In deze zaak gaat het om een incident ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat is ingediend door de werknemer, [geïntimeerde], die in eerste aanleg zijn loonvorderingen toegewezen kreeg. De werknemer had echter verzuimd te vorderen dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad werden verklaard. In hoger beroep vraagt hij het hof om deze uitvoerbaarheid alsnog te verklaren. Het hof wijst de vordering toe voor de veroordeling tot betaling van loon en het verstrekken van bruto-netto specificaties, maar verklaart de veroordeling tot betaling van de wettelijke verhoging niet uitvoerbaar bij voorraad. Dit besluit is genomen na een belangenafweging, waarbij het hof rekening houdt met het restitutierisico dat de werkgever, Sing's B.V., vreest. De werkgever wordt niet in de kosten van het incident veroordeeld, omdat de werknemer in eerste aanleg heeft verzuimd om de uitvoerbaarheid bij voorraad te vorderen, waardoor partijen hun eigen kosten moeten dragen.
De procedure in eerste aanleg begon met een vordering van [geïntimeerde] tegen Sing's B.V. over achterstallig loon. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat de werknemer recht had op betaling van loon over verschillende periodes, maar de werknemer had in eerste instantie niet om uitvoerbaarheid bij voorraad gevraagd. In het hoger beroep heeft de werknemer zijn vorderingen herhaald en de werkgever heeft verweer gevoerd. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de loonvorderingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden, maar niet de wettelijke verhoging, om het restitutierisico voor de werkgever te beperken. De kosten van het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.