Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.WS B.V., voorheen Waterhuizen B.V.,2. WSY B.V., voorheen Groningen Shipyard B.V.,
appellanten,
WS c.s., en afzonderlijk:
WSdan wel Waterhuizen, respectievelijk
WSYdan wel
Groningen Shipyard,,
FNV,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2. De vaststaande feiten
Tegen de vaststelling van die feiten zijn geen grieven gericht en het hof is ook niet gebleken van bezwaren daartegen, met dien verstande dat het hof niet is gebleken dat de door de Inspectie SZW aan Groningen Shipyard opgelegde boete (zie hierna onder 2.11) ook is opgelegd aan Waterhuizen en BMS. Aangevuld met enkele feiten die in hoger beroep zijn gebleken, luiden de feiten als volgt.
Verder vermeldt het uittreksel als internet adres van Waterhuizen: www.groningen-shipyard.nl. Van Groningen Shipyard is geen internet adres opgenomen.
Het vorenstaande is, voor zover in deze zaak van belang, niet van toepassing indien de werkgever in de ondernemingsraad aantoont dat sprake is van aanneming van werk, waarbij de werkzaamheden worden verricht door personeel in dienst van de betreffende (onder)aannemer en waarbij:
a.) de (onder)aannemer aansprakelijk is voor het opgeleverde werk en
b.) de werknemers onder rechtstreeks toezicht en verantwoordelijkheid van de (onder)aannemer staan, en
c.) de (onder) aannemer economisch risico loopt ten aanzien van prijs, kwaliteit of levertijd.
(zevende lid).
WSY c.s. hebben geen ondernemingsraad.
Mag deze constructie in het kader van de cao?
Wordt de Arbeidstijdenwet overtreden?
Mag men werknemers woonruimte bieden op de werf?
Zijn de ingehuurde krachten daadwerkelijk ZZP-ers, voeren ze bijvoorbeeld een eigen boekhouding?Wij hebben geprobeerd hier zelfstandig onderzoek naar te doen, maar hebben dit inmiddels gestaakt, opdat wij zien dat sinds ons gesprek u gewoon doorgaat met deze constructie en zelfs verder gaat door huisvesting aan te bieden op het terrein. Inmiddels is een medewerker die bezwaar maakt op non-actief gezet en is er een ontslagprocedure gestart.Dit maakt dat wij ons onderzoek uit handen hebben gegeven aan onafhankelijke instanties, zijnde de Arbeidsinspecties en de SNCU (Naleving Uitzendbranche). Wij hebben begrip voor het gegeven dat er vanuit een faillissement is doorgestart met het bedrijf. Werkgelegenheid is een groot goed. Als wij de gang van zaken volgen, willen wij ook graag verbeteringen zien en aangezien wij alleen verslechteringen constateren, hebben wij onze vraag bij de officiële instanties neergelegd.”
GSY wishes to subcontract part of the work arising from the Contract to Protowin;(…)
Article 11.1
GSY assigns hereby Protowin, as Protowin accepts, to carry out the work arising out of the Contract in accordance with the provisions as further specified in Annex 1 hereto.Article 2(…)
2.2
This agreement may furthermore be terminated in accordance with the provision contained in article 408 of book 7 of the Dutch Civil Code(…)
Article 33.1
In consideration of Protowin performing its obligations in accordance with this Agreement, GSY shall pay Protowin fees as set out in Annex 1.(…)
Article 44.1
The work will be carried out at the yard of GSY in [C] , the Netherlands.Article 55.1 GSY accepts no liability whatsoever for any claim from any party connected with the work Protowin has carried out in the scope of this contract. Protowin shall indemnify and hold harmless GSY from and against any claim from Hogau or any other party, in connection with or related to he work Protowin has carried out in the scope of this contract. GSY will be reimbursed on the first demand.5.2 GSY is entitled to set off claims of Hogau or any other party with fees due to Protowin and with any other claim GSY has on Protowin.”Het Annex 1. waarnaar in de (raam)overeenkomsten wordt verwezen is (ook in hoger beroep) niet overgelegd.
“(…)
Place of work: GSC GRONINGEN, NetherlandsGroningen Scheepsbouw Combinatie BV, [a-straat] 7F, [C] , Netherlands(…)
Term of the AgreementThe term of this Agreement shall be for a period of 1 (one) year, commencing on the 11th of July 2011, and terminating at 10th of July 2012, subject, however, to prior terminiation as provided in this Agreement.
Conditions(…)
c) The Employee shall not be allowed to change Employer and place of employment during the validity of this Agreement.(…)
3. Emoluments, hours of work, and fringe benefitsThe Employer shall pay to the Employee, while this Agreement is in force, a gross salary of Euro 1360 per month, which represent 170 hours of work. The netto wage shall be paid by the Employer in first 15 days of next month.”De bepalingen in dit contract komen overeen met bepalingen in andere, niet geanonimiseerde contracten met andere arbeidskrachten.
2.9 Op 7 december 2012 heeft de gemachtigde van FNV aan (het toenmalige) Waterhuizen en Groningen Shipyard onder meer het volgende geschreven:
“01. Who are we?BRIGHT MARITIME SERVICES has developed a new Division of STEEL CONSTRUCTIONS AND SHIPYARDS subcontracting services in response to market dynamics ans cyclical instabilities in the North European shipbuilding and repairing industryOur core business is to recruit, train, retain and deploy highly skilled shipyard personel in order to fulfil our present and future Partners’ needs to raise their productivity through improved quality, efficiency and cost reduction across their workforces.02. What do we offer?(..)
We provide highly experienced and qualified shipyard personnel(…)
To ensure Bright Maritime Services outplace the best professionals,(…)
Shipyard personnel our Company is recruiting and sourcing include:
Welders
Platers
Pipe Fitters(…)
03 Are we authorized(…)
Our legal department commitment is to have all aspects fulfilled before any deployment of personnel”.2.11 In mei 2013 heeft de Inspectie SZW een boete van € 1.336.000,- opgelegd aan Groningen Shipyard wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: Wav) en de Wet minimumloon en minimum vakantietoeslag. Artikel 2 Wav verbiedt een werkgever om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. De boete is opgelegd op basis van een door de arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW opgemaakt boeterapport d.d. 11 februari 2013.
Volgens dat rapport zouden in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2012,
167 vreemdelingen met de Roemeense nationaliteit via BMS voor WSY werkzaamheden als onder meer lasser, plaatwerker, monteur of scheepsbouwer hebben verricht, terwijl voor die werkzaamheden geen tewerkstellingsvergunningen waren afgegeven.
In de beroepsprocedure voor de afdeling bestuursrecht van de rechtbank Noord-Nederland heeft de bestuursrechter bij uitspraak van 4 december 2014 het beroep tegen die boete gegrond verklaard. In de kern heeft de bestuursrechter overwogen dat voor de vraag of sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, Wav bepalend is onder wiens toezicht en leiding de vreemdelingen de werkzaamheden feitelijk hebben verricht. Daarbij rust op de minister van SZW de bewijslast dat de Roemeense werknemers onder de feitelijke controle en toezicht van Groningen Shipyard B.V. vielen. Naar het oordeel van de bestuursrechter heeft de minister die stelling onvoldoende onderbouwd.
Deze beslissing van de bestuursrechter is echter in hoger beroep op 16 september 2015 vernietigd door de Raad van State (ECLI:NL:RvS:2015:2877). Het door Groningen Shipyard tegen de boete ingestelde beroep is alsnog ongegrond verklaard. De Raad van State heeft daartoe, samengevat, overwogen dat uitgegaan kan worden van de juistheid van het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende boeterapport en de bij dat rapport gevoegde vragenformulieren en verklaringen. Naar het oordeel van de Raad van State heeft de minister met die bescheiden aangetoond dat de vreemdelingen onder toezicht en leiding van Groningen Shipyard hebben gewerkt en was de minister bevoegd tot het opleggen van de boete.
Verder heeft hij overwogen dat door Waterhuizen en Groningen Shipyard niet is aangetoond dat sprake is van overeenkomsten van aanneming, dat de Roemeense werklieden ook te weinig betaald krijgen in vergelijking tot de CAO en dat Waterhuizen en Groningen Shipyard niet aan hun vergewisplicht hebben voldaan. De vorderingen van FNV zijn toegewezen, waarbij de door Waterhuizen en Groningen Shipyard aan FNV te betalen schadevergoeding is bepaald op € 40.000,-.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
zeven grieven(genummerd I t/m VII).
4.4 De grief faalt. De hiervoor onder 2.2 en 2.13 vermelde vaststaande feiten duiden op een zodanige verwevenheid tussen WS en WSY –hetzelfde vestigingsadres, (grotendeels) dezelfde bedrijfsomschrijving en dezelfde (middellijk) bestuurders- dat daar in beginsel het vermoeden aan kan worden ontleend dat zij zich naar buiten toe als één onderneming hebben gepresenteerd. Daar komt bij dat WSY c.s. tijdens de comparitie in hoger beroep hebben verklaard dat het personeel van WS (hoofdzakelijk) de administratie en boekhouding van WSY verzorgde en van het bouwproces het logistieke gedeelte. Dit bevestigt en versterkt het beeld van twee ondernemingen die gezamenlijk optrekken en zich naar buiten toe als één geheel presenteren.
Feiten en omstandigheden die aan dat beeld afbreuk doen zijn niet aangevoerd en evenmin gebleken. In die situatie kunnen WSY c.s. zich er jegens derden (i.e. FNV) niet met vrucht op beroepen dat voor de ontvankelijkheid van een vordering onderscheid in de rechtspersonen moet worden gemaakt. De kantonrechter heeft derhalve terecht de vordering ook jegens WS ontvankelijk verklaard. Volledigheidshalve merkt het hof hierbij op dat bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil de vraag dient te worden beantwoord of de vordering jegens WS ook toewijsbaar is. Zo zal van vereenzelviging van rechtspersonen eerst sprake zijn als misbruik wordt gemaakt van het identiteitsverschil tussen deze rechtspersonen en dat hetgeen met zodanig misbruik werd beoogd in rechte niet behoeft te worden gehonoreerd (HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 en HR 7 oktober 2016 ECLI:NL:HR:2016:2285).
grief III, waarin WSY c.s. zich onder andere richten tegen de vaststelling van de kantonrechter dat de Roemeense werknemers te weinig betaald kregen.
Daarmee staat genoegzaam vast dat de beloning van Roemeense werknemers niet tenminste gelijk was aan de beloning van de CAO.
De bewijslast daarvan rust op WSY c.s. nu het zesde lid van artikel 9.2 van de CAO is geformuleerd als een uitzondering op de hoofdregel dat het gebruik maken van werknemers van wie de arbeidsvoorwaarden niet voldoen aan de CAO beëindigd dient te worden, en WSY c.s. zich erop beroepen dat die uitzondering zich hier voordoet.
De (raam)overeenkomsten wijzen weliswaar in de richting dat de Roemeense arbeidskrachten hun werkzaamheden verrichtten op basis van overeenkomsten van (onder)aanneming tussen WSY en BMS, maar vooralsnog staat niet vast dat de werkzaamheden feitelijk ook op basis van aangenomen werk werden uitgevoerd. Zo ontbreken duidelijke (schriftelijke) offerte- en oplevertrajecten met betrekking tot de afzonderlijke, binnen het kader van de raamovereenkomsten (beweerdelijk) tot stand gekomen (onder)aannemingsovereenkomsten en staat in het bijzonder niet vast dat, zoals kenmerkend is voor werkzaamheden die in (onder)aanneming worden verricht, BMS zelf verantwoordelijk was voor de wijze van uitvoering van de werkzaamheden door haar Roemeense werknemers, dat zij zelf ook leiding gaf aan haar werknemers en ook zelf het risico droeg van de door haar werknemers uitgevoerde werkzaamheden.
Weliswaar komt aan die uitspraak geen gezag van gewijsde toe in de onderhavige procedure, maar het illustreert wel dat vooralsnog (bepaald) niet vast staat dat de Roemeense arbeidskrachten hun werkzaamheden voor Groningen Shipyard ook daadwerkelijk verrichtten op basis van aangenomen werk (en niet als uitzendkrachten).
5.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wensen te leveren, zij die stukken op de roldatum dinsdag 29 november 2016 in het geding dienen brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zullen opgeven op de
roldatum van dinsdag 15 november 2016, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
verwijst de zaak naar de roldatum van dinsdag 29 november 2016 voor akte aan de zijde van WSY c.s. houdende het in het geding brengen van het boeterapport met bijlagen van