Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
1.[geïntimeerde 1] ,
2.[geïntimeerde 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- Naar aanleiding van een onderzoek door de FIOD naar de vijf restaurants die [geïntimeerde 1] samen met zijn zus exploiteerde, zijn aan [geïntimeerde 1] over de periode 1997 tot en met 2004 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd voor een totaalbedrag van ongeveer 1,2 miljoen euro. Deze aanslagen staat inmiddels onherroepelijk vast. Tot op heden is het niet gelukt dit bedrag op [geïntimeerde 1] te verhalen.
- Het faillissement van de vijf restaurants eind 2003/begin 2004 en het persoonlijke faillissement van [geïntimeerde 1] d.d. 13 oktober 2004, zijn door [geïntimeerde 1] steeds als argument gebruikt om de belastingschulden, deels ontstaan als gevolg van fraude, onbetaald te laten. Uit het faillissement van [geïntimeerde 1] , dat heeft voortgeduurd tot 28 maart 2008, heeft de Belastingdienst destijds een bedrag van € 19.700,- ontvangen.
- Het is zeer aannemelijk dat [geïntimeerde 1] veel meer vermogen heeft dat hij doet voorkomen en in staat moet worden geacht (een deel van) zijn belastingschuld te voldoen. Zo zijn er in het kader van het FIOD-onderzoek tijdens een huiszoeking bij de vader van [geïntimeerde 1] effectenportefeuilles aangetroffen ter waarde van 31 miljoen gulden. De Ontvanger was hiermee niet bekend. Op basis van mededelingen van de belastingadviseur van de familie [geïntimeerde 1] en van de vader van [geïntimeerde 1] moet worden aangenomen dat de effectenportefeuilles toebehoren aan de familie. Aan [geïntimeerde 1] , zijn vader en zijn zus zijn navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1997 tot en met 2007 tot een totaalbedrag van € 5.332.564,-. [geïntimeerde 1] , zijn vader en zijn zus hebben bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. Deze bezwaarprocedures lopen nog.
- Alle pogingen ten spijt om meer informatie te verkrijgen over de effectenportefeuilles weigert [geïntimeerde 1] tot op heden de Belastingdienst inzage in deze effectenportefeuilles.
- Omdat [geïntimeerde 1] bleef weigeren informatie over zijn daadwerkelijke vermogenspositie te verstrekken en de navorderingsaanslagen onbetaald liet, heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, bij vonnis in kort geding van 11 juli 2013 [geïntimeerde 1] bevolen de dwangbevelen te voldoen en bepaald dat, indien [geïntimeerde 1] daarmee in gebreke blijft, het vonnis uitvoerbaar zal zijn bij lijfsdwang tot aan de dag dat [geïntimeerde 1] voor de betaling van de genoemde belastingschulden zal zorgdragen of aan de Belastingdienst zodanige inlichtingen zal verschaffen dat de Belastingdienst kan oordelen tot welke betalingen [geïntimeerde 1] redelijkerwijs geacht kan worden in staat te zijn. Aan de lijfsdwang is een maximum van een jaar verbonden.
- Nadat [geïntimeerde 1] van 22 augustus 2013 tot en met 9 oktober 2014 zijn gevangenisstraf had uitgezeten wegens een veroordeling voor het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften en het opzettelijk niet nakomen van verplichtingen ingevolge de Coördinatiewet Sociale Verzekering, is de Ontvanger in gesprek met [geïntimeerde 1] getreden om afspraken te maken over de nakoming van het kortgedingvonnis. Deze hebben tot niets geleid. [geïntimeerde 1] is nog steeds in gebreke met betaling van zijn belastingschuld en het verstrekken van de gevraagde informatie.
- De Ontvanger is inmiddels meer dan een jaar bezig met het actief opsporen van [geïntimeerde 1] hem door lijfsdwang aan het vonnis te laten voldoen. Tot op heden is het niet gelukt [geïntimeerde 1] aan te houden.
- [geïntimeerde 1] heeft in 2015 getracht aan de Ontvanger te ontkomen door zelf zijn faillissement aan te vragen. Nadat de behandeling van dit verzoek herhaaldelijk was uitgesteld, is dit verzoek bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 januari 2016 afgewezen. Bij beschikking van dit hof van 7 april 2016 is dit vonnis bekrachtigd.
- De Ontvanger was onbekend met het verzoek van [geïntimeerde 2] , de ex-echtgenote van [geïntimeerde 1] , dat heeft geleid tot het faillissement van [geïntimeerde 1] .
- [geïntimeerde 2] heeft en had ten tijde van het faillissementsverzoek geen opeisbare vordering op [geïntimeerde 1] . Anders dan de rechtbank overweegt, kan de vordering van [geïntimeerde 2] niet zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de in het eerdere faillissement van [geïntimeerde 1] gehouden verificatievergadering. Het faillissement van [geïntimeerde 1] is immers begin 2008 vereenvoudigd afgewikkeld. In dat geval vindt er ingevolge artikel 137a lid 3 Faillisementswet (Fw) geen verificatievergadering plaats. Daarmee komt de basis van het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [geïntimeerde 2] vaststaat te ontbreken.
- [geïntimeerde 2] heeft, al dan niet in samenspraak met [geïntimeerde 1] , misbruik heeft gemaakt van bevoegdheid door het faillissement van [geïntimeerde 1] uit te lokken met geen ander doel dan het voorkomen van lijfsdwang. [geïntimeerde 2] heeft geen redelijk belang bij een faillissement van [geïntimeerde 1] .
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn weliswaar gescheiden, maar de indruk bestaat bij de Ontvanger dat de echtscheiding is gebruikt om vermogen van [geïntimeerde 1] te onttrekken aan het verhaal van de schuldeisers. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] leven nog steeds op goede voet met elkaar. [geïntimeerde 1] werkt in de restaurants van [geïntimeerde 2] en komt zeer regelmatig bij [geïntimeerde 2] thuis. Het pand waarin [geïntimeerde 1] woont, is eigendom van [geïntimeerde 2] . Er is sprake van een zakelijke en persoonlijke verbondenheid tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .
- een door de Ontvanger geconstateerde fiscale fraude door [geïntimeerde 1] (en zijn zus) in de jaren 1994 tot begin 2004,
- hierop gebaseerde navorderingsaanslagen IB tot een totaalbedrag van ruim 1,2 miljoen euro,
- een strafrechtelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] voor onder meer het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes voorwaardelijk,
- betalingsonmacht waarop [geïntimeerde 1] zich bleef beroepen terwijl bij een huiszoeking door de FIOD bij Luttmers vader, die twee kinderen nalaat, drie effectenportefeuilles van de familie [geïntimeerde 1] werden aangetroffen met een gezamenlijke waarde van 31 miljoen gulden,
- het voortdurend weigeren door [geïntimeerde 1] om informatie aan de Belastingdienst te verstrekken aan de hand waarvan zijn vermogenspositie kan worden vastgesteld, en
- het voorkomen door [geïntimeerde 1] dat de lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.