ECLI:NL:GHARL:2016:8865

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2016
Publicatiedatum
7 november 2016
Zaaknummer
WAHV 200.181.637t
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door kantonrechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 16 oktober 2015 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend. De betrokkene doet een beroep op doorbreking van het appelverbod, omdat de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De betrokkene stelt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat hij te goeder trouw wachtte op een gemotiveerde beslissing op het administratief beroep. Hij ontving een brief van het CJIB waarin verwezen werd naar een andere, separaat verzonden brief, die hij niet heeft ontvangen.

Het hof overweegt dat artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) hoger beroep mogelijk maakt in gevallen waarin de sanctie ten minste € 71,- bedraagt of wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet (of niet tijdig) stellen van zekerheid. Het hof concludeert dat het hoger beroep ontvankelijk is, omdat de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens te late indiening.

Het hof stelt vast dat de beslissing van de officier van justitie niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, omdat de betrokkene de ontvangst van de afzonderlijk verzonden motivering betwist en er geen deugdelijke verzendadministratie bestaat. Hierdoor heeft de betrokkene niet de mogelijkheid gehad om beroepsgronden in te dienen tegen de beslissing van de officier van justitie. Het hof geeft de griffier opdracht om de betrokkene een afschrift van de beslissing van de officier van justitie toe te zenden en stelt de betrokkene in de gelegenheid om binnen vier weken zijn eventuele bezwaren tegen deze beslissing te formuleren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Uitspraak

WAHV 200.181.637
7 november 2016
CJIB 177874515
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 16 oktober 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene doet een beroep op doorbreking van het appelverbod.
2. Artikel 14 van de WAHV bepaalt dat hoger beroep in WAHV-zaken mogelijk is in gevallen waarin de sanctie ten minste € 71,- bedraagt alsmede in gevallen waarin de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet (of niet tijdig) stellen van zekerheid. Het is vaste jurisprudentie van het hof dat, kort gezegd, eveneens hoger beroep mogelijk is wanneer – zoals in het onderhavige geval – de sanctie niet meer dan € 70,- bedraagt en de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens te late indiening daarvan (vgl. het arrest van het hof van 2 augustus 2000, vindplaats op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHLEE:2000:ZJ0034). Het hoger beroep is dan ook ontvankelijk.
3. De betrokkene stelt dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als er al sprake is van termijnoverschrijding, dan is deze verschoonbaar. De betrokkene wachtte namelijk te goeder trouw op een (gemotiveerde) beslissing op het administratief beroep. In de brief die de betrokkene van het CJIB ontving, werd voor de beslissing op het beroep verwezen naar een andere, separaat verzonden brief. Die brief heeft de betrokkene niet bereikt.
4. Artikel 7:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt ten aanzien van de bekendmaking van een beslissing op administratief beroep het volgende in:
1. De beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
(…)
3. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht (…).
5. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de officier van justitie op 14 mei 2014 heeft beslist op het beroep tegen de inleidende beschikking. Bij de stukken bevindt zich een afschrift van een brief van het CJIB van 14 mei 2014, gericht aan de betrokkene, getiteld ‘beslissing van de officier van justitie’. De brief houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“De officier van justitie heeft naar aanleiding van uw beroep de volgende beslissing genomen: de officier van justitie heeft op het beroep, ingesteld tegen bovengenoemde beschikking, beslist. Voor de inhoud en motivering van de beslissing wordt verwezen naar de door de officier van justitie afzonderlijk verzonden motivering.”
6. In voornoemde brief van 14 mei 2014 is geen beslissing opgenomen, zodat dit stuk niet kan worden aangemerkt als beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Nu de betrokkene de ontvangst van de afzonderlijk verzonden motivering betwist en er geen deugdelijke verzendadministratie bestaat waarmee de daadwerkelijke verzending van die brief kan worden geverifieerd (vgl. het arrest van het hof van 8 juni 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2015:4145), is de beslissing van de officier van justitie niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
7. Aan de betrokkene is niet de beslissing van de officier van justitie verstrekt, zodat hij tegen die beslissing redelijkerwijs geen beroepsgronden heeft kunnen indienen. In aanmerking genomen dat de betrokkene om behandeling van het beroep door het hof heeft verzocht, zal het hof de griffier van het hof opdracht geven de betrokkene een afschrift van deze beslissing toe te zenden en de betrokkene in de gelegenheid stellen om binnen vier weken na toezending daarvan zijn eventuele bezwaren tegen de beslissing van de officier van justitie te formuleren.
8. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
geeft de griffier van het hof opdracht als hiervoor vermeld;
stelt de betrokkene in de gelegenheid om
binnen vier wekenna toezending door de griffier van het hof van de beslissing van de officier van justitie (aanvullende) beroepsgronden in te dienen tegen die beslissing;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.