ECLI:NL:GHARL:2016:8202

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
200.105.074/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsoverdracht van onderdelen van een kas en de gevolgen van eigendomsvoorbehoud

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep tussen Coöperatieve Rabobank Emmen-Coevorden U.A. en Karlies Beheer B.V. De zaak betreft de vraag of een leverancier van onderdelen van een kas aanspraak kan maken op het door haar gemaakte eigendomsvoorbehoud. Het hof heeft vastgesteld dat een watergeefinstallatie een bestanddeel van een kas is geworden, waardoor het eigendomsvoorbehoud van de leverancier is uitgewerkt. De scherminstallatie en belichtingsinstallatie zijn daarentegen geen bestanddeel van de kas gebleven en zijn roerende zaken gebleven. De door de leverancier geleverde onderdelen zijn naar verkeersopvatting bestanddeel geworden van de installaties, waardoor het eigendomsvoorbehoud van de leverancier ook hier is uitgewerkt. Het hof concludeert dat de leverancier zich niet kan beroepen op het eigendomsvoorbehoud tegenover de bank, nu de eigendom van de onderdelen is overgegaan op de eigenaar van de installaties. Het hof heeft de vorderingen van Karlies afgewezen en de vorderingen van Rabobank toegewezen, inclusief de kosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.105.074/01
(zaaknummer rechtbank Assen 82464/HA ZA 10-776)
arrest van 11 oktober 2016
in de zaak van
Coöperatieve Rabobank Emmen-Coevorden U.A.,
gevestigd te [A] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Rabobank,
advocaat: mr. J. Knotter, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
Karlies Beheer B.V.,
gevestigd te [B] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Karlies,
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 21 april 2015 hier over.
1.2
Ingevolge het vermelde tussenarrest hebben de door het hof benoemde deskundigen een schriftelijk deskundigenbericht opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.
1.3
Daarna heeft Karlies een memorie na deskundigenbericht genomen en Rabobank een antwoordmemorie na deskundigenbericht, gevolgd door een akte uitlating productie, tevens houdende verzoek tot descente van Karlies.
1.4
Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.
2.
De verdere beoordeling van de grieven en de vordering in het principaal hoger beroep
2.1
Het hof heeft bij arrest van 21 april 2015 ing. [C] MSc registertaxateur, ing. [D] gewasdeskundige en ing. [E] technisch-deskundige, benoemd tot deskundigen en hen een negental vragen, genummerd a. tot en met i. voorgelegd. De deskundigen hebben deze vragen beantwoord in hun rapport van 12 januari 2016. Het hof zal hieronder de vragen en de daarop door de deskundigen gegeven antwoorden weergeven.
2.2
Vraag a.
Van welke installaties dient een kas ten minste te zijn voorzien om als kas voor het telen van enig gewas in het algemeen te kunnen functioneren?
"Antwoord a:
Vanuit de basis bestaat een kas minimaal uit de glasopstand (opstal met bedekking die zonlicht doorlaat), die is voorzien van een luchtingssysteem en een watergeefsysteem in enigerlei vorm. Alle aanleg van overige installaties is afhankelijk van de teelt die men in de kas verbouwt."
2.3
Vraag b.
Welke installaties dienen aanvullend te worden aangebracht om een kas geschikt te maken voor het telen van orchideeën?
"Antwoord b:
Om een kas geschikt te maken voor de teelt van Orchideeën dienen de volgende installaties extra te worden aangebracht:
• Verwarming
• Koeling
• Belichting
• Scherming
o Energie
o Teveel aan licht reduceren
o Uitstraling van licht geproduceerd door belichting te voorkomen
• Watergeefinstallatie (indien de huidige niet toereikend is)
• Container/tafel systeem
• Intern transport"
2.4
Vraag c.
Is de door [F] geleverde beluchtingsinstallatie, inclusief toebehoren en regelapparatuur noodzakelijk voor het telen van enig gewas in deze kas in het algemeen, of is deze installatie specifiek aangebracht voor het telen van orchideeën?
"Antwoord c:
De in vraag c genoemde beluchting blijkt tijdens het bedrijfsbezoek waarbij alle partijen aanwezig waren, geen beluchtingsinstallatie te zijn, maar een scherminstallatie.
Een scherminstallatie is niet noodzakelijk voor alle gewassen, maar wel voor het telen van verwarmde gewassen (energiebesparing), licht gevoelige gewassen (fel zonlicht wegschermen) en teelten met belichting (voldoen aan de wettelijke uitstraling-regelgeving). Door de hoge kosten van energie is verwarmd telen zonder schermdoek economisch niet haalbaar. Voor de teelt van Orchideeën die veel energie vragen is een schermdoek daardoor noodzakelijk. Orchideeën zijn licht gevoelige gewassen, in periodes met een overschot aan natuurlijk licht is een scherm met licht reducerende eigenschappen noodzakelijk. De Orchideeën teelt maakt gebruik van belichting. Om de belichting in de nacht te mogen gebruiken is een schermdoek met uitstraling reducerende eigenschappen noodzakelijk.
Slechts koude, onbelichte en niet lichtgevoelige teelten als bijvoorbeeld Radijs worden nog zonder schermdoek geteeld. Dit is slechts een zeer klein deel van het glasoppervlakte in Nederland.
Daarnaast hebben de deskundigen geconcludeerd dat [F] geen complete scherminstallatie heeft geleverd. De schermdoeken, trekinstallatie, motoren, draden bed, welke onderdelen zijn van een scherminstallatie, zijn niet door [F] geleverd. Wel zijn door [F] onderdelen geleverd die bij complete een scherminstallatie behoren. Zonder de door [F] geleverde onderdelen kan de scherminstallatie niet functioneren. [F] heeft de 3 scherminstallaties die aanwezig waren voorzien van de elektrische onderdelen, computerregeling en deze aangesloten."
2.5
Vraag d.
Is de door [F] geleverde sproei-installatie, inclusief toebehoren en regelapparatuur noodzakelijk voor het telen van enig gewas in deze kas in het algemeen, of is deze installatie specifiek aangebracht voor het telen van orchideeën?
"Antwoord d:
Zoals in vraag a beantwoord, is een watergeefinstallatie in enigerlei vorm een noodzaak om in een kas te kunnen telen. Het is echter verschillend per teelt welke vorm hiervoor gekozen wordt. Er zijn meerdere systemen die per gewas kunnen verschillen. In dit geval is er een regenleiding geïnstalleerd. Voor veel teelten kan deze volstaan. Er zijn echter ook gewassen waarbij voor een ander systeem gekozen zal worden, waarbij dit systeem vervangen zal worden. De aanpassingen per teelt vinden hoofdzakelijk plaats na de elektrische water kranen op de aftakkingen op de hoofdleiding. Het hoofdleiding stelsel met elektrische kranen is in veel situaties bruikbaar voor alle teelten."
2.6
Vraag e.
Is de door [F] geleverde belichtingsinstallatie, inclusief toebehoren en regelapparatuur noodzakelijk voor het telen van enig gewas in deze kas in het algemeen, of is deze installatie specifiek aangebracht voor het telen van orchideeën?
"Antwoord e:
Een belichtingsinstallatie is niet bij alle teelten noodzakelijk. In de teelt van Orchideeën en diverse andere gewassen is een belichtingsinstallatie wel noodzakelijk. Daarnaast hebben deskundigen geconcludeerd dat [F] geen complete belichting installatie heeft geleverd. Van de al aanwezige armaturen, hoofdkabels, c-profielen en stuur panelen heeft het bedrijf [F] deze grotendeels hergebruikt bij haar werkzaamheden. De grootste investering in materiaal die [F] heeft gedaan zit in de bekabeling. Indien de bekabeling wordt verwijderd is de belichtingsinstallatie niet meer bruikbaar."
2.7
Vraag f.
Indien u bij de beantwoording van vraag c. tot de conclusie komt dat de beluchtingsinstallatie specifiek in de kas is aangebracht voor het telen van orchideeën, wat is de waarde in het vrije economische verkeer van deze installatie na verwijdering uit de kas bij verkoop daarvan, al dan niet in onderdelen, door [F] in de uitoefening van haar bedrijf? Welke kosten heeft [F] bespaard, doordat zij deze installatie niet uit de kas heeft behoeven te verwijderen?
"Antwoord f:
Omdat [F] niet de gehele scherminstallatie heeft geleverd, maar slechts de aansluiting heeft verzorgd is de waarde van de gehele installatie hier niet relevant. Het enige dat [F] hier heeft geleverd van waarde is de bekabeling, de magneetschakelaars en beveiligingsschakelaars. Omdat de kabel is opgeknipt in korte delen is, de waarde van de bekabeling bij verwijdering slechts de waarde die toegekend mag worden als recyclebaar koper. De waarde van de kabels is gezamenlijk 51 kg aan koper vermenigvuldigd met de koperprijs (4,-) in augustus 2009. De waarde van de kabels komt daarmee op € 204,-. Dit zijn de kabels die bovengronds liggen. Naar schatting zal het in een lege kas 3 uur kosten om deze kabels te verwijderen. 3 uur x €32,- = €96,- aan bespaarde arbeid. Daarnaast moet de bemanteling van de koperdraad verwijderd worden. Naar schatting zal er 1,- per kg worden besteed aan het verwijderen van de bemanteling en het afvoeren van het afval. Totaal € 51,-.
De magneetschakelaars en beveiligingsschakelaars zouden 1 jaar na aanleg nog enige waarde hebben. De waarde van deze schakelaars na 1 jaar wordt gesteld op de helft van de nieuwprijs. Dit is 25 euro per set. Uit de stukken blijkt dat er 27 geleverd zijn. Dit vertegenwoordigt een waarde van € 675,-. Dit is excl. de arbeid die [F] moet leveren om ze te demonteren. Het demonteren van deze schakelaars zal 12 uur arbeid kosten. De arbeidsprijs op montage van [F] destijds bedroeg € 32,-. Het totaal aan bespaarde demontage-uren komt daarmee op € 384,-.
Voor het aansturen van het scherm en de belichtingsinstallatie is de procescomputer uitgebreid met hardware en software. De inruilwaarde van de hardware wordt geschat op 50% van de nieuwprijs. De helft van deze hardware wordt toegekend aan het aansturen van de scherminstallatie. Dit vertegenwoordig een waarde van € 950,-. Demontage kan in een uur worden gedaan en de bespaarde arbeid komt daarmee op € 32.
Nogmaals willen deskundigen erop wijzen dat de installatie na verwijdering van deze
onderdelen incompleet zou zijn geworden en daardoor niet meer gebruikt had
kunnen worden."
2.8
Vraag g.
Indien u bij de beantwoording van vraag d. tot de conclusie komt dat de sproei-installatie specifiek in de kas is aangebracht voor het telen van orchideeën, wat is de waarde in het vrije economische verkeer van deze installatie na verwijdering uit de kas bij verkoop daarvan, al dan niet in onderdelen, door [F] in de uitoefening van haar bedrijf? Welke kosten heeft [F] bespaard, doordat zij deze installatie niet uit de kas heeft behoeven te verwijderen?
"Antwoord g:
In antwoord a hebben wij gesteld dat een watergeefsysteem in enigerlei vorm
aanwezig dient te zijn. Hierdoor is het niet mogelijk deze te verwijderen."
2.9
Vraag h.
Indien u bij de beantwoording van vraag e. tot de conclusie komt dat de belichtingsinstallatie specifiek in de kas is aangebracht voor het telen van orchideeën, wat is de waarde in het vrije economische verkeer van deze installatie na verwijdering uit de kas bij verkoop daarvan, al dan niet in onderdelen, door [F] in de uitoefening van haar bedrijf? Welke kosten heeft [F] bespaard, doordat zij deze installatie niet uit de kas heeft behoeven te verwijderen?
"Antwoord h:
Omdat [F] niet de gehele belichtingsinstallatie heeft geleverd, maar slechts de aansluiting heeft verzorgd is de waarde van de gehele installatie hier niet relevant.
Het enige dat [F] hier heeft geleverd van waarde is de bekabeling, magneetschakelaars, beveiligingsschakelaars en 228 meter kabelgoot. De waarde van de bekabeling is bij verwijdering slechts de waarde die toegekend mag worden als oud ijzer (of koper). De magneetschakelaar en beveiligingsschakelaars zouden 1 jaar na aanleg nog enige waarde hebben. De waarde van deze schakelaars na 1 jaar wordt gesteld op de helft van de nieuwprijs. Dit is 25 euro per set. Uit de stukken blijkt dat er 8 geleverd zijn. Dit vertegenwoordigt dan een waarde van € 200,-. Dit is excl. de arbeid die [F] moet leveren om ze te demonteren. Het demonteren van deze schakelaars zal 4 uur arbeid kosten. De arbeidsprijs op montage van [F] destijds bedroeg € 32,-. Het totaal aan bespaarde demontage-uren komt daarmee op € 128,-.
De waarde van de kabels is gezamenlijk 2559 kg aan koper vermenigvuldigd met de
koperprijs (4,-) in augustus 2009. De waarde van de kabel komt daarmee op € 10.236,-. Dit zijn de kabels die bovengronds liggen. Naar schatting zal het 32 uur kosten om deze kabels te verwijderen. 32 uur x € 32,- = € 1024,- aan bespaarde arbeid. Daarnaast moet de bemanteling van de koperdraad verwijderd worden. Naar schatting zal er 1,- per kg worden besteed aan het verwijderen van de bemanteling en het afvoeren van het afval. Totaal € 2559,-.
De kabelgoten zullen tweedehands hergebruikt kunnen worden. Hiervoor wordt 50% van de nieuwwaarde gerekend € 1978,-. De uren voor demontage worden geschat op 24 uur x € 32,- = € 768,-.
De ondergrondse kabel is door [F] verlengd met 14 meter. Hier kennen wij
geen waarde aan toe omdat de kosten voor verwijderen hoger zullen zijn dan de
opbrengst van de kabel.
Voor het aansturen van het scherm en de belichtingsinstallatie is de procescomputer
uitgebreid met hardware en software. De inruilwaarde van de hardware wordt geschat op 50% van de nieuwprijs. De helft van deze hardware wordt toegekend aan het aansturen van de belichtingsinstallatie. Dit vertegenwoordig een waarde van € 950,-. Demontage kan in een uur worden gedaan en de bespaarde arbeid komt daarmee op €32.
Nogmaals willen deskundigen erop wijzen dat de installatie na verwijdering van deze
onderdelen incompleet zou zijn geworden en daardoor niet meer gebruikt had
kunnen worden."
2.1
Vraag i.
Heeft u, in aanvulling op voorgaande vragen nog opmerkingen die voor de beantwoording van die vragen en daarmee voor de beslissing van het geschil zoals dat thans voorligt, rechtstreeks van belang zijn?
Op deze vraag hebben de deskundigen geen antwoord gegeven.
2.11
Rabobank heeft bij antwoordmemorie na deskundigenbericht te kennen gegeven zich te kunnen vinden in het deskundigenbericht, althans, voor zover zij het op enig onderdeel niet met de deskundigen eens mocht zijn, het oordeel van de deskundigen accepteert.
2.12
Karlies heeft in diverse bewoordingen op verschillende plaatsen in haar memorie na deskundigenbericht de deskundigheid van de deskundigen ter discussie gesteld.
Het hof is na bestudering van het deskundigenrapport niet gebleken dat de deskundigen niet over de vereiste kwalificaties beschikten en niet met de vereiste zorgvuldigheid te werk zijn gegaan. Karlies heeft onvoldoende omstandigheden gesteld die, objectief beschouwd, twijfel kunnen rechtvaardigen aan de deskundigheid van de deskundigen. Voor zover nodig zal het hof hierna bij de afzonderlijke onderdelen nog nader ingaan op de bezwaren van Karlies.
2.13
Het hof stelt vast dat Karlies aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd en ook in de loop van de procedure voortdurend heeft doen voorkomen de volledige beluchtingsinstallatie en de volledige belichtingsinstallatie te hebben geleverd. Uit het rapport van de deskundigen blijkt echter onweersproken dat [F] geen beluchtingsinstallatie heeft geleverd, maar onderdelen van een scherminstallatie en evenmin een volledige belichtingsinstallatie maar slechts onderdelen voor een dergelijke installatie. Daarmee heeft Karlies in strijd met artikel 21 Rv de van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft gepresenteerd. Zelfs op het moment dat het hof de vragen die het voornemens was te stellen aan de deskundigen aan partijen heeft voorgelegd voor commentaar bij arrest van 9 september 2014, heeft Karlies niet de gelegenheid te baat genomen op dit punt duidelijkheid te verschaffen. Daarmee heeft Karlies gehandeld in strijd met de goede procesorde en voor zover nodig zal het hof daaraan de gevolgen verbinden die het nodig acht.
2.14
Door de vaststelling dat [F] slechts onderdelen voor de scherminstallatie en de belichtingsinstallatie heeft geleverd krijgt het debat tussen partijen, zoals ook Rabobank heeft geconstateerd, ten dele een andere wending. Rabobank is daar nader op ingegaan onder de randnummers 4.6 tot en met 4.13 van de antwoordmemorie na deskundigenbericht. Karlies heeft daarop gereageerd onder randnummer 17 van de akte uitlating productie, tevens houdende verzoek tot descente. Voor zover Karlies bij memorie na deskundigenbericht al op voorhand is ingegaan op de wijziging van het debat door zich bij herhaling op het standpunt te stellen dat verschillende constateringen van de deskundigen niet relevant zijn voor de beantwoording van de vragen, stelt het hof vast dat vraag i. de deskundigen de mogelijkheid bood de in hun ogen voor de beslissing van dit geschil relevante opmerkingen naar voren te brengen. Dat de deskundigen die opmerkingen niet bij de beantwoording van vraag i. hebben vermeld, maar hebben verwerkt in de antwoorden op de andere vragen is daarbij niet van belang.
2.15
Uit het antwoord van de deskundigen op de vragen c. en e. blijkt dat de aanwezigheid van een scherminstallatie en een belichtingsinstallatie niet noodzakelijk is om een kas als kas te kunnen laten functioneren. Dat betekent, gelet ook op hetgeen het hof in rechtsoverweging 3.30 van het arrest van 9 september 2014 met betrekking tot artikel 3:4 lid 1 BW heeft overwogen, dat deze installaties geen bestanddeel zijn geworden van de kas en daarmee roerende zaken zijn gebleven.
2.16
De vraag die thans beantwoord moet worden is of de door [F] geleverde en aangebrachte onderdelen bestanddeel zijn geworden van de al in de kas aanwezige scherminstallatie, respectievelijk belichtingsinstallatie.
2.17
Op grond van artikel 5:14 lid 1 BW gaat de eigendom van een roerende zaak die bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, over aan de eigenaar van deze hoofdzaak. Krachtens lid 3 is als hoofdzaak aan te merken de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd.
2.18
Het hof concludeert op basis van de vaststelling van de deskundigen bij het antwoord op vraag c. dat de door [F] geleverde onderdelen behoren bij een complete scherminstallatie zonder welke de scherminstallatie niet kan functioneren, zodat de door [F] geleverde onderdelen bestanddeel zijn geworden van de al aanwezige scherminstallatie.
2.19
Daarnaast is het hof op grond van de beschrijving van de scherminstallatie door de deskundigen van oordeel dat naar verkeersopvattingen de reeds aanwezige schermdoeken, de trekinstallatie, de motoren en het dradenbed samen de hoofdzaak vormen en de eigendom van de door [F] geleverde onderdelen is overgegaan op de toenmalige eigenaar van de scherminstallatie. Dat geldt ook als daarbij in aanmerking zouden moeten worden genomen de onderdelen die volgens Karlies door de deskundigen ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten (memorie na deskundigenbericht, nummer 27 onder scherminstallatie, geel gearceerd). Daarmee was het eigendomsvoorbehoud van [F] uitgewerkt en kan Karlies zich daar niet meer op beroepen.
2.2
Ter zake van de belichtingsinstallatie moet op grond van de bevindingen van de deskundigen bij het antwoord op vraag e., die erop neerkomen dat de belichtingsinstallatie zonder de door [F] geleverde bekabeling niet bruikbaar is, worden geoordeeld dat deze bekabeling bestanddeel is geworden van de belichtingsinstallatie.
2.21
De deskundigen hebben verder vastgesteld dat [F] de al aanwezige armaturen, hoofdkabels, c-profielen en stuurpanelen grotendeels heeft hergebruikt en vervolgens heeft voorzien van bekabeling en aangesloten op het elektriciteitsnet. Op grond van deze vaststelling is het hof van oordeel dat de al aanwezige armaturen, hoofdkabels, c-profielen en stuurpanelen naar verkeersopvattingen samen de hoofdzaak vormen en de door [F] geleverde bekabeling in eigendom is overgegaan op de eigenaar van de hoofdzaak. Daarom geldt ook voor de bekabeling dat het eigendomsvoorbehoud was uitgewerkt en Karlies zich daar niet op kan beroepen.
2.22
Karlies kan zich niet verenigen met het oordeel van de deskundigen dat een watergeefsysteem in enigerlei vorm aanwezig dient te zijn en dat het daardoor niet mogelijk is de door [F] aangebrachte sproeiinstallatie te verwijderen. Karlies heeft betoogd dat om een kas als zodanig te kunnen laten functioneren niet de aanwezigheid van een sproeiinstallatie noodzakelijk is, maar dat kan worden volstaan met een eenvoudige gietleiding met kranen waarop een slang kan worden aangesloten.
2.23
Het hof stelt vast dat niet tussen partijen en de deskundigen in geschil is dat een watergeefsysteem nodig is om een kas te kunnen laten functioneren. Daarbij kan, afhankelijk van de beoogde teelt, een keuze worden gemaakt uit verschillende systemen. In dit geval heeft [G] , met het oog op de door haar voorgenomen teelt van orchideeën, de keuze voor een regenleiding gemaakt. Daarmee is dit watergeefsysteem een bestanddeel van de kas geworden, zoals elk ander watergeefsysteem dat zou zijn geïnstalleerd bestanddeel van de kas zou zijn geworden. Daarom maakt het door Karlies gestelde feit dat [G] een eertijds aanwezige gietleiding met kranen door de huidige regenleiding heeft vervangen dit oordeel niet anders, net zo min als het door Karlies gestelde en door Rabobank bestreden feit dat de huidige eigenaar een ander watergeefsysteem gebruikt.
Doordat de regenleiding bestanddeel van de kas is geworden is het eigendomsvoorbehoud van [F] bij het aanbrengen van de installatie verloren gegaan.
2.24
Nu hiervoor is vastgesteld dat Karlies zich noch met betrekking tot sproeiinstallatie, noch ter zake van de door [F] geleverde onderdelen van de scherminstallatie, onderscheidenlijk belichtingsinstallatie kan beroepen op het door [F] gemaakte eigendomsvoorbehoud, moeten de vorderingen van Karlies reeds om die reden worden afgewezen. De vraag naar de restwaarde van de diverse door [F] geleverde zaken behoeft verder geen bespreking meer.
2.25
Karlies heeft in algemene bewoordingen bewijs aangeboden van haar stellingen, in het bijzonder met betrekking tot haar stellingen ter zake van de restwaarde van de door [F] geleverde onderdelen. Zij heeft onder meer aangeboden getuigen te doen horen of een contra-expertise te doen uitvoeren. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij, nu dat aanbod mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet ter zake dienend is.
Het hof ziet om dezelfde reden geen gronden tot het houden van een plaatsopneming, zoals door Karlies bepleit.
Slotsom
2.26
De grieven van Rabobank slagen. De vonnissen van de rechtbank Assen van
21 september 2011 en 4 januari 2012 zullen worden vernietigd.
2.27
Rabobank heeft terugbetaling gevorderd van al hetgeen zij ter voldoening aan het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 4 januari 2012 aan Karlies heeft voldaan. Deze vordering is toewijsbaar. Het strookt met de eisen van een goede rechtspleging de mogelijkheid aan te nemen dat in hoger beroep, met het oog op het verkrijgen van een executoriale titel, aan de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis een vordering tot ongedaanmaking van de ingevolge dat vonnis verrichte prestatie wordt verbonden (ECLI:NL:HR:2005:AT4039). Daarbij gaat het hof er vanuit dat het bedrag van € 20.000,- dat zich destijds bij de notaris in depot bevond en waarvan Rabobank in eerste aanleg in reconventie vrijgave heeft gevorderd, is aangewend voor voldoening aan het vonnis van
4 januari 2012, zodat op het verzoek om vrijgave niet meer afzonderlijk hoeft te worden beslist.
2.28
De vorderingen van Karlies zullen worden afgewezen.
2.29
Het hof zal Karlies als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Rabobank zullen worden vastgesteld op € 4.225,- aan verschotten (griffierecht) en € 4.973,50 (3,5 punten x € 1.421,-) voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, terwijl de kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Rabobank zullen worden vastgesteld op € 4.912,17 aan verschotten (€ 76,17 explootkosten en € 4.836,- griffierecht) en € 7.896,- (3 punten x € 2.632,-) voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief. Genoemde bedragen dienen te worden voldaan binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te worden vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Verder zal Karlies worden veroordeeld tot betaling van de nakosten op de wijze zoals hieronder in het dictum zal worden vermeld, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet tijdige voldoening.
2.3
De kosten van het deskundigenbericht, € 9.895,99, inclusief btw, zijn door Karlies betaald en blijven voor haar rekening.
Het incidenteel hoger beroep
2.31
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het principaal hoger beroep dienen de vorderingen van Karlies in het incidenteel hoger beroep te worden afgewezen.
De grieven van Karlies slagen niet.
2.32
Het hof zal Karlies als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het hoger beroep veroordelen, welke kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank zijn vastgesteld op € 1.631,50 (0,5 punt, tarief VI, € 3.263,- per punt) voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het principaal hoger beroep
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Assen van 21 september 2011 en 4 januari 2012 en doet opnieuw recht;
veroordeelt Karlies tot terugbetaling van al hetgeen Rabobank op grond van het vonnis van 4 januari 2012 aan Karlies heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
dag der betaling door Rabobank tot de dag van terugbetaling door Karlies;
veroordeelt Karlies in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Rabobank wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 4.973,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 4.225,- voor verschotten en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 7.896,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 4.912,17 voor verschotten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Karlies in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval Karlies niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest, voor zover het de hierin vermelde veroordelingen van Karlies tot betaling van een geldsom betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het incidenteel hoger beroep
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Karlies in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Rabobank vastgesteld op € 1.631,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. G. van Rijssen en mr. I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 oktober 2016.