In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin het beroep van belanghebbende tegen de beschikking van de heffingsambtenaar over de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak niet-ontvankelijk werd verklaard. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 386.000, welke waarde later werd verlaagd naar € 383.000 na bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende heeft zijn beroep bij de rechtbank ingetrokken, maar stelt dat deze intrekking onder voorwaarden heeft plaatsgevonden, wat door de heffingsambtenaar wordt betwist. Tijdens de zitting bij de rechtbank op 1 juni 2015 heeft belanghebbende verklaard dat hij zijn beroep wilde intrekken, maar dat dit was gebaseerd op afspraken die hij met de heffingsambtenaar had gemaakt. Het Hof oordeelt dat de intrekking van het beroep rechtsgeldig was, maar dat deze niet onder voorwaarden was gedaan. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen.