Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Samen Veilig Flevoland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
9 december 2015. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, kosten rechtens.
5.De motivering van de beslissing
zo is, met de rechtbank, ook het hof van oordeel. Het ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn (zoals in artikel 1:266 BW bedoeld) is voor een kind de periode van onzekerheid die het kan overbruggen, zonder verdergaande ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling, over de vraag in welk gezin hij verder zal opgroeien. Hiervoor zijn geen precieze algemene termijnen te geven.
zoals [de minderjarige] , in een pleeggezin is geplaatst:
te worden toegekend;
de omstandigheden van dit geval, het gezag van de moeder dient te worden beëindigd.
Het hof overweegt daartoe als volgt. Namens de moeder is gesteld dat zij de afgelopen
jaren op verschillende leefgebieden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
een verzoek tot beëindiging van haargezag over [de minderjarige] heeft ingediend. Echter, gelet op het bepaalde in artikel 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind staan bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het gezag van de ouders de belangen van het kind voorop. Het kind dat niet verblijft in het eigen gezin heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in de alternatieve leefsituatie en duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief. [de minderjarige] , thans twaalf jaar oud, is uit huis geplaatst toen hij vier jaar oud was. [de minderjarige] was destijds angstig, had driftbuien en vertoonde gedragsproblemen (op school). [de minderjarige] werd blootgesteld aan het psychotische gedrag van de moeder, groeide geïsoleerd op en ging in de laatste periode dat hij bij zijn moeder woonde niet naar school. [de minderjarige] is vervolgens in 2008 uit huis geplaatst, waarop eind 2011 aan
hem is kenbaar gemaakt dat hij zal opgroeien in het pleeggezin. Gebleken is dat deze duidelijkheid over zijn opvoedingsperspectief een positief effect heeft gehad op de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] is minder boos en angstig geworden en gaat sindsdien
met meer plezier naar de bezoekmomenten met de moeder. [de minderjarige] kan goed meekomen op school, is leergierig en maakt positief contact met leeftijdsgenoten. De school van [de minderjarige] omschrijft hem als een vrolijke, sociale jongen, maar wel met concentratiemoeilijkheden. [de minderjarige] kan soms nog angstig overkomen en zich in nieuwe situaties vastklampen aan de pleegouders. Verder is gebleken dat [de minderjarige] het moeilijk vindt om over zijn gevoelens te praten en dat hij soms moeite heeft met inslapen. [de minderjarige] is erg gevoelig voor verandering.
Dit blijkt uit angstig en onrustig gedrag. [de minderjarige] is, als gevolg van zijn belaste voorgeschiedenis, nog steeds kwetsbaar en heeft daarom meer dan gemiddeld behoefte
aan structuur en voorspelbaarheid.
Naar is gebleken kunnen de pleegouders hem dit bieden en kunnen zij aansluiten bij wat [de minderjarige] nodig heeft en tegemoet komt aan zijn ontwikkelingsbehoeften. [de minderjarige] woont inmiddels ruim zeven jaar bij de pleegouders en is aan hen gehecht geraakt. [de minderjarige] heeft
de moeder, terwijl het perspectief van [de minderjarige] blijvend bij de pleegouders ligt, tot gevolg zou hebben dat de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing jaarlijks zouden dienen te worden verlengd, hetgeen veel onrust en onzekerheid met zich brengt. Een en ander klemt te meer nu [de minderjarige] dit jaar twaalf jaar is geworden en hij bij een verzoek tot verlenging van de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (telkens) zal worden opgeroepen om hierover te worden gehoord. Het hof acht dit niet in het belang van [de minderjarige] . Voorts geldt dat de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in beginsel van tijdelijke aard dienen te zijn en die tijdelijkheid pastniet bij de huidige situatie, waarin duidelijk is dat [de minderjarige] ’s belang gelegen is een bestendiging van het verblijf bij de pleegouders.
de moeder goed blijft, zo hebben zij ter zitting van het hof aangegeven. De moeder heeft daarnaast nog steeds recht op informatie over belangrijke feiten en omstandigheden met betrekking tot (de ontwikkeling van) [de minderjarige] .
6.De slotsom
7.De beslissing
9 december 2015.
I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 20 oktober 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.