ECLI:NL:GHARL:2016:8630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
21-002013-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen door gebrek aan onderzoek naar herkomst crimineel geld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 6 april 2016. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 14 oktober 2016, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.C. Vingerling.

De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een boksbeugel en het verwerven van een Audi A5 en een Cartier horloge, terwijl de verdachte wist dat deze voorwerpen uit een misdrijf afkomstig waren. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie en de politie onvoldoende onderzoek hadden gedaan naar de herkomst van de voorwerpen, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het witwassen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het tweede tenlastegelegde feit, terwijl het eerste feit wel bewezen werd verklaard.

De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 170 en drie dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebrek aan betaling. Het hof gelastte tevens de teruggave van het in beslag genomen Cartier horloge aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter mr. R. de Groot was, bijgestaan door mr. J.A.W. Lensing en mr. J.M.J. Denie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002013-16
Uitspraak d.d.: 28 oktober 2016
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 april 2016 met parketnummer 16-038940-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 oktober 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 5 oktober 2015 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een of meer wapens van categorie 1, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 25 augustus 2015 tot en met 5 oktober 2015, te Nieuwegein, althans in Nederland, (telkens) een voorwerp, te weten een Audi A5 (kenteken [kenteken] ) en/of een horloge (merk Cartier), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten die Audi en/of dat horloge gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het bewijs

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting van het hof betoogd dat de staande houding van verdachte onrechtmatig is geweest. De politie heeft haar bevoegdheid ontleend aan artikel 5:19 van de Algemene wet bestuur (hierna Awb). De politie is echter niet gerechtigd gebruik te maken van bevoegdheden uit de Awb omdat zij niet kan worden aangemerkt als toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb. Het ten aanzien van de feiten 1 en 2 verkregen bewijs dient ten gevolge hiervan te worden uitgesloten.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd, mede in aanmerkingen genomen de omstandigheden waaronder de politie is overgaan tot de staande houding van verdachte, dat er wel degelijk sprake is geweest van een rechtmatige staande houding.
Het oordeel van het hof
Het gevoerde verweer houdt slechts in dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in
art. 359a Sv en dat zulks tot bewijsuitsluiting moet leiden, maar over het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel is niets aangevoerd. Het hof verwerpt het verweer (zie o.m. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:542).
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Dat onder een verdachte aangetroffen voorwerpen "uit enig misdrijf afkomstig zijn”, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010: BM0787, NJ 2010/456, rov. 2.5).
Ervan uitgaande dat de door het OM aangevoerde omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft gehad - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn, heeft verdachte – zoals dat in dat geval van hem mag worden verlangd – weerlegd en hij heeft een verklaring gegeven voor de herkomst van de gelden waarmee de voorwerpen zijn aangeschaft.
Nu de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van de geldbedragen door een met stukken onderbouwde uitleg daarvan en van het verband met de voorwerpen te geven, kan niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn, nu het openbaar ministerie en de politie geen enkel onderzoek hebben gedaan naar hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks5 oktober 2015 te Nieuwegein,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,een
of meerwapen
svan categorie 1, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 170,-- (honderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een horloge, merk Cartier.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. J.M.J. Denie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,
en op 28 oktober 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 28 oktober 2016.
Tegenwoordig:
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.