In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de beëindiging van het gezag van de ouders over hun drie kinderen centraal. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, verzoekt het hof om het gezag niet te beëindigen. De rechtbank had op 23 februari 2016, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, het gezag van de ouders beëindigd en de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd benoemd. De moeder stelt dat zij inmiddels in staat is om voor de kinderen te zorgen, en heeft aan de voorwaarden van de GI voldaan, waaronder het ondergaan van een persoonlijkheidsonderzoek en het hebben van een stabiele woonomgeving.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de kinderen afzonderlijk zijn gehoord. De moeder heeft haar grieven toegelicht, waarbij zij aanvoert dat de rechtbank niet heeft voldaan aan de criteria voor gezagsbeëindiging. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verweer gevoerd en benadrukt dat er aanzienlijke problematiek rondom de kinderen is, die vraagt om meer dan gemiddelde opvoedkwaliteiten van de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat er positieve ontwikkelingen zijn bij de moeder, maar dat er ook nog veel onzekerheid is over de opvoedingscapaciteiten en de situatie van de kinderen.
Het hof heeft besloten om een deskundigenonderzoek te gelasten naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de mogelijkheden voor terugplaatsing van de kinderen. Dit onderzoek moet voor 22 mei 2017 worden afgerond, waarna de behandeling van de zaak zal worden voortgezet. Het hof benadrukt het belang van een spoedige uitvoering van dit onderzoek, gezien de onzekere situatie van de kinderen.