ECLI:NL:GHARL:2016:8965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
21-004372-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude en valsheid in geschrift door verdachte met betrekking tot aangiften inkomsten- en vennootschapsbelasting

Op 9 november 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2006, 2007 en 2008 heeft gedaan, evenals onjuiste aangiften voor de vennootschapsbelasting van zijn bedrijf. De verdachte had de effectenrekeningen in privé geopend, maar deze als zakelijk vermogen in de jaarrekeningen van zijn bedrijf opgenomen, wat leidde tot een te laag aangegeven belastbaar bedrag. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bevestigd en de verweren van de verdediging verworpen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 150 uren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het belastingstelsel in overweging genomen, evenals de rol van de verdachte als bestuurder van zijn bedrijf en zijn verantwoordelijkheid voor de onjuiste aangiften.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004372-15
Uitspraak d.d.: 9 november 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 juli 2015 met parketnummer 05-980528-11 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 26 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden
Mr. F.G.L. van Ardenne en mr. R.J.E. Merkus, naar voren is gebracht.

3.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

3.1.
Door de verdediging is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard vanwege -kort weergegeven-:
a. schending van een met de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht strijdige vervolgingsbeslissing;
b. het handelen in strijd met de ATV-richtlijnen.
Door de hiervoor onder a. en b. genoemde schendingen, ieder afzonderlijk maar ook in onderlinge samenhang bezien dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van verdachte.
3.2
Ter onderbouwing van voornoemd standpunten wordt door de verdediging het volgende aangevoerd.
3.2.1.
Ad a.
De verdediging stelt zich op het standpunt, onder verwijzing naar hetgeen in de pleitnotities is aangevoerd, dat door de beslissing van het openbaar ministerie om de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , beiden werkzaam bij het kantoor [naam kantoor] te seponeren en daarentegen verdachte te vervolgen, het gelijkheidsbeginsel is geschonden en is gehandeld in strijd met het verbod op willekeur.
3.2.2
Ad b.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het nadeel dat de Staat heeft geleden € 0 dan wel hooguit € 83.365 heeft bedragen en dat daarom niet is voldaan aan de voorwaarden die in de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (hierna: de ATV-richtlijnen) van zowel 2006 als die van 2010 voor vervolging zijn gesteld.
De verdediging verwijst hiertoe naar een nadeelberekening die is gemaakt door
[naam] , advocaat-belastingdeskundige, welke berekening als productie 2 bij de pleitnotities van de verdediging is gevoegd.
3.3
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft betoogd dat het openbaar ministerie zich niet kan vinden in de aannames en veronderstellingen waarop de verdediging de verweren met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie stoelt en is van oordeel dat het openbaar ministerie geheel ontvankelijk is in de vervolging.
3.4
Overwegingen hof
3.4.1
Ad a.
Het is aan het openbaar ministerie om binnen de gegeven beleidsvrijheid – daargelaten de voor rechtstreeks belanghebbenden bestaande beklagmogelijkheden van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering – te beslissen of strafvervolging al dan niet opportuun is. Slechts indien het openbaar ministerie in redelijkheid niet tot vervolging had kunnen besluiten of wanneer anderszins sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijke procesorde kan het recht tot strafvervolging vervallen worden verklaard.
Aan het hof is in casu niet gebleken van enige strijd met het gelijkheidsbeginsel dan wel willekeur in het kader van de vervolging van verdachte. Het is denkbaar dat de betrokken medewerkers van [naam kantoor] strafrechtelijk waren vervolgd, maar hun positie is gezien in het geheel van feiten en omstandigheden anders dan die van verdachte. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de zaken van gelijke orde zijn aan die van verdachte, nu die medewerkers van [naam kantoor] zich in een andere situatie bevinden dan verdachte. Het was verdachte die opdracht gaf tot het zakelijk verwerken van de beleggingen en die een direct aanzienlijk financieel belang had bij de tenlastegelegde feiten. Nu er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, kan niet gezegd worden dat het openbaar ministerie door verdachte te vervolgen, gehandeld heeft in strijd met het verbod op willekeur. Het verweer wordt verworpen.
3.4.2
Ad b.
De verdachte wordt verdacht van overtredingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de officier van justitie zijn van belang de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten 2006 (ATV 2006) en de Aanmeldings-, Transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten 2010 (ATV 2010). Volgens de in de ATV 2010 opgenomen overgangsregeling behouden de ATV-richtlijnen 2006 voor zaken die voorafgaande aan 1 januari 2010 voor het selectieoverleg zijn aangemeld, hun geldigheid. In de richtlijnen wordt, op grond van de omvang van het fiscaal nadeel, aangegeven of in beginsel voor bestuurlijke dan wel strafrechtelijke afdoening wordt gekozen.
In het tripartiteoverleg van 18 mei 2011 is besloten om door de FIOD een strafrechtelijk onderzoek te doen instellen. Gelet hierop zijn de ATV-richtlijnen van 2010 van toepassing.
Volgens de ATV-richtlijnen 2010 liggen de grenzen voor het fiscale nadeel bij categorie I zaken tussen € 10.000,-- en € 125.000,-- en bij categorie II zaken op een nadeel van minimaal € 125.000,--. Bij de categorie I zaken wordt tot strafvervolging overgegaan indien naast het fiscale nadeel één van de in de ATV-richtlijnen opgenomen aspecten aan de orde is. Bij de categorie II zaken word bij overschrijding van het nadeel van € 125.000 in beginsel strafrechtelijk vervolgd.
De omvang van de te weinig geheven belasting moet worden bepaald aan de hand van de gegevens zoals die beschikbaar waren op het moment van het nemen van de vervolgingsbeslissing. Door de FIOD is berekend dat het nadeel voor de Belastingdienst
€ 183.419 bedroeg. Nu dit bedrag de grensbedragen van voornoemde ATV-richtlijnen ruimschoots overtreft, kon het Openbaar Ministerie tot strafvervolging van verdachte overgaan. Dat achteraf is gebleken dat het bedrag dat door de FIOD destijds is berekend wellicht naar beneden had moeten worden bijgesteld, doet daar niet aan af nu het hof geen reden heeft om aan te nemen (en deze ook door de verdediging niet is aangevoerd) dat het nadeelbedrag toen bewust en in strijd met de belangen van verdachte te hoog is vastgesteld. Ook het feit dat verdachte nadien met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten waardoor verdachte ruim € 118.000 aan de fiscus heeft betaald doet hier niet aan af. Bovendien is er in deze strafzaak ook nog sprake van vervolging voor het valselijk opmaken van verschillende rapporten met betrekking tot de jaarrekening van de vennootschap van verdachte over verschillende jaren, zodat er sprake is van een combinatie van fiscale delicten met een of meer niet-fiscale delicten als bedoeld in “5. Het nadeel en de overige aspecten” van de ATV-richtlijnen.
3.4.5
Conclusie
Gelet op het bovenstaande, ook in onderlinge samenhang bezien, verwerpt het hof de verweren van de verdediging. Derhalve is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

4.Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2008 tot en met 6 juli 2010 in de gemeente(n) Arnhem en/of Apeldoorn en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2006 en/of 2007 en/of 2008
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Arnhem en/of Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[bedrijf] te [plaats] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2008 tot en met 24 maart 2010 in de gemeente(n) Arnhem en/of Apeldoorn en/of [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting over het/de jaar/jaren 2006 en/of 2007 en/of 2008
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan,
immers heeft/hebben [bedrijf] te [plaats] en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Arnhem en/of Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 februari 2008 tot en met 10 januari 2012 in de gemeente [plaats] en/of te [rekeningnummer] , en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- het Rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] te [plaats] (p.839-845) en/of
- het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] te [plaats] (p.832-838) en/of
- het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] te [plaats] (p.825-831), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, of doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2006 989.315" vermeld (p.843) en/of
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2007 2.255.313" en/of "Effecten per 31 december 2006 989.315" vermeld (p.836) en/of
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2007 2.255.313" vermeld (p.836)
en/of zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Overweging met betrekking tot het bewijs

5.1
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
5.2
Het hof kan zich vinden in de navolgende bewijsoverweging van de feiten 1 tot en met 3 die de rechtbank in haar vonnis heeft opgenomen. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
5.2.1
De rechtbank heeft het volgende in het vonnis overwogen:
"Op 17.juni 1992 is [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) opgericht. Verdachte is bestuurder
(directeur, alleen/zelfstandig bevoegd) en enig aandeelhouder. [bedrijf] is gevestigd aan de
[adres] te [plaats] . Dit is tevens het adres van verdachte.
Op 1 maart 2006 heeft [bedrijf] een bedrag van € 1.255.500,- ontvangen op rekeningnummer
[rekeningnummer] bij [bank 2] (Hierna: [bank 2] ) in verband met de verkoop van een
aandelenbelang in [bedrijf] .
Verdachte heeft op eigen naam twee vermogensbeheerovereenkomsten gesloten: met [vermogensbeheerder]
(hierna: [vermogensbeheerder] ) te [plaats] per 4 maart 2006 voor het beheer van een rekening met nummer [rekeningnummer] ten name van verdachte en met [bank 1] (hierna: [bank 1] ) te ‘s-Hertogenbosch per 10 maart 2006 met een effectendepot met nummer [rekeningnummer] en een crediteringsrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van verdachte. In beide overeenkomsten is opgenomen dat [vermogensbeheerder] en [bank 1] voor rekening en risico van verdachte het vermogen beheren.
Op 7 maart 2006 heeft er een tweetal overboekingen plaatsgevonden van voornoemde rekening van [bank 2] van ieder € 250.000,- naar rekeningnummer [rekeningnummer] (beleggingsrekening [vermogensbeheerder] ) onder vermelding van “Value Investing [vermogensbeheerder] deel 1 en deel 2”.
Op 14 maart 2006 heeft er een tweetal overboekingen plaatsgevonden van voornoemde
rekening van [bank 2] van € 250.000,- en € 200.000,- naar rekeningnummer [rekeningnummer]
(crediteringsrekening [bank 1] ) onder vermelding van “Spoedoverboeking”.
[naam kantoor] (hierna: [naam kantoor] ), vestiging [plaats] , heeft voor [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 de administratie gedaan, de jaarrekeningen samengesteld en de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over deze jaren ingediend.
In de jaarrekeningen en aangiftes vennootschapsbelasting over de jaren 2006, 2007 en 2008 zijn de effectenrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] door [naam kantoor] als zakelijk vermogen aangemerkt en de diverse aan- en verkooptransacties met het geld op deze rekeningen in de B.V. verwerkt.
Het koersresultaat van de effecten over deze jaren was als volgt:
2006: € 37.527,-;
2007: € -245.221,-;
2008: € -185.204,-.
In het rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] , vastgesteld op 23 april 2008, is in de rubriek Activa bij Vlottende Activa “Effecten per 3 1 december 2006 989.315” vermeld.
In het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] , vastgesteld op 27 oktober 2008, is in de rubriek Activa bij Vlottende activa “Effecten per 31 december 2007 2.255.313” en “Effecten per 31 december 2006 989.315” vermeld.
In het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] , vastgesteld op 28 januari 2010, is in de rubriek Activa bij Vlottende activa “Effecten per 31 december 2007 2.255.313” vermeld.
De aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008, elektronisch verzonden door [naam kantoor] en binnengekomen bij de Centrale Administratie van de Belastingdienst in Apeldoorn op respectievelijk 17 juli 2008, 9 december 2008 en 24 maart 2010, zijn gebaseerd op voornoemde jaarrekeningen. In deze aangiftes zijn de effectenrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] opgevoerd als zakelijk vermogen.
In de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over de jaren 2006, 2007 en 2008,
elektronisch verzonden door [naam kantoor] en binnengekomen bij de bij de Centrale Administratie van de Belastingdienst in Apeldoorn op respectievelijk 17 juli 2008, 28 oktober 2008 en 6 juli 2010, zijn de op naam van verdachte staande beleggingsrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] niet opgenomen."
" De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de door verdachte geopende
effectenrekeningen mochten worden aangemerkt als zakelijk vermogen en als zodanig mochten worden opgenomen in de jaarrekeningen van [bedrijf] en de aangiftes vennootschapsbelasting (en dus niet in de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte).
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.
Zoals de rechtbank reeds onder ‘de feiten’ heeft vastgesteld heeft verdachte beide rekeningen in maart 2006 geopend op zijn eigen naam. Ook de vermogensbeheer-overeenkomsten die hij is aangegaan met [vermogensbeheerder] en [bank 1] staan op zijn naam en in beide overeenkomsten is opgenomen dat [vermogensbeheerder] en [bank 1] voor rekening en risico van verdachte het vermogen beheren. Uit niets blijkt dat er voor rekening en risico van [bedrijf] is belegd en dat [bedrijf] de rechthebbende is van de beleggingen.
Daarnaast hebben er diverse handelingen plaatsgevonden die wijzen op een aanwending van de effectenrekeningen in privé:
- Op 5 april 2006 is vanaf rekeningnummer [rekeningnummer] bij [bank 2] van [bedrijf] een bedrag van € 30.000,- overgemaakt naar de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] . De omschrijving luidt “lening privé”.
- Op 10 april 2006 is op de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] een bedrag gestort van €25.000,- vanaf rekeningnummer 380834316 op naam van verdachte en [naam] . De omschrijving luidt “ [verdachte] en/of Manager of funds”.
- Op 12 april 2006 is vanaf de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] een bedrag van € 55.000,- afgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer] (effectendepot [bank 1] ). De omschrijving luidt “ [verdachte] Uw opdracht.”
- Op 2 januari 2007 heeft verdachte een krediet afgesloten met een limiet van
€ 250.000,- bij [vermogensbeheerder] op basis van de bij de bank aangehouden effectenrekening. In de kredietofferte staat dat het krediet zal worden aangewend voor leverage van de effectenportefeuille en voor consumptieve doeleinden. Op 4 januari 2007 is een overeenkomst tot verpanding van effecten afgesloten tussen verdachte en [vermogensbeheerder] , waarbij de effecten die verdachte in depot had bij [vermogensbeheerder] , als zekerheid voor de geldlening, aan [vermogensbeheerder] in onderpand zijn gegeven.
In een mail van 19 december 2006 aan [naam] van [vermogensbeheerder] geeft verdachte aan dat het krediet bestemd is voor:
"1) nieuwe auto kost 200k (daar gaat 80 vanaf begin 2007 voor inruil
huidige auto)
2) ik wil volgend jaar nog paar verbouwingen doen aan mijn woning (denk
50k)
3) mijn schip krijgt nieuwe motor (40k)
4) vanuit [bedrijf] komt begin 2007 minimaal 120k dividend.
Kortom per saldo denk ik aan 100k consumptief en 150 extra portefeuille."
- Op 31 januari 2007 is vanaf de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer
[rekeningnummer] een bedrag van € 25.000,- overgemaakt naar rekeningnummer
[rekeningnummer] bij [bank 2] van [bedrijf] . De omschrijving luidt “rente aan [bedrijf]
2006."
Verdachte heeft gesteld dat de beleggingsrekeningen van aanvang af zakelijk zijn bedoeld
en enkel zakelijk zijn gebruikt. Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte
niet alleen de rekeningen en beleggingsovereenkomsten op eigen naam opende, maar ook dat verdachte in de daarop volgende periode de rekeningen en beleggingen voor privédoeleinden heeft gebruikt en dat daarop privétransacties hebben plaatsgevonden. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat in de jaarrekeningen van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 de effectenrekeningen ten onrechte zijn opgevoerd als zakelijk vermogen. In het verlengde hiervan is de rechtbank eveneens van oordeel dat de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over diezelfde jaren onjuist zijn gedaan, aangezien deze effectenrekeningen zijn opgevoerd als zakelijk vermogen en niet als vermogen in privé.
Als gevolg hiervan is in deze aangiftes een te laag belastbaar bedrag opgegeven, hetgeen er toe strekte dat er te weinig belasting werd geheven.
Opzet?
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van opzet bij
verdachte. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij zich altijd heeft laten bijstaan en
adviseren door [naam kantoor] en mocht vertrouwen op hun oordeel dat het aanmerken van de
effectenrekeningen als zakelijk vermogen mogelijk was.
Bij de beoordeling of verdachte (voorwaardelijk) opzettelijk heeft gehandeld, komt het pleitbare standpunt en de rol van de accountant in beeld. Bij die beoordeling speelt een rol in hoeverre verdachte op basis van verdedigbare of pleitbare standpunten, al dan niet versterkt door of gebaseerd op een standpunt van de behandelend accountant, redelijkerwijs kon en mocht menen dat de wijze waarop hij aangifte heeft gedaan, toelaatbaar was. Daarnaast is van belang of het pleitbare standpunt is gebaseerd op juiste en volledige, door de verdachte te verstrekken, feiten.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende feiten en omstandigheden:
- Verdachte heeft verklaard dat [naam kantoor] de aangifte vennootschapsbelasting van [bedrijf] deed. Verdachte tekende ze. Verdachte leverde de stukken bij [naam kantoor] aan en [naam kantoor] verwerkte de door hem aangeleverde stukken tot een jaarrekening en aangifte. [naam kantoor] is door hem gemachtigd om de aangifte vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangifte inkomstenbelasting van hemzelf te doen.
- In de conceptjaarrekening 2006 van [bedrijf] , opgesteld op 6 februari 2008, is op de balans per 31 december 2006 onder de post financiële vaste activa een lening u/g directie opgevoerd van € 950.000,-. Hierover is 4% rente berekend.
- In het werkdossier van [naam kantoor] inzake [bedrijf] is onder aantekening 2 inzake beleggingsrekeningen het volgende opgenomen:
“In maart 2006 wordt er van de opbrengst verkoop aandelen [verdachte] een bedrag van € 950.000 gestort op een beleggingsrekening van [verdachte] privé. Onduidelijk is of het een privé rekening of een zakelijke rekening is, ook al staat de rekening op de privé naam, het is toch te verdedigen dat het een zakelijke rekening is. Er dient dus een keuze gemaakt te worden. Bespreking met [verdachte] . Vooralsnog zakelijk aanhouden akkoord? Waarde per 31 december 2006 opnemen in de jaarrekening, nog muteren! [naam kantoor] , 19-3-2008."
- Getuige [medeverdachte 2] , registeraccountant bij [naam kantoor] , heeft verklaard dat hij de
jaarrekeningen van [bedrijf] heeft getekend. [medeverdachte 2] had een samenstellings-opdracht voor de jaarrekening. Dit betekent dat zij geen controle uitvoeren over de financiële gegevens, maar dat zij de jaarrekening samenstellen op basis van de gegevens die de directie aandraagt. Als je een vermoeden hebt dat er iets onjuist is, verricht je verder/nader onderzoek, bijvoorbeeld door het stellen van vragen.
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij de jaarrekening niet zelf maakte en dat hij daarom niet wist wat zij ten aanzien van deze klant (verdachte) deden. Petra [medeverdachte 1] heeft de conceptjaarrekening opgeleverd met de bespreekpunten. Soms geeft [medeverdachte 2] ook aan wat de bespreekpunten zijn, na ontvangst van de conceptjaarrekening. Ook kijkt hij het dossier vluchtig door. Bespreekpunten betreffen bespreekpunten extern met de klant.
Deze worden vastgelegd. Als de conceptjaarrekening klaar is wordt deze op kantoor
besproken met de klant. Er wordt geen uitgebreid verslag gemaakt. [medeverdachte 2] maakt krabbels bij de bespreekpunten.
Bij de bespreekpunten inzake [bedrijf] is ook iets opgemerkt over de beleggingsrekening. De exacte afwegingen weet [medeverdachte 2] niet meer, maar het was de bedoeling van verdachte om de beleggingen zakelijk te houden. Hij had begrepen van verdachte dat één van de redenen was dat het makkelijker was om een privérekening te openen. Dat was voor [medeverdachte 2] een aannemelijk verhaal. Hij heeft de overeenkomst waarbij deze aandelen werden overgedragen aan [bedrijf] niet gezien. Op grond van de argumenten van verdachte dat het de bedoeling was geweest dat de effecten zakelijk zouden zijn was [medeverdachte 2] van mening dat het te verdedigen was dat de effecten op de balans gezet zijn. Dit punt kwam voor het eerst onder zijn aandacht bij het samenstellen van de jaarrekening 2006 in april 2008. Bij twijfel over de verwerking van een bepaalde post vindt er overleg plaats met het
vaktechnisch bureau. Hier heeft dat overleg niet plaatsgevonden, omdat [medeverdachte 2] dat niet nodig achtte.
Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de rol van verdachte is dat hij uiteindelijk moet beslissen of de post effecten in de jaarrekening wordt opgenomen of niet. [medeverdachte 2] beoordeelt de argumenten van verdachte om het al dan niet op te nemen en neemt dan een beslissing of hij het met de verwerkingswijze akkoord gaat. Ten aanzien van de effecten heeft hij geen aanvullend onderzoek gedaan.
- Op 7 april 2008 heeft [medeverdachte 1] , werkzaam bij [naam kantoor] , een e-mail gestuurd aan verdachte met de volgende inhoud:
“Bijgaand tref je de jaarrekening 2006 aan van [verdachte] . Hierin hebben wij
de beleggingen op jouw verzoek zakelijk verwerkt.
- Getuige [medeverdachte 1] , AA accountant bij [naam kantoor] , heeft over bovenstaande mail verklaard dat zij deze mail gestuurd heeft. Voordat zij deze mail verstuurde moest deze goedgekeurd worden door haar baas. In deze mail kan gelezen worden dat de keuze om de beleggingen als zakelijk op te nemen is genomen door verdachte.
Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij administratief het aanspreekpunt was. Ze weet dat er bewust voor is gekozen om de beleggingen in de jaarstukken van [bedrijf] op te nemen. Administratief is de belegging vanaf 2006 als zakelijk geboekt. Deze administratie is echter pas in 2008 opgemaakt. De keuze is niet door haar gemaakt, zij heeft deze allemaal maar uitgevoerd. Degene die haar dit gevraagd heeft is haar leidinggevende (rechtbank: [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 1] is niet op de hoogte van een intern overleg.
Verdachte had aan [naam kantoor] een samenstellingsopdracht gegeven, wat betekent dat zij geen
controle uitvoerden over de financiële gegevens, maar dat zij de jaarrekening samenstelden op basis van de gegevens die verdachte aandroeg. Alleen bij het vermoeden van onjuistheden werd er nader onderzoek gedaan. [medeverdachte 2] heeft verklaard het dossier van [bedrijf] voor de bespreking van de jaarrekening 2006 met verdachte in april 2008 slechts vluchtig te hebben doorgekeken.
Tijdens de, enige, bespreking heeft verdachte aangegeven dat de beleggingsrekeningen als
zakelijk vermogen moesten worden opgevoerd in de jaarrekening. Verdachte heeft dit alleen
mondeling toegelicht en heeft geen nadere stukken ter onderbouwing overgelegd aan
[medeverdachte 2] . Noch zijn dergelijke stukken tijdens de bespreking tussen hen besproken.
Desondanks vond [medeverdachte 2] de verklaring van verdachte aannemelijk en heeft verdachte in zijn standpunt gevolgd zonder nadere informatie te winnen, het standpunt van verdachte te valideren, of alsnog om onderliggende stukken te vragen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden verdachte niet redelijkerwijs kon en mocht menen dat het aanmerken van de effectenrekeningen als zakelijk vermogen mogelijk was en in het verlengde hiervan de wijze waarop de aangiftes vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting zijn gedaan toelaatbaar was.
De rechtbank betrekt tevens bij haar oordeel dat op het moment dat verdachte de
vermogensbeheerovereenkomsten met [vermogensbeheerder] en [bank 1] heeft gesloten en de
beleggingsrekeningen heeft geopend zich ook niet heeft laten adviseren op dit punt.
Verdachte heeft immers verklaard dat hij de rekeningen op zijn eigen naam heeft geopend
omdat dit makkelijker was zonder er echt over te hebben nagedacht of dit fiscale
consequenties kon hebben.
Verdachte heeft door op deze wijze te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans
aanvaard dat de jaarrekeningen van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 onjuist en daarmee vervalst waren en dat de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes
inkomstenbelasting van verdachte over deze jaren onjuist waren."
5.3
Met betrekking tot het opzet van verdachte overweegt het hof naast hetgeen reeds door de rechtbank is overwogen het volgende:
Het hof acht het standpunt van verdachte dat hij niet met opzet heeft gehandeld maar slechts slordig is geweest niet aannemelijk.
De vermogensbeheerovereenkomsten die zijn aangegaan met [vermogensbeheerder] en [bank 1] zijn door verdachte in privé getekend (en niet als vertegenwoordiger/bestuurder van [bedrijf] ). Verdachte heeft deze overeenkomsten nooit aan [naam kantoor] laten zien. Nadat de verbalisant van de FIOD hem de vermogensbeheerovereenkomst aangegaan met van [bank 1] heeft laten zien, heeft [medeverdachte 2] hierover als volgt verklaard:
"Ik kan mij deze overeenkomst niet herinneren. Ik denk dat ik de overeenkomst nooit heb gezien. Bij het openen van de beleggingsrekening ben ik niet betrokken geweest."
en
"Als ik de overeenkomst bestudeer, zie ik dat het een overeenkomst is tussen de heer [verdachte] als privépersoon en [bank 1] over het beheren van effecten. Ook zie ik dat de naam [verdachte] hier niet in voorkomt. Deze overeenkomst is getekend door de heer [verdachte] . [verdachte] heeft niet (mee)ondertekend.
Na een bespreking met [naam kantoor] heeft verdachte aangegeven dat de beleggingsrekeningen
zakelijk verwerkt dienden te worden. Ondanks deze stellingname heeft verdachte niet op dat
moment alsnog zijn in privé gesloten beleggingsrekeningen zakelijk gemaakt.
5.4
De verdediging heeft met betrekking tot opzet van verdachte betoogd dat verdachte
een pleitbaar standpunt heeft, te weten dat het verdedigbaar is dat verdachte ten tijde van
het doen van de belastingaangiftes en het opstellen van de jaarrekeningen redelijkerwijs kon
en mocht menen dat hij juist handelde.
5.4.1
Het hof verwerpt het verweer.
Van een pleitbaar standpunt is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sprake indien naar objectieve maatstaven voor het ingenomen standpunt, ook al wordt dit ten slotte onjuist gevonden, zodanige argumenten zijn aan te voeren dat niet kan worden gezegd dat de betrokkene door het innemen van dat standpunt dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn opzet of grove schuld is te wijten dat te weinig belasting wordt geheven (vgl. onder meer HR 23 september 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5105, BNB 1993/193).
Hetgeen door en namens verdachte is betoogd brengt naar het oordeel van het hof geen pleitbaar standpunt met zich. Het hof heeft vastgesteld dat verdachte privé-beleggingsverliezen ten laste van de vennootschap heeft gebracht. Dergelijke verliezen kunnen op geen enkele wijze met terugwerkende kracht ten laste van het ondernemingsvermogen van een vennootschap worden gebracht en het staat de vennootschap ter zake van dergelijke door de verdachte in privé geleden verliezen niet vrij die tot de hare te rekenen.
5.5
De verdediging heeft op grond van feiten en omstandigheden als in de pleitnotities weergegeven betoogd dat de ten laste gelegde feiten nooit tot een te lage heffing van de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting zouden kunnen leiden. Daarom kan niet bewezen worden verklaard dat de feiten er toe strekken dat er te weinig belasting wordt geheven.
5.5.1
Het hof verwerpt ook dit verweer.
Het door de verdediging aangevoerde verweer brengt naar het oordeel van het hof niet mee, dat daarmee kan worden gezegd dat het doen van de onjuiste aangiften niet de strekking had dat te weinig belasting zou worden geheven. Voor de beantwoording van de vraag of de gestelde gedraging ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven - in dit geval het doen van onjuiste aangifte door middel van het inbrengen van de aandelen in de bv - is beslissend of de gedraging naar haar aard en in het algemeen geschikt was om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven. [1] Het met terugwerkende kracht inbrengen van de aandelen van privé naar zakelijk brengt naar haar aard en in het algemeen mee, dat alle vruchten en lasten van die aandelen met terugwerkende kracht worden afgewenteld op de besloten vennootschap, terwijl die vruchten en lasten niet tot het ondernemingsvermogen van de besloten vennootschap behoren. Uit de aard van die handelwijze vloeit voort dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat niet alleen ten onrechte de opbrengsten van die aandelen aan de besloten vennootschap worden toebedeeld doch ook dat ten onrechte de verliezen van die aandelen worden afgewenteld op de besloten vennootschap en dat daardoor de gerede mogelijkheid bestond dat er een te lage winst zou worden aangegeven. Daarnaast heeft verdachte de in privé beheerde effectenportefeuille niet opgenomen in zijn aangifte inkomstenbelasting. Hierdoor bestond de gerede mogelijkheid dat dit tot een tot een te lage heffing inkomstenbelasting zou kunnen leiden.
5.6
Het hof is anders dan de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 en 3 ten laste gelegde feiten samen met [medeverdachte 2] heeft gepleegd. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Wel beschouwt het hof ten aanzien van feit 3 verdachte als functioneel dader van het valselijk opmaken van de jaarrekeningen 2006, 2007 en 2008 door de opdracht te geven om de effectenportefeuilles in de jaarrekeningen van [bedrijf] op te nemen.
5.7
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten onder 1, 2 en 3 niet in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling. Zij spruiten immers niet voort uit één ongeoorloofd wilsbesluit aangezien er geen sprake is van gelijksoortigheid van handelingen en de tijdspanne tussen de handelingen niet als ‘kort’ in de zin van (de jurisprudentiële uitleg van) artikel 56 Sr. kan worden aangemerkt.

6.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 17 juli 2008 tot en met 6 juli 2010 in de gemeente
(n
) Arnhem en/ofApeldoorn en/of [plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens
)opzettelijk
(een
)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een
)aangifte
(n)voor de inkomstenbelasting over het
/dejaar
/jaren2006 en
/of2007 en
/of2008 onjuist
en/of onvolledigheeft/
hebbengedaan,
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens
)opzettelijk op
de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Arnhem en/ofApeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet
(ten)inkomstenbelasting over genoemd
(e
) jaar/jaren
(telkens
)een te laag belastbaar bedrag,
althans (telkens) een te laag bedrag aan belastingopgegeven, terwijl dat feit
(telkens
)ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[bedrijf] te [plaats] op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 17 juli 2008 tot en met 24 maart 2010 in de gemeente
(n
) Arnhem en/ofApeldoorn en/of [plaats] en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens
)opzettelijk
(een
)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een
)aangifte
(n)voor de vennootschapsbelasting over het
/dejaar
/jaren2006 en
/of2007 en
/of 2008 onjuist
en/of onvolledigheeft
/hebbengedaan,
immers heeft [bedrijf] te [plaats]
en/of haar mededader(s) (telkens
)opzettelijk op
de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Arnhem en/ofApeldoorn
(elektronisch
)ingeleverde aangiftebiljet
(ten)vennootschapsbelasting over genoemd
(e
) jaar/jaren
(telkens
)een te laag belastbaar bedrag,
althans (telkens) een te laag bedrag aan belastingopgegeven,
terwijl dat feit
(telkens
)ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte
(telkens
)feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 6 februari 2008 tot en met 10 januari 2012 in de gemeente [plaats] en/of te [rekeningnummer] ,
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- het Rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] te [plaats]
(p.839-845)en
/of
- het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] te [plaats]
(p.832-838)en
/of
- het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] te [plaats]
(p.825-831),
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft
/hebbenopgemaakt
of vervalst, of doen opmaken of doen vervalsen, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens)valselijk
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2006 989.315" vermeld
(p.843)en
/of
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2007 2.255.313" en/of "Effecten per 31 december 2006 989.315" vermeld
(p.836)en
/of
- in het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] te [plaats] in de rubriek Activa bij Vlottende activa "Effecten per 31 december 2007 2.255.313" vermeld (
p.836)
en/ofzulks
(telkens
)met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

9.Oplegging van straf en/of maatregel

9.1
Het standpunt van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling over te gaan tot een
schuldigverklaring zonder strafoplegging. Verdachte heeft de Belastingdienst niet doelbewust willen benadelen en heeft daarnaast al een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Belastingdienst.
9.3
Overweging hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. Door aldus te handelen heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat de overheid (mogelijk) te weinig inkomsten uit belastingen heeft genoten. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. Daarnaast heeft verdachte jaarrekeningen die dienden ter staving van terug te ontvangen omzetbelasting vals opgemaakt. Voor het systeem van belastingheffing is het van essentieel belang dat de Belastingdienst vertrouwen kan stellen in de juistheid van bepaalde geschriften.
Verdachte heeft als
core businesshet rendabel maken van verlieslijdende ondernemingen. Verdachte mag dan bekend worden geacht met fiscale regelgeving. Daarnaast rekent het hof verdachte aan dat hij ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven voor zijn handelen verantwoordelijkheid te willen nemen. Verdachte vindt slechts dat hij wat dom is geweest.
Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het hof is van oordeel dat voor afdoening van de bewezenverklaarde feiten in beginsel niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Een schuldig verklaren zonder opleggen van straf of maatregel als door de verdediging verzocht doet geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft het hof naast vorenstaande in het voordeel
van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor
strafbare feiten en niet is gebleken dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten wederom de fout in is gegaan. Ook houdt het hof rekening met de ouderdom van het feit en het feit verdachte met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten waardoor het nadeel van de Staat (deels) is gecompenseerd.
Alles afwegende zal het hof verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een werkstraf van 150 uren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. H.H.M. van Dijk, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 9 november 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Foppen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 9 november 2016.
Tegenwoordig:
mr. A.H. Garos, voorzitter,
mr. C.L. van Kooten, advocaat-generaal,
T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte
[verdachte],
geboren te Rotterdam op [1963] ,
wonende te [woonplaats] ,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.HR 26 juni 2001, LJN ZD2493