ECLI:NL:GHARL:2016:7632

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
200.185.350/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in geschil over ouderlijk gezag en stem van kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de wijziging van het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2004 en 2007. De affectieve relatie tussen de ouders is in augustus 2014 verbroken, waarna de man in eerste aanleg verzocht heeft om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en om een eenhoofdig gezag. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking het gezamenlijk gezag beëindigd en de man met het eenhoofdig gezag belast, wat de vrouw in hoger beroep heeft aangevochten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2016 is gebleken dat de stem van de kinderen onvoldoende naar voren is gebracht in de procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen weliswaar door een raadsonderzoeker zijn gehoord, maar dat de omstandigheden sindsdien zijn veranderd. De kinderen wonen nu bij de man, en de situatie is anders dan toen zij nog bij de vrouw verbleven. Het hof heeft daarom besloten om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen, die de belangen van de kinderen kan behartigen en hen kan vertegenwoordigen in deze procedure.

De bijzondere curator, mevrouw [F], GZ-psycholoog, is benoemd om te onderzoeken hoe het met de kinderen gaat en wat de gevolgen zijn van de strijd tussen de ouders. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om uiterlijk op 1 oktober 2016 te rapporteren. De beslissing over het ouderlijk gezag is aangehouden in afwachting van dit rapport, en partijen hebben de gelegenheid gekregen om schriftelijk te reageren op het rapport van de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.185.350/01
(zaaknummer rechtbank C/18/152728 / FA RK 14-3379)
beschikking van 28 juli 2016
inzake
[verzoekster],
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Heijerman te Groningen,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E. van Bommel te Appingedam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,
regio Midden,
gevestigd te Doetinchem,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 10 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 9 februari 2016;
- het verweerschrift;
- een brief van de GI van 22 maart 2016;
- een brief van de GI van 20 juni 2016;
- een journaalbericht van mr. Heijerman van 23 juni 2016 met productie(s);
- een brief van mr. Heijerman van 7 juli 2016;
- een journaalbericht van 12 juli 2016 van mr. Van Bommel.
2.2
Zoals het hof ter zitting al heeft meegedeeld, zal het hof het journaalbericht van 6 juli 2016 met productie(s) van mr. Heijerman en de brief met productie(s) van mr. Heijerman van 11 juli 2016 niet in zijn beoordeling betrekken, nu deze stukken zonder aanwijsbare reden te laat zijn ingediend en het in aanmerking nemen daarvan strijdig is met de goede procesorde.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 juli 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) is de heer [C] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De affectieve relatie van partijen is in augustus 2014 verbroken.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2004,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007,
over wie zij tot de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag uitoefenden.
3.3
De man heeft in eerste aanleg, voor zover hier van belang, verzocht te bepalen:
- dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben en dat er een
begeleide zorg/omgangsregeling tussen de kinderen en de vrouw wordt vastgesteld;
- dat hij met het eenhoofdige gezag over de kinderen wordt belast.
De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij heeft primair verzocht de verzoeken van de
man af te wijzen en subsidiair om alvorens te beslissen de raad opdracht te geven tot het
doen van een onderzoek.
3.4
Bij beschikking van 7 april 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, een voorlopige zorgregeling vastgesteld, op grond waarvan de man eens per drie weken begeleide omgang heeft met de kinderen bij [D] en op grond waarvan er elke zondag tussen 16.00 uur en 17.00 uur een belmoment is tussen de man en de kinderen, waarbij de vrouw contact opneemt met de man. Bij deze beschikking is voorts beslist dat de vrouw de man wekelijks dient te informeren over zaken die de kinderen betreffen. De beslissingen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de gezagsvoorziening zijn aangehouden in afwachting van een door de raad uit te brengen rapport en advies.
3.5
De raad heeft bij rapport van 27 juli 2015 aan de rechtbank geadviseerd.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 14 augustus 2015 is bepaald dat de kinderen uiterlijk woensdag 19 augustus 2015 om 17.00 uur dienen te worden overgedragen aan de man. De man is bij dit vonnis tevens gemachtigd om met behulp van de sterke arm van politie en justitie de afgifte van de kinderen te bewerkstelligen. Aan de man is vervangende toestemming verleend om de kinderen voor het schooljaar 2015-2016 te plaatsen op basisschool CBS [E] te [B] . Voorts is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, op grond waarvan de vrouw één weekend per veertien dagen omgang heeft met de kinderen.
3.7
Op 19 augustus 2015 zijn de kinderen aan de man overgedragen.
3.8
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 september 2015 zijn de kinderen op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, te weten tot 16 september 2016. Deze beschikking is door het gerechtshof 's-Hertogenbosch bekrachtigd.
3.9
Bij de bestreden beschikking van 10 november 2015 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
- het gezamenlijk gezag van partijen beëindigd en bepaald dat de man met het eenhoofdig gezag is belast over de kinderen;
- een omgangsregeling vastgesteld, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat sprake is van een normale, reguliere omgangsregeling tussen de kinderen en de vrouw, en bepaald dat onder regie van de GI voormeld uitgangspunt vorm gegeven zal worden, waarbij in eerste instantie begeleide contactmomenten georganiseerd zullen worden en na verloop van voornoemde begeleide contacten onder regie van de GI in het kader van de lopende ondertoezichtstelling gekeken zal worden of de omgang vanaf dan onbegeleid kan plaatsvinden.
Het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen is
wegens gebrek aan belang afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het ouderlijk gezag over de kinderen.
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het hof begrijpt voor zover het de beslissing over het ouderlijk gezag betreft, en - naar het hof begrijpt - opnieuw beschikkende het inleidend verzoek van de man om hem alleen met het gezag over de kinderen te belasten alsnog af te wijzen.
4.3
De man heeft het hoger beroep van de vrouw bestreden en het hof verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen, althans niet-ontvankelijk te verklaren, althans zodanig te beslissen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof acht zich op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen in de onderhavige zaak. Naar het oordeel van het hof is de stem van de kinderen in deze procedure tot dusver onvoldoende naar voren gebracht. De kinderen zijn weliswaar door een raadsonderzoeker gehoord op 1 mei 2015, maar op dat moment woonden zij nog met de vrouw in een Blijf van mij Lijfhuis en was de situatie dus anders dan nu, nu de kinderen bij de man wonen. [de minderjarige2] wilde op dat moment bovendien niet met de raadsonderzoeker praten. Het hof heeft, ook doordat de GI niet ter zitting aanwezig was en slechts zeer beperkt inhoudelijk heeft gereageerd, onvoldoende informatie die vanuit de kinderen zelf komt. Het hof acht het daarom noodzakelijk om ambtshalve een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW te benoemen, die de stem en de belangen van de minderjarigen in deze kan behartigen en hen zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen. Aan de gronden van artikel 1:250 BW is naar het oordeel van het hof voldaan.
5.3
Mevrouw [F] , GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog te [G] , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door het hof, alvorens verder te beslissen, worden benoemd.
5.4
Het hof verzoekt de bijzondere curator om te onderzoeken hoe het met de kinderen is, wat de gevolgen voor hen zijn van de strijd tussen de ouders en wat hun mening hierbij is. Met name is ook hun hoofdverblijf van belang. Dit is juridisch niet in geschil in deze procedure, maar is feitelijk wel een belangrijk onderdeel van voornoemde strijd en zal weer ter discussie komen te staan indien zou worden geoordeeld dat het gezamenlijk gezag van de ouders in stand blijft. Het hof verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk op 1 oktober 2016 aan het hof te rapporteren en bij haar werkzaamheden de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, die is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
5.5
Het hof verzoekt de advocaat van de vrouw om zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken, alsmede de contactgegevens van partijen, ter beschikking van de bijzondere curator te stellen.
5.6
Het hof zal de beslissing aanhouden, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator en de zaak, nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun reactie op het rapport te geven, zonder nadere mondelinge behandeling afdoen, tenzij door het hof een nadere mondelinge behandeling gewenst wordt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen [de minderjarige1] , geboren [in] 2004 en [de minderjarige2] , geboren [in] 2007:
mevrouw [F] ,
GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsycholoog
[a-straat] 55
[G]
Telefoonnummer: 06- [00000]
E-mailadres: [-----] @kpnmail.nl,
om in deze procedure de belangen van deze minderjarigen te behartigen;
draagt de bijzondere curator op aan het hof te rapporteren vóór 1 oktober 2016, althans vóór 1 oktober 2016 schriftelijk bericht te geven over de voortgang van haar werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van het rapport van de bijzondere curator aan partijen en de GI zal toezenden;
bepaalt dat partijen tot uiterlijk twee weken na toezending van het rapport van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij door het hof een nadere mondelinge behandeling gewenst wordt;
bepaalt dat de advocaat van de vrouw zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken, alsmede de contactgegevens van partijen ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, I.A. Vermeulen en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 28 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.