5.2.1De rechtbank heeft het volgende in het vonnis overwogen:
"Op 17.juni 1992 is [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) opgericht. Verdachte is bestuurder
(directeur, alleen/zelfstandig bevoegd) en enig aandeelhouder. [bedrijf] is gevestigd aan de
[adres] te [plaats] . Dit is tevens het adres van verdachte.
Op 1 maart 2006 heeft [bedrijf] een bedrag van € 1.255.500,- ontvangen op rekeningnummer
[rekeningnummer] bij [bank 2] (Hierna: [bank 2] ) in verband met de verkoop van een
aandelenbelang in [bedrijf] .
Verdachte heeft op eigen naam twee vermogensbeheerovereenkomsten gesloten: met [vermogensbeheerder]
(hierna: [vermogensbeheerder] ) te [plaats] per 4 maart 2006 voor het beheer van een rekening met nummer [rekeningnummer] ten name van verdachte en met [bank 1] (hierna: [bank 1] ) te ‘s-Hertogenbosch per 10 maart 2006 met een effectendepot met nummer [rekeningnummer] en een crediteringsrekening met nummer [rekeningnummer] ten name van verdachte. In beide overeenkomsten is opgenomen dat [vermogensbeheerder] en [bank 1] voor rekening en risico van verdachte het vermogen beheren.
Op 7 maart 2006 heeft er een tweetal overboekingen plaatsgevonden van voornoemde rekening van [bank 2] van ieder € 250.000,- naar rekeningnummer [rekeningnummer] (beleggingsrekening [vermogensbeheerder] ) onder vermelding van “Value Investing [vermogensbeheerder] deel 1 en deel 2”.
Op 14 maart 2006 heeft er een tweetal overboekingen plaatsgevonden van voornoemde
rekening van [bank 2] van € 250.000,- en € 200.000,- naar rekeningnummer [rekeningnummer]
(crediteringsrekening [bank 1] ) onder vermelding van “Spoedoverboeking”.
[naam kantoor] (hierna: [naam kantoor] ), vestiging [plaats] , heeft voor [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 de administratie gedaan, de jaarrekeningen samengesteld en de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over deze jaren ingediend.
In de jaarrekeningen en aangiftes vennootschapsbelasting over de jaren 2006, 2007 en 2008 zijn de effectenrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] door [naam kantoor] als zakelijk vermogen aangemerkt en de diverse aan- en verkooptransacties met het geld op deze rekeningen in de B.V. verwerkt.
Het koersresultaat van de effecten over deze jaren was als volgt:
2006: € 37.527,-;
2007: € -245.221,-;
2008: € -185.204,-.
In het rapport inzake de jaarrekening 2006 van [bedrijf] , vastgesteld op 23 april 2008, is in de rubriek Activa bij Vlottende Activa “Effecten per 3 1 december 2006 989.315” vermeld.
In het Rapport inzake de jaarrekening 2007 van [bedrijf] , vastgesteld op 27 oktober 2008, is in de rubriek Activa bij Vlottende activa “Effecten per 31 december 2007 2.255.313” en “Effecten per 31 december 2006 989.315” vermeld.
In het Rapport inzake de jaarrekening 2008 van [bedrijf] , vastgesteld op 28 januari 2010, is in de rubriek Activa bij Vlottende activa “Effecten per 31 december 2007 2.255.313” vermeld.
De aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008, elektronisch verzonden door [naam kantoor] en binnengekomen bij de Centrale Administratie van de Belastingdienst in Apeldoorn op respectievelijk 17 juli 2008, 9 december 2008 en 24 maart 2010, zijn gebaseerd op voornoemde jaarrekeningen. In deze aangiftes zijn de effectenrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] opgevoerd als zakelijk vermogen.
In de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over de jaren 2006, 2007 en 2008,
elektronisch verzonden door [naam kantoor] en binnengekomen bij de bij de Centrale Administratie van de Belastingdienst in Apeldoorn op respectievelijk 17 juli 2008, 28 oktober 2008 en 6 juli 2010, zijn de op naam van verdachte staande beleggingsrekeningen in beheer bij [vermogensbeheerder] en [bank 1] niet opgenomen."
" De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de door verdachte geopende
effectenrekeningen mochten worden aangemerkt als zakelijk vermogen en als zodanig mochten worden opgenomen in de jaarrekeningen van [bedrijf] en de aangiftes vennootschapsbelasting (en dus niet in de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte).
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hiertoe als volgt.
Zoals de rechtbank reeds onder ‘de feiten’ heeft vastgesteld heeft verdachte beide rekeningen in maart 2006 geopend op zijn eigen naam. Ook de vermogensbeheer-overeenkomsten die hij is aangegaan met [vermogensbeheerder] en [bank 1] staan op zijn naam en in beide overeenkomsten is opgenomen dat [vermogensbeheerder] en [bank 1] voor rekening en risico van verdachte het vermogen beheren. Uit niets blijkt dat er voor rekening en risico van [bedrijf] is belegd en dat [bedrijf] de rechthebbende is van de beleggingen.
Daarnaast hebben er diverse handelingen plaatsgevonden die wijzen op een aanwending van de effectenrekeningen in privé:
- Op 5 april 2006 is vanaf rekeningnummer [rekeningnummer] bij [bank 2] van [bedrijf] een bedrag van € 30.000,- overgemaakt naar de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] . De omschrijving luidt “lening privé”.
- Op 10 april 2006 is op de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] een bedrag gestort van €25.000,- vanaf rekeningnummer 380834316 op naam van verdachte en [naam] . De omschrijving luidt “ [verdachte] en/of Manager of funds”.
- Op 12 april 2006 is vanaf de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer [rekeningnummer] een bedrag van € 55.000,- afgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer] (effectendepot [bank 1] ). De omschrijving luidt “ [verdachte] Uw opdracht.”
- Op 2 januari 2007 heeft verdachte een krediet afgesloten met een limiet van
€ 250.000,- bij [vermogensbeheerder] op basis van de bij de bank aangehouden effectenrekening. In de kredietofferte staat dat het krediet zal worden aangewend voor leverage van de effectenportefeuille en voor consumptieve doeleinden. Op 4 januari 2007 is een overeenkomst tot verpanding van effecten afgesloten tussen verdachte en [vermogensbeheerder] , waarbij de effecten die verdachte in depot had bij [vermogensbeheerder] , als zekerheid voor de geldlening, aan [vermogensbeheerder] in onderpand zijn gegeven.
In een mail van 19 december 2006 aan [naam] van [vermogensbeheerder] geeft verdachte aan dat het krediet bestemd is voor:
"1) nieuwe auto kost 200k (daar gaat 80 vanaf begin 2007 voor inruil
huidige auto)
2) ik wil volgend jaar nog paar verbouwingen doen aan mijn woning (denk
50k)
3) mijn schip krijgt nieuwe motor (40k)
4) vanuit [bedrijf] komt begin 2007 minimaal 120k dividend.
Kortom per saldo denk ik aan 100k consumptief en 150 extra portefeuille."
- Op 31 januari 2007 is vanaf de crediteringsrekening bij [bank 1] met nummer
[rekeningnummer] een bedrag van € 25.000,- overgemaakt naar rekeningnummer
[rekeningnummer] bij [bank 2] van [bedrijf] . De omschrijving luidt “rente aan [bedrijf]
2006."
Verdachte heeft gesteld dat de beleggingsrekeningen van aanvang af zakelijk zijn bedoeld
en enkel zakelijk zijn gebruikt. Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte
niet alleen de rekeningen en beleggingsovereenkomsten op eigen naam opende, maar ook dat verdachte in de daarop volgende periode de rekeningen en beleggingen voor privédoeleinden heeft gebruikt en dat daarop privétransacties hebben plaatsgevonden. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat in de jaarrekeningen van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 de effectenrekeningen ten onrechte zijn opgevoerd als zakelijk vermogen. In het verlengde hiervan is de rechtbank eveneens van oordeel dat de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes inkomstenbelasting van verdachte over diezelfde jaren onjuist zijn gedaan, aangezien deze effectenrekeningen zijn opgevoerd als zakelijk vermogen en niet als vermogen in privé.
Als gevolg hiervan is in deze aangiftes een te laag belastbaar bedrag opgegeven, hetgeen er toe strekte dat er te weinig belasting werd geheven.
Opzet?
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van opzet bij
verdachte. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij zich altijd heeft laten bijstaan en
adviseren door [naam kantoor] en mocht vertrouwen op hun oordeel dat het aanmerken van de
effectenrekeningen als zakelijk vermogen mogelijk was.
Bij de beoordeling of verdachte (voorwaardelijk) opzettelijk heeft gehandeld, komt het pleitbare standpunt en de rol van de accountant in beeld. Bij die beoordeling speelt een rol in hoeverre verdachte op basis van verdedigbare of pleitbare standpunten, al dan niet versterkt door of gebaseerd op een standpunt van de behandelend accountant, redelijkerwijs kon en mocht menen dat de wijze waarop hij aangifte heeft gedaan, toelaatbaar was. Daarnaast is van belang of het pleitbare standpunt is gebaseerd op juiste en volledige, door de verdachte te verstrekken, feiten.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende feiten en omstandigheden:
- Verdachte heeft verklaard dat [naam kantoor] de aangifte vennootschapsbelasting van [bedrijf] deed. Verdachte tekende ze. Verdachte leverde de stukken bij [naam kantoor] aan en [naam kantoor] verwerkte de door hem aangeleverde stukken tot een jaarrekening en aangifte. [naam kantoor] is door hem gemachtigd om de aangifte vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangifte inkomstenbelasting van hemzelf te doen.
- In de conceptjaarrekening 2006 van [bedrijf] , opgesteld op 6 februari 2008, is op de balans per 31 december 2006 onder de post financiële vaste activa een lening u/g directie opgevoerd van € 950.000,-. Hierover is 4% rente berekend.
- In het werkdossier van [naam kantoor] inzake [bedrijf] is onder aantekening 2 inzake beleggingsrekeningen het volgende opgenomen:
“In maart 2006 wordt er van de opbrengst verkoop aandelen [verdachte] een bedrag van € 950.000 gestort op een beleggingsrekening van [verdachte] privé. Onduidelijk is of het een privé rekening of een zakelijke rekening is, ook al staat de rekening op de privé naam, het is toch te verdedigen dat het een zakelijke rekening is. Er dient dus een keuze gemaakt te worden. Bespreking met [verdachte] . Vooralsnog zakelijk aanhouden akkoord? Waarde per 31 december 2006 opnemen in de jaarrekening, nog muteren! [naam kantoor] , 19-3-2008."
- Getuige [medeverdachte 2] , registeraccountant bij [naam kantoor] , heeft verklaard dat hij de
jaarrekeningen van [bedrijf] heeft getekend. [medeverdachte 2] had een samenstellings-opdracht voor de jaarrekening. Dit betekent dat zij geen controle uitvoeren over de financiële gegevens, maar dat zij de jaarrekening samenstellen op basis van de gegevens die de directie aandraagt. Als je een vermoeden hebt dat er iets onjuist is, verricht je verder/nader onderzoek, bijvoorbeeld door het stellen van vragen.
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat hij de jaarrekening niet zelf maakte en dat hij daarom niet wist wat zij ten aanzien van deze klant (verdachte) deden. Petra [medeverdachte 1] heeft de conceptjaarrekening opgeleverd met de bespreekpunten. Soms geeft [medeverdachte 2] ook aan wat de bespreekpunten zijn, na ontvangst van de conceptjaarrekening. Ook kijkt hij het dossier vluchtig door. Bespreekpunten betreffen bespreekpunten extern met de klant.
Deze worden vastgelegd. Als de conceptjaarrekening klaar is wordt deze op kantoor
besproken met de klant. Er wordt geen uitgebreid verslag gemaakt. [medeverdachte 2] maakt krabbels bij de bespreekpunten.
Bij de bespreekpunten inzake [bedrijf] is ook iets opgemerkt over de beleggingsrekening. De exacte afwegingen weet [medeverdachte 2] niet meer, maar het was de bedoeling van verdachte om de beleggingen zakelijk te houden. Hij had begrepen van verdachte dat één van de redenen was dat het makkelijker was om een privérekening te openen. Dat was voor [medeverdachte 2] een aannemelijk verhaal. Hij heeft de overeenkomst waarbij deze aandelen werden overgedragen aan [bedrijf] niet gezien. Op grond van de argumenten van verdachte dat het de bedoeling was geweest dat de effecten zakelijk zouden zijn was [medeverdachte 2] van mening dat het te verdedigen was dat de effecten op de balans gezet zijn. Dit punt kwam voor het eerst onder zijn aandacht bij het samenstellen van de jaarrekening 2006 in april 2008. Bij twijfel over de verwerking van een bepaalde post vindt er overleg plaats met het
vaktechnisch bureau. Hier heeft dat overleg niet plaatsgevonden, omdat [medeverdachte 2] dat niet nodig achtte.
Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat de rol van verdachte is dat hij uiteindelijk moet beslissen of de post effecten in de jaarrekening wordt opgenomen of niet. [medeverdachte 2] beoordeelt de argumenten van verdachte om het al dan niet op te nemen en neemt dan een beslissing of hij het met de verwerkingswijze akkoord gaat. Ten aanzien van de effecten heeft hij geen aanvullend onderzoek gedaan.
- Op 7 april 2008 heeft [medeverdachte 1] , werkzaam bij [naam kantoor] , een e-mail gestuurd aan verdachte met de volgende inhoud:
“Bijgaand tref je de jaarrekening 2006 aan van [verdachte] . Hierin hebben wij
de beleggingen op jouw verzoek zakelijk verwerkt.
- Getuige [medeverdachte 1] , AA accountant bij [naam kantoor] , heeft over bovenstaande mail verklaard dat zij deze mail gestuurd heeft. Voordat zij deze mail verstuurde moest deze goedgekeurd worden door haar baas. In deze mail kan gelezen worden dat de keuze om de beleggingen als zakelijk op te nemen is genomen door verdachte.
Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij administratief het aanspreekpunt was. Ze weet dat er bewust voor is gekozen om de beleggingen in de jaarstukken van [bedrijf] op te nemen. Administratief is de belegging vanaf 2006 als zakelijk geboekt. Deze administratie is echter pas in 2008 opgemaakt. De keuze is niet door haar gemaakt, zij heeft deze allemaal maar uitgevoerd. Degene die haar dit gevraagd heeft is haar leidinggevende (rechtbank: [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 1] is niet op de hoogte van een intern overleg.
Verdachte had aan [naam kantoor] een samenstellingsopdracht gegeven, wat betekent dat zij geen
controle uitvoerden over de financiële gegevens, maar dat zij de jaarrekening samenstelden op basis van de gegevens die verdachte aandroeg. Alleen bij het vermoeden van onjuistheden werd er nader onderzoek gedaan. [medeverdachte 2] heeft verklaard het dossier van [bedrijf] voor de bespreking van de jaarrekening 2006 met verdachte in april 2008 slechts vluchtig te hebben doorgekeken.
Tijdens de, enige, bespreking heeft verdachte aangegeven dat de beleggingsrekeningen als
zakelijk vermogen moesten worden opgevoerd in de jaarrekening. Verdachte heeft dit alleen
mondeling toegelicht en heeft geen nadere stukken ter onderbouwing overgelegd aan
[medeverdachte 2] . Noch zijn dergelijke stukken tijdens de bespreking tussen hen besproken.
Desondanks vond [medeverdachte 2] de verklaring van verdachte aannemelijk en heeft verdachte in zijn standpunt gevolgd zonder nadere informatie te winnen, het standpunt van verdachte te valideren, of alsnog om onderliggende stukken te vragen.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden verdachte niet redelijkerwijs kon en mocht menen dat het aanmerken van de effectenrekeningen als zakelijk vermogen mogelijk was en in het verlengde hiervan de wijze waarop de aangiftes vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting zijn gedaan toelaatbaar was.
De rechtbank betrekt tevens bij haar oordeel dat op het moment dat verdachte de
vermogensbeheerovereenkomsten met [vermogensbeheerder] en [bank 1] heeft gesloten en de
beleggingsrekeningen heeft geopend zich ook niet heeft laten adviseren op dit punt.
Verdachte heeft immers verklaard dat hij de rekeningen op zijn eigen naam heeft geopend
omdat dit makkelijker was zonder er echt over te hebben nagedacht of dit fiscale
consequenties kon hebben.
Verdachte heeft door op deze wijze te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans
aanvaard dat de jaarrekeningen van [bedrijf] over de jaren 2006, 2007 en 2008 onjuist en daarmee vervalst waren en dat de aangiftes vennootschapsbelasting van [bedrijf] en de aangiftes
inkomstenbelasting van verdachte over deze jaren onjuist waren."