Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
grief 1betoogt zij dat de kantonrechter ten onrechte op de g-grond heeft ontbonden. Met
grief 2keert [verzoekster] zich tegen het oordeel dat terugkeer of herplaatsing bij [verweerster] niet in de rede ligt.
Grief 3is gericht tegen de afwijzing van de door haar verzochte billijke vergoeding in geval van ontbinding, nu [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
of de kantonrechter het verzoek van de werkgever om ontbinding ten onrechte heeft toegewezen, feiten mag betrekken die zich eerst na de mondelinge behandeling bij de kantonrechter of na diens ontbindingsbeschikking hebben voorgedaan. Daarbij kan nog een onderscheid worden gemaakt tussen geheel nieuwe gebeurtenissen en, zoals in dit geval met betrekking tot het advies, een latere beoordeling door een derde van reeds gepasseerde feiten. Het hof gaat hier thans niet op in, omdat het hof ook zonder het advies van de Adviescommissie tot het oordeel komt dat de hiervoor gecursiveerde vraag bevestigend moet worden beantwoord, zoals hierna zal blijken.
onherroepelijkin rechte vast staat of sprake was van een arbeidsovereenkomst.
dat(cursivering hof) sprake is van een arbeidsovereenkomst. Niet alleen is denkbaar dat dit nooit gebeurt, terwijl ook deze procedure tot een einde moet komen, maar ook heeft [verzoekster] recht op een spoedige beslissing. Voorts valt niet in te zien welk belang [verweerster] heeft bij aanhouding om de door haar genoemde reden, nu -als het hof in dit geval mag en moet oordelen- de billijke vergoeding aan dezelfde voorwaarde zal zijn verbonden als de door de kantonrechter uitgesproken ontbinding, aangevuld met de voorwaarde dat de kantonrechter de eventuele opzegging heeft vernietigd of zal vernietigen.