ECLI:NL:GHARL:2015:4145

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juni 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
WAHV 200.141.337
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Dijkstra
  • mr. Zomer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzending van motivering van beslissing door CVOM in WAHV-zaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2013. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het niet volgen van de richting op een kruispunt, welke gedraging zou zijn verricht op 18 januari 2012. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep betoogd dat de kantonrechter ten onrechte de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd, omdat de motivering van de beslissing volgens de vaste werkwijze van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) aan de betrokkene was verzonden.

Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal beoordeeld en verwees naar een eerder arrest waarin werd vastgesteld dat de werkwijze van de CVOM niet voldoende aannemelijk maakt dat de motivering daadwerkelijk is verzonden. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet voldoende bewijs had geleverd om te twijfelen aan de ambtsedige verklaring van de verbalisant, die stelde dat de betrokkene de verkeersregels had overtreden door niet de juiste voorsorteerstrook te volgen. De betrokkene had aangevoerd dat hij met zijn lange voertuig de bocht naar links niet correct kon nemen zonder de naastgelegen rijstrook te gebruiken, maar het hof oordeelde dat deze verklaring niet overtuigend was.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor betrokkene om voldoende bewijs te leveren als zij de juistheid van een ambtsedige verklaring willen betwisten. De uitspraak is gedaan door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Zomer als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.141.337
8 juni 2015
CJIB 160521007
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 8 oktober 2013
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [naam] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard en aan de betrokkene een proceskostenvergoeding toegekend. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte heeft vernietigd nu uit de stukken van het dossier blijkt dat de motivering van de beslissing van de officier bij brief van 15 oktober 2012 zowel naar de gemachtigde als naar de betrokkene is verzonden. Volgens de advocaat-generaal mag, gelet op de vaste werkwijze van de CVOM, worden aangenomen dat die brieven daadwerkelijk zijn verzonden en had het op de weg van de gemachtigde gelegen om de ontvangst daarvan op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen.
2. In aanmerking genomen het arrest van het hof van 1 april 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:GHARL:2015:2418, verwerpt het hof het verweer van de advocaat-generaal. Het hof heeft in genoemd arrest overwogen dat, anders dan in het geval van zekerheidsbrieven, gelet op de werkwijze van de CVOM, uit de omstandigheid dat een verzuimbrief van de CVOM zich in het dossier van het hof bevindt, niet meer blijkt dan dat die brief is aangemaakt. Gesteld noch gebleken is dat de werkwijze ten aanzien van de verzending van de motivering van de beslissing van de officier van justitie afwijkt van de werkwijze ten aanzien van verzuimbrieven. Gelet daarop is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voormelde brief van 15 oktober 2012 daadwerkelijk naar de gemachtigde is verzonden.
3. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 220,- opgelegd ter zake van “op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook aangeeft”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 januari 2012 om 17:44 uur op de Vrijheidslaan te Amsterdam.
4. Door en namens de betrokkene is ontkend dat de gedraging is verricht. Daartoe is aangevoerd dat de betrokkene met zijn voertuig op het voorsorteervak voor links afslaand verkeer stond. Hij wilde de bocht naar links nemen. Omdat de lengte van zijn bus 7 meter bedraagt moest de betrokkene "een beetje uithalen" om de bocht te kunnen nemen. Op dat moment kwam een ongeduldige automobilist links van hem voorbij rijden. Volgens de gemachtigde heeft de betrokkene wel gebruik moeten maken van het voorsorteervak voor rechtdoor om linksaf te kunnen slaan.
5. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De gemachtigde heeft een verklaring overgelegd van de passagier van de betrokkene.
6. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Betrokkene maakte gebruik van de voorsorteerstrook met een pijl die wees in de richting rechtdoor. Vervolgens sloeg de betrokkene ineens linksaf. Tijdens het afslaan veroorzaakte betrokkene gevaar voor overig verkeer, op het nippertje is er een aanrijding voorkomen.”
7. Het hof ziet in hetgeen door en namens de betrokkene is aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat voertuigen met een lengte van 7 meter niet zo uitzonderlijk zijn dat deze bij het nemen van een bocht naar links genoodzaakt zouden zijn ook de naast gelegen rijstrook te gebruiken. De betrokkene heeft erkend dat een voertuig hem ter linkerzijde is gepasseerd. Reeds die omstandigheid maakt voldoende aannemelijk dat het voertuig van de betrokkene op de strook voor rechtdoorgaand verkeer heeft gereden om zich vervolgens naar de rijstrook voor links afslaand verkeer te begeven. Dat het voertuig eerst de rijstrook voor linksafslaand verkeer zou hebben gebruikt - hetgeen niet blijkt uit de verklaring van de verbalisant - doet aan het voorgaande niet af nu de betrokkene in dat geval twee keer van rijstrook zou zijn gewisseld.
8. Gelet op het hiervoor overwogene stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Voor vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Zomer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.