Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
De Staat der Nederlanden(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf),
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de memorie van grieven,
3 juni 2014 voor zover daarbij de vordering van de Staat is toegewezen en de vordering van de Staat alsnog af te wijzen met veroordeling van de Staat in de kosten van beide procedures.
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.Debeoordelingvanhetgeschilinhogerberoep
“Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.”[pachter] voert aan dat hij het verschuldigde vrijwel direct na ontvangst van de dagvaarding heeft betaald inclusief rente en kosten. Verder voert hij aan dat er vanaf 1972 een pachtovereenkomst tussen hem en de Staat bestaat en dat er tot 2011 nimmer betalingsproblemen zijn geweest. Wegens zijn echtscheiding heeft [pachter] moeilijkheden gehad aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Daarnaast voert [pachter] aan dat hij voornemens is zijn bedrijf te verkopen en dat hij in 2012 en 2013 onderhandelingen heeft gevoerd met onder meer de Staat over pachtoverneming. Daarnaast waren er liquiditeitsproblemen omdat subsidiegelden voor rietland achteraf werden betaald en [pachter] moest voorfinancieren. Tot slot wijst hij op de financiële gevolgen. [pachter] zal geen veehouder meer kunnen zijn omdat hij onvoldoende land overhoudt bij ontbinding van de pachtovereenkomst. Ook kan hij geen mais meer verbouwen voor de verkoop. Meer dan de helft van zijn inkomsten zal wegvallen. Daarnaast moeten de bedrijfsgebouwen fors worden afgewaardeerd. Het hof begrijpt dat [pachter] zich erop beroept dat de tekortkoming, gezien haar geringe betekenis en de gevolgen die ontbinding zal meebrengen, in het licht van de overige omstandigheden van het geval, de ontbinding van de pachtovereenkomst niet rechtvaardigt.
€ 1.920 aan griffierecht en op € 1.788 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.