ECLI:NL:GHARL:2016:7956

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
200.197.510/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Op 4 oktober 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [verzoeker] tegen de raadsheren mr. B. van Walderveen, mr. dr. P. van der Wal en mr. A.I. van Amsterdam. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de raadsheren partijdig waren, omdat in een eerdere brief aan de gemeente Dantumadiel niet alle bezwaren van [verzoeker] waren meegenomen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat [verzoeker] ontvankelijk was in zijn verzoek. Echter, de gronden voor de wraking werden niet gegrond bevonden. De wrakingskamer stelde vast dat de tussenbeslissing van het hof bedoeld was om de procedure te stroomlijnen en dat er geen sprake was van een inhoudelijk eindoordeel. De wrakingskamer concludeerde dat de raadsheren niet bevooroordeeld waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. Het hof wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van vooringenomenheid rechtvaardigden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.197.510/01
Beslissing van 4 oktober 2016
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen:
[verzoeker],
gemachtigde: [gemachtigde] , wonende te [B] .
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
mr. B. van Walderveen, mr. dr. P. van der Wal en mr. A.I. van Amsterdam,
raadsheren in dit hof.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling belasting van het hof is onder zaaknummer BK/LE-ARN 15/00703 een procedure aanhangig tussen de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel als appellant en [verzoeker] als belanghebbende.
1.2
Op 19 juli 2016 heeft de eerste meervoudige belastingkamer, bestaande uit mrs. Van Walderveen, Van der Wal en Van Amsterdam van dit hof een mondelinge behandeling gehouden in voornoemde zaak. De voorzitter heeft de behandeling vervolgens gesloten.
1.3
Bij brief van 25 juli 2016 aan mw. [C] van de gemeente Dantumadiel heeft de griffier van de belastingkamer medegedeeld dat het hof de zaak in raadkamer heeft besproken en besloten heeft het onderzoek op een onderdeel te heropenen. Aan appellant is verzocht om binnen drie weken na dagtekening van de brief een tweetal vragen te beantwoorden. Medegedeeld is dat de (gemachtigde van) belanghebbende na binnenkomst daarvan in de gelegenheid zal worden gesteld om uitsluitend op dat onderdeel zijn schriftelijke reactie te geven.
1.4
Appellant heeft bij brief van 28 juli 2016 om uitstel voor het indienen van de reactie verzocht. Dit uitstel is verleend bij brief van de griffier van de belastingkamer van 2 augustus 2016 en wel tot 13 september 2016.
1.5
Op 8 augustus 2016 is ter griffie van het hof een brief van (de gemachtigde van) [verzoeker] binnengekomen, met daarin onder meer het verzoek tot wraking van het hof (lees: de raadsheren die de zaak behandelen).
1.6
Mrs. Van Walderveen, Van der Wal en Van Amsterdam hebben bij schrijven van 1 september 2016 op het wrakingsverzoek gereageerd. Zij hebben niet in de wraking berust.
1.7
Voorts is binnengekomen:
- op 13 september 2016 een brief van [gemachtigde] d.d. 11 september 2016 met daarin een aanvulling op het wrakingsverzoek;
- op 15 september 2016 een brief van drs. [D] van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten d.d. 12 september 2016, namens de gemeente Dantumadiel, met daarin de mededeling dat de gemeente zich refereert en niet ter zitting aanwezig zal zijn;
- op 19 september 2016 een brief van [gemachtigde] d.d. 16 september 2016 met daarin een reactie op het schrijven van 1 september 2016 van mrs. Van Walderveen, Van der Wal en Van Amsterdam;
- op 22 september 2016 een e-mail van mr. Van Amsterdam (mede namens mrs. Van Walderveen en Van der Wal) waarin is aangegeven dat de brief van [gemachtigde] van 11 september 2016 hen geen aanleiding geeft om terug te komen op het schrijven van 1 september 2016.
1.8
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 23 september 2016. Verschenen zijn de heer [verzoeker] , bijgestaan door zijn gemachtigde de heer [gemachtigde] .
Mrs. Van Walderveen, Van der Wal en Van Amsterdam hebben meegedeeld niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn. Namens de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel is eveneens niemand verschenen.

2.De beoordeling van het verzoek

Ontvankelijkheid
2.1
Het verzoek is tijdig ingediend en de wrakingskamer acht verzoeker ook overigens ontvankelijk.
Gronden
2.2
Aan het wrakingsverzoek is het volgende ten grondslag gelegd.
In de brief van 25 juli 2016 aan mw. [C] (van de gemeente Dantumadiel) wordt de gemeente uitgebreid van informatie voorzien, terwijl daarin de namens [verzoeker] aangevoerde bezwaren niet terugkomen. De gemeente krijgt aldus extra kansen om omissies te herstellen, nu daarvoor de behandeling speciaal is heropend. [verzoeker] wordt op zijn beurt in zijn verweermogelijkheden beperkt, doordat in de brief van 25 juli 2016 aan mw. [C] (van de gemeente Dantumadiel) wordt aangegeven dat hij maar op één bepaald onderdeel mag reageren en de voornoemde raadsheren hem ter zitting hebben laten afzien van het door hem ingestelde incidenteel hoger beroep.
Dit alles getuigt van partijdigheid. Het vertrouwen in voornoemde raadsheren is ernstig geschaad en daarnaast wordt getwijfeld aan de bekwaamheid van de raadsheren, gelet op het inhoudelijke oordeel.
Standpunt verweerder
2.3
Mrs. Van Walderveen, Van der Wal en Van Amsterdam hebben geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
Beoordeling
2.4
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.5
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van een rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.6
Vrees voor vooringenomenheid kan ontleend worden aan de inhoud van een rechterlijke beslissing, maar is in een dergelijk geval slechts objectief gerechtvaardigd indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval een beslissing is genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is aan te wijzen dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
2.7
De wrakingskamer constateert dat de tussenbeslissing van het hof die in de brief van de griffier van de belastingkamer van 25 juli 2016 aan mw. [C] is vervat, bedoeld is om de procedure verder te stroomlijnen. De tussenbeslissing is om die reden beperkt tot de heropening van het onderzoek en de motivering daarvan. Er is derhalve geen sprake van enig inhoudelijk eindoordeel. Dat in de tussenbeslissing niet of niet volledig aandacht is geschonken aan alle bezwaren van (de gemachtigde van) [verzoeker] , betekent dan ook niet dat het hof hieraan voorbij gaat c.q. voorbij is gegaan. Het stond het hof voorts vrij te beslissen dat nader onderzoek nodig was. Het enkele gegeven dat de gemeente daardoor de gelegenheid krijgt een nadere onderbouwing te geven van de doorberekende kosten bedrijfsvoering, rechtvaardigt niet de conclusie dat het hof de gemeente heeft willen bevoordelen of anderszins vooringenomen is jegens verzoeker.
2.8
Van enige inperking van de verweermogelijkheden van [verzoeker] is voorts niet gebleken. De zaak is heropend op één bepaald onderdeel, omdat het hof behoefte had aan inlichtingen daarover. Uitdrukkelijk is overwogen dat [verzoeker] op de nadere onderbouwing van de gemeente mag reageren, waarmee bereikt is dat het debat tussen partijen beperkt blijft tot het onderdeel waarover het hof nadere voorlichting noodzakelijk heeft geoordeeld. Dat is een evenwichtige aanpak, die geen blijk van vooringenomenheid geeft.
2.9
Verzoeker heeft nog geklaagd over het feit dat hij er door het hof toe gebracht zou zijn af te zien van incidenteel appel. Die klacht is echter feitelijk zodanig onvoldoende onderbouwd, dat inhoudelijke beoordeling ervan niet mogelijk is. Deze klacht kan dus evenmin tot het oordeel leiden dat de gang van zaken rondom dit incidenteel appel de conclusie van vooringenomenheid rechtvaardigt.
2.1
De slotsom is dat geen sprake is van een beslissing die zodanig onbegrijpelijk is dat uit die onbegrijpelijkheid volgt dat aan het nemen van de beslissing geen ander motief ten grondslag kan liggen dan vooringenomenheid, althans dat die schijn redelijkerwijs is gewekt.
Nu ook overigens niet van feiten of omstandigheden is gebleken die blijk geven van enige vooringenomenheid en evenmin van feiten en omstandigheden die objectief gezien die schijn wekken, dient op het verzoek tot wraking te worden beslist als na te melden.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
wijst af het verzoek tot wraking van mr. B. van Walderveen, mr. dr. P. van der Wal en mr. A.I. van Amsterdam.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.W. Zandbergen, mr. W.P.M. ter Berg en mr. I.A. Vermeulen, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2016 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.