ECLI:NL:GHARL:2016:9181

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2016
Publicatiedatum
17 november 2016
Zaaknummer
WAHV 200.163.165
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie voor snelheidsovertreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 8 december 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 308,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 30 km/u, begaan op 15 september 2013. De betrokkene ontkent de snelheidsovertreding en stelt dat hij de maximumsnelheid van 50 km/u heeft aangehouden. Hij verzoekt om informatie over de ijking van de snelheidsmeetapparatuur en over metingen die bij andere voertuigen zijn verricht, maar deze verzoeken worden door het hof niet als op de zaak betrekking hebbende stukken aangemerkt.

Het hof overweegt dat de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen. De betrokkene heeft geen dergelijke feiten aangedragen, en het hof concludeert dat de gedraging is verricht. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd. Het hof merkt op dat de WOB-procedure niet van belang is in deze zaak, aangezien de betrokkene geen recht heeft op de opgevraagde stukken in het kader van de WOB in deze procedure.

Uitspraak

WAHV 200.163.165
17 november 2016
CJIB 175762778
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 8 december 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 308,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom met 30 km/u”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 september 2013 om 10:03 uur op de Madepolderweg te ‘s-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. De betrokkene ontkent stellig dat hij te hard heeft gereden. De betrokkene herinnert zich de betreffende dag nog goed. Hij heeft de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangehouden. Op de foto is te zien dat de auto van de betrokkene de voorste is van een colonne van drie. Er moet sprake zijn geweest van een foutieve meting, aldus de betrokkene. Ondanks verzoeken daartoe heeft de betrokkene geen ijkrapport ontvangen en evenmin informatie over de bevoegdheid van de verbalisant of over eventuele metingen die bij de andere twee voertuigen zijn verricht. De betrokkene doet in zijn beroepschrift een verzoek in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) aan de officier van justitie.
3. Ten aanzien van de klacht van de betrokkene dat hem geen ijkrapport of informatie over de bevoegdheid van de verbalisant is verstrekt, overweegt het hof het volgende.
4. Artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorziet specifiek voor belanghebbenden in een recht om hangende administratief beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken op te vragen bij het beroepsorgaan. Het gaat daarbij om stukken die nodig zijn om een boete op basis daarvan aan te vechten (vgl. ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4129). Naar het oordeel van het hof moet in een zaak als deze daaronder worden begrepen het zaakoverzicht en een eventuele foto van de gedraging (vgl. het arrest van dit hof van 28 september 2015, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2015:7246).
5. Het hof stelt vast dat de betrokkene in zijn administratief beroepschrift d.d. 1 oktober 2013 heeft aangegeven dat hij reeds beschikte over een foto van de gedraging. Om een zaakoverzicht is niet verzocht. Wel heeft de betrokkene gedurende de diverse procedures gevraagd om informatie over de ijking van de apparatuur en over de metingen die bij andere voertuigen zijn verricht.
6. De informatie en de stukken waar de betrokkene om heeft verzocht, worden door het hof in het algemeen niet aangemerkt als op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 7:18, vierde lid, Awb. Het hof ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding voor een andersluidend oordeel daaromtrent. Voor zover deze stukken niet aan de betrokkene zijn verstrekt, verbindt het hof daaraan dan ook geen gevolgen. Dat de betrokkene in het kader van de WOB mogelijk wel recht heeft op deze stukken, is in de onderhavige procedure niet van belang. De WOB kent een eigen bezwaar- en beroepsprocedure. Het hof merkt op dat het beroepschrift van de betrokkene, met daarin zijn WOB-verzoek, in afschrift is doorgezonden naar de CVOM.
7. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
8. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 83 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 80 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 30 km per uur.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing Snelheidsoverschrijdingen en Snelheidsbegrenzers van het College van Procureurs-Generaal, uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid.”
9. Bij de stukken bevindt zich verder een foto van de gedraging, waarop het voertuig van de betrokkene van voren is te zien. Verder is zichtbaar dat kort achter dit voertuig twee andere auto’s rijden. In de databalk van de foto staat als gemeten snelheid: ‘083km/h’.
10. De verbalisant heeft op ambtseed verklaard dat conform de voorschriften gebruik is gemaakt van een getest en geijkt snelheidsmeetmiddel. Het hof ziet geen reden dat te betwijfelen. Dat sprake zou zijn van een foutieve meting, zoals de betrokkene suggereert, acht het hof niet aannemelijk. Evenmin vormt het aangevoerde voor het hof aanleiding om nader onderzoek te gelasten. Nu de betrokkene feitelijk slechts ontkent dat hij de hem verweten gedraging heeft verricht, zonder daarbij voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aan te voeren die aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en ook uit het dossier niet van zulke feiten en omstandigheden blijkt, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
11. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal diens beslissing dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.