In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de erven [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 april 2016, waarin de waarde van hun onroerende zaak, een hoekwoning aan de [a-straat] 32 te [Z], werd vastgesteld op € 260.000. De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) per waardepeildatum 1 januari 2014. De belanghebbenden betwisten deze waarde en stellen dat de geluidsoverlast van de ventilator van de nabijgelegen supermarkt een waardedrukkend effect heeft op hun woning. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbenden ongegrond, waarna zij in hoger beroep gingen.
Tijdens de zitting op 1 november 2016 in Arnhem is de gemachtigde van de belanghebbenden verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. De belanghebbenden bepleiten een lagere waarde van maximaal € 230.000, terwijl de heffingsambtenaar de beschikking handhaaft. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Het Hof volgt de heffingsambtenaar in zijn taxatierapport, waarin rekening is gehouden met een waardedruk van 15% vanwege de geluidsoverlast. Het Hof concludeert dat de waarde van € 260.000 gerechtvaardigd is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Monsma, raadsheer, en mr. J.H. Riethorst als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 november 2016. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.