Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
primair
- een verklaring voor recht dat [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] als bestuurders dan wel feitelijk beleidsbepalers van [de vennootschap] hun taak onbehoorlijk hebben vervuld ex artikel 2:248 BW;
- een verklaring voor recht dat [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] ter zake van dit onbehoorlijk bestuur aansprakelijk zijn voor het bedrag van de schulden van [de vennootschap] voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan;
- hoofdelijke veroordeling van [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] tot betaling van een voorschot op voldoening van dit tekort van een bedrag van € 233.484,99 met rente;
- een verklaring voor recht dat [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] niet hebben voldaan aan de op hem rustende verplichting uit hoofde van artikel 2:9 BW tot een behoorlijke vervulling van de op hem rustende taak als bestuurder dan wel feitelijk beleidsbepaler van [de vennootschap] ;
- veroordeling van [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] tot betaling van een bedrag van € 233.484,99 met rente;
- een verklaring voor recht dat [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] onrechtmatig hebben gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van [de vennootschap] ;
- veroordeling van [de bedrijfsnaam] , [de zoon] en [appellante] tot betaling van een schadevergoeding van € 233.484,99 met rente;