waarin de waarde per waardepeildatum is getaxeerd op € 290.000. Op basis van de vergelijkingsmethode heeft hij drie panden als vergelijkingsobject gebruikt, welke alle drie -evenals de onroerende zaak- zijn gelegen in de wijk [E] in [Z] .
4.4
Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat de door de heffingsambtenaar aangedragen vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar zijn, maar dat de waardedruk vanwege de geluidsoverlast van de ventilator van de supermarkt – een omstandigheid waarin de onroerende zaak afwijkt van de vergelijkingsobjecten, die geen hinder ondervinden – onvoldoende in de beschikte waarde is verdisconteerd.
4.5
Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar in de op hem rustende bewijslast is geslaagd dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Daarbij slaat het Hof acht op het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport en de daarop door hem gegeven toelichting. In het taxatierapport is rekening gehouden met een waardedruk van 15% van de grondwaarde van het perceel in verband met de geluidsoverlast hetgeen het Hof, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende acht. Voorts merkt het Hof op dat tussen de getaxeerde waarde van € 290.000 en de beschikte waarde van € 260.000 een verschil van € 30.000 zit. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat van de houten wand die aan de achterzijde van de tuin is geplaatst om lichtinval van de supermarkt te voorkomen, visuele hinder uitgaat, is het Hof van oordeel dat áls dientengevolge al van een waardedruk sprake is, deze minimaal is en niet tot de conclusie kan leiden dat onder de beschikte waarde wordt uitgekomen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. J.A. Monsma, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2016.
De griffier, Het lid van de enkelvoudige belastingkamer,
(J.H. Riethorst) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 16 november 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.