ECLI:NL:GHARL:2016:9071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
200.200.968/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor 14-jarige zonder gezaghebbende ouder en verblijfstitel in Nederland

In deze zaak gaat het om de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een 14-jarige verzoekster, die zonder gezaghebbende ouder en zonder verblijfstitel in Nederland verblijft. De verzoekster, geboren in Servië, is in januari 2016 in Nederland aangetroffen en heeft sindsdien verschillende tijdelijke maatregelen ondergaan, waaronder voorlopige voogdij en gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend, die door de verzoekster in hoger beroep is aangevochten. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat en de gecertificeerde instelling (GI) ook vertegenwoordigd was.

De feiten tonen aan dat de verzoekster geen veilige en stabiele opgroei- en opvoedsituatie heeft, aangezien haar moeder niet in Nederland is en geen contact onderhoudt. De verzoekster heeft geen onderwijs gevolgd en is zwanger. Het hof heeft overwogen dat de verzoekster zich mogelijk zal onttrekken aan de noodzakelijke hulpverlening als zij niet in een veilige omgeving verblijft. De verzoekster heeft aangegeven bij haar vriend of bij de familie van haar vriend te willen wonen, maar het hof heeft twijfels over de geschiktheid van deze plaatsing, gezien de achtergrond van de vriend en de familie.

Uiteindelijk heeft het hof besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, omdat de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk is om de verzoekster te beschermen en haar de benodigde hulp te bieden. Het hof heeft ook aangegeven dat er in de toekomst mogelijk naar een meer passende oplossing moet worden toegewerkt, maar dat op dit moment de gesloten plaatsing gerechtvaardigd is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.200.968/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/414855 / JL RK 16-270)
Beschikking van 8 november 2016
inzake
[verzoekster],
thans verblijvende bij [A] van [B] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen:
[verzoekster],
advocaat: mr. M.G.C. van Riet te Amsterdam,
en
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
kantoorhoudend te Lelystad,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen:
de GI(gecertificeerde instelling),
advocaat: mr. W.H. van Wijk te Utrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verder te noemen:
de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad van 26 juli 2016 en 13 september 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 12 oktober 2016;
- een brief van mr. Van Riet van 13 oktober 2016 met productie(s);
- een brief van mr. Van Riet van 19 oktober 2016 met productie(s);
- een fax van mr. Van Riet van 19 oktober 2016;
- een brief van de GI van 20 oktober 2016 met productie(s), inhoudende onder meer dat zij ter zitting verweer zal voeren;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) van 21 oktober 2016 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2016 plaatsgevonden. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens de GI zijn verschenen de heer [C] die zijn collega mevrouw [D] (de jeugdbeschermer) vervangt, en mr. [E] .

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder met de heer [F] is [verzoekster] [in]
2002 geboren in Servië. De moeder heeft het gezag over [verzoekster] .
3.2
In januari 2016 is [verzoekster] in Nederland aangetroffen en is er korte tijd sprake geweest van een voorlopige voogdij-maatregel over haar vanwege het ontbreken van een gezaghebbende ouder in Nederland. [verzoekster] verbleef toen een korte tijd binnen de gesloten jeugdhulp.
3.3
Bij verzoek van 19 april 2016 heeft de raad de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, verzocht [verzoekster] voor de duur van drie maanden onder toezicht te stellen en tevens de GI te machtigen om [verzoekster] te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de periode van drie maanden.
3.4
Bij beschikking van 19 april 2016 heeft de kinderrechter [verzoekster] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 juli 2016 en een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie dagen met ingang van 19 april 2016.
3.5
Bij beschikking van 21 april 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 21 april 2016 tot 17 mei 2016.
3.6
Bij het inleidend verzoekschrift van 3 mei 2016 heeft de GI een machtiging gesloten jeugdhulp verzocht voor de duur van zes maanden.
3.7
Bij beschikking van 12 mei 2016, hersteld bij beschikking van 3 juni 2016, heeft de kinderrechter [verzoekster] onder toezicht van de GI gesteld tot 12 mei 2017. De kinderrechter heeft voorts een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 12 mei 2016 tot uiterlijk 12 augustus 2016 en het meer of anders verzochte aangehouden. Het hof heeft deze beschikking bij beschikking van 5 juli 2016 bekrachtigd. Bij beschikking van 26 juli 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, een machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 15 september 2016.
3.8
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 13 september 2016 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad deze machtiging verleend tot 12 november 2016.
3.9
[verzoekster] is zwanger en is op 16 december 2016 uitgerekend. Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad van 20 september 2016 is de GI belast met de voogdij over het nog ongeboren kind.

4.De omvang van het geschil

[verzoekster] heeft ter zitting laten weten dat haar hoger beroep uitsluitend gericht is tegen de beschikking van de rechtbank van 13 september 2016.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
[verzoekster] kan zich met de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing in een instelling voor gesloten jeugdzorg niet verenigen. Zij is van mening dat er geen gevaar is dat zij zich zal onttrekken aan de voor haar nodige hulp(verlening) of door anderen zal worden onttrokken daaraan.
5.4
De GI heeft verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen omdat zij de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk acht.
5.5
Het hof handhaaft overweging 5.10 van zijn beschikking van 5 juli 2016 en neemt die hier over. [verzoekster] is kortgeleden 14 jaar geworden, is zwanger en verblijft nog steeds zonder gezaghebbende ouder en zonder verblijfstitel in Nederland. [verzoekster] heeft vanaf haar negende jaar totdat de machtiging tot uithuisplaatsing afgegeven is geen onderwijs gevolgd. De moeder van [verzoekster] bevindt zich niet in Nederland en is sinds half september 2016 niet meer telefonisch te bereiken. De moeder vult haar ouderlijk gezag dat zij nog steeds heeft over [verzoekster] , niet in. [verzoekster] wordt dan ook door haar ouder(s), dan wel verzorger(s) niet een veilige en stabiele opgroei- en/of opvoedsituatie geboden. Dat vormt een ernstige bedreiging van haar ontwikkeling naar volwassenheid.
5.6
[verzoekster] wil enkel bij de familie [G] , dan wel alleen met haar vriend (en volgens haar laatste uitspraken de vader van haar ongeboren kind) [H] wonen. Zij is niet met haar moeder mee teruggegaan naar Servië, juist vanwege dat krachtige verlangen om bij [H] te blijven. Er zijn evenwel contra-indicaties voor een plaatsing bij de familie [G] . Bekend is dat [H] vanaf zijn dertiende jaar tot zijn meerderjarigheid onder toezicht heeft gestaan, mede in verband met zijn chronisch schoolverzuim en in verband met de trauma's die hij thuis heeft opgelopen. [H] heeft zelf enorm moeite gehad met het naar school gaan, ondanks bemoeienis, veroordelingen en straffen op dat vlak. Ook zijn ouders hebben hem niet voldoende tot schoolgang kunnen bewegen. De stelling van de familie [G] dat zij [verzoekster] naar school zullen laten gaan, is daarom niet zonder meer overtuigend, nog los van de mogelijke traditie van de Roma - waartoe [verzoekster] en de familie [G] behoren - dat wanneer een kind naar Roma-gebruik getrouwd is, hij/zij niet meer naar school gaat. Het hof heeft evenmin vertrouwen in de toezegging dat de voor [verzoekster] en straks haar baby nodige hulpverlening in het gezin zal worden toegelaten, nu de familie [G] hulpverlening voor [H] steeds heeft afgehouden en hij de nodige behandeling niet heeft ontvangen.
Voorts zou plaatsing bij de familie [G] een plaatsing zijn bij [H] , die een seksuele relatie heeft gehad met [verzoekster] die toen nog maar 13 jaar was, hetgeen naar de Nederlandse wet een strafbaar feit is. Een plaatsing bij de familie [G] en/of [H] acht het hof thans dan ook niet een gepaste oplossing om de eerdergenoemde ernstige bedreiging weg te nemen, nog daargelaten de niet aan het schoolverzuim gerelateerde antecedenten van de familie [G] . Dat [verzoekster] naar Roma-gebruik als getrouwd met [H] wordt gezien, is naar het oordeel van het hof thans onvoldoende rechtvaardiging om tot een ander oordeel te komen, gelet op de huidige leeftijd van [verzoekster] .
5.7
Zolang [verzoekster] niet anders wil dan bij de familie [G] of [H] wonen en haar feitelijke situatie niet is zoals zij sterk wenst, bestaat het risico dat zij zich zal onttrekken aan de hulpverlening die zij behoeft dan wel door anderen daaraan zal worden onttrokken en is een machtiging tot gesloten plaatsing noodzakelijk om te voorkomen dat dat gebeurt. Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is het hof dan ook van oordeel dat de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing terecht is verleend en dat die machtiging, die tot 12 november 2016 geldt, niet voordien dient te worden beëindigd.
5.8
Het is overigens de vraag of een gesloten plaatsing op langere termijn de juiste maatregel is. [verzoekster] zit inmiddels besloten. Zij heeft meer vrijheden gekregen en heeft tot op heden goed weten om te gaan met die vrijheden, althans heeft daar voor zover bekend geen misbruik van gemaakt. Het hof gaat ervan uit dat als deze positieve lijn stand houdt in de komende periode, actief zal worden ingezet op het toewerken naar een plaatsing in een open setting, althans dat er toegewerkt wordt naar een beter passende oplossing dan de gesloten plaatsing.
5.9
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking dient te bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad van 13 september 2016;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, J.D.S.L. Bosch en
I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. E.L.K. Bijma als griffier, en is op 8 november 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.