ECLI:NL:GHARL:2016:9099

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
200.198.072
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen Van Gansewinkel Nederland B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De arbeidsovereenkomst was ernstig en duurzaam verstoord, maar dit had geen verband met de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. In eerste aanleg had de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, op 11 augustus 2016 het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen, omdat dit verband hield met een opzegverbod door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

In het hoger beroep heeft Van Gansewinkel verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de arbeidsovereenkomst alsnog te ontbinden. De werknemer heeft verweer gevoerd en verzocht om een billijke vergoeding van € 50.000,- bruto, mocht de arbeidsovereenkomst worden beëindigd. Tijdens de zitting heeft de werknemer erkend dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was en dat herplaatsing niet mogelijk was. Het hof oordeelde dat er een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst was en heeft bepaald dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017 eindigt.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd voor wat betreft de proceskostenveroordeling en bepaald dat iedere partij haar eigen kosten van het hoger beroep draagt. De werknemer heeft verder geen aanspraak meer gemaakt op een billijke vergoeding, en partijen zijn overeengekomen dat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand blijft. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 15 november 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.198.072
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede 5141134)
beschikking van 15 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Gansewinkel Nederland B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster, verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna: Van Gansewinkel,
advocaat: mr. L.V. Claassens,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam] ,
verweerder in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerder, verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. K. Moed.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 11 augustus 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, waarbij de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft afgewezen omdat het verband houdt met een opzegverbod, te weten de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] .
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt;
- het beroepschrift met stukken van de procedure in eerste aanleg en een productie, ter griffie ingekomen op 31 augustus 2016,
- het verweerschrift met producties,
- een brief van mr. Claassens van 16 september 2016 met een productie,
- een brief van mr. Moed van 27 oktober 2016 met een productie,
- de op 4 november 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij namens Van Gansewinkel en [verweerder] pleitnotities zijn overgelegd.
2.2 Van Gansewinkel heeft in haar beroepschrift verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsnog toe te wijzen, met bepaling dat [verweerder] gehouden is tot terugbetaling van al hetgeen Van Gansewinkel op basis van de bestreden beschikking heeft voldaan, met veroordeling van [verweerder] in de kosten in beide instanties, waaronder de nakosten, en vermeerderd met de wettelijke rente.
2.3
[verweerder] heeft verweer gevoerd en primair afwijzing van de verzoeken van Van Gansewinkel bepleit. Subsidiair heeft [verweerder] verzocht dat, als tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan, het hof aan hem een billijke vergoeding toe zal kennen van € 50.000,- bruto. Ten slotte heeft [verweerder] verzocht Van Gansewinkel in de proceskosten te veroordelen, met nakosten en wettelijke rente.

3.De beoordeling

Ter zitting heeft [verweerder] verklaard dat hij inziet dat de relatie tussen hem en Van Gansewinkel ernstig en duurzaam is verstoord en dat herplaatsing binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is. De verstoorde arbeidsverhouding houdt geen verband met de arbeidsongeschikheid van [verweerder] . Bij die stand van zaken oordeelt het hof dat er een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst is. Grief I slaagt, hoewel dit, gelet op artikel 7:683 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek, niet tot vernietiging van de bestreden beschikking van de kantonrechter voor zover daarbij de verzochte ontbinding is afgewezen, kan leiden. Het hof zal bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen Van Gansewinkel en [verweerder] eindigt op 1 januari 2017. Van Gansewinkel zal, zo heeft zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard, aangezien geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] , de transitievergoeding, waarvan de hoogte tussen partijen niet in geschil is, aan [verweerder] voldoen, zodat een veroordeling daartoe achterwege kan blijven. [verweerder] heeft verder kenbaar gemaakt niet langer aanspraak te maken op een billijke vergoeding. Partijen zijn voorts overeengekomen dat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand kan blijven zodat de beschikking van 11 augustus 2016 op dat punt dient te worden bekrachtigd. Grief II faalt. Partijen zijn ten slotte ter zitting overeengekomen dat partijen de eigen kosten van het hoger beroep zullen dragen. Aldus zal het hof beslissen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede van 11 augustus 2016 voor zover het de daarin uitgesproken proceskostenveroordeling betreft;
bepaalt dat de arbeidsovereenkomst tussen Van Gansewinkel en [verweerder] eindigt op 1 januari 2017;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten van het hoger beroep draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.C.P. Giesen, E.B. Knottnerus, M.E.L. Fikkers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 november 2016.