ECLI:NL:GHARL:2016:7421

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
15 september 2016
Zaaknummer
WAHV 200.158.045
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Dörholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onterecht opgelegde verkeersboete

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 9 oktober 2014 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen wegens het niet voldoen aan aanwijzingen van een bevoegde ambtenaar, zoals vastgelegd in artikel 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, stelde in hoger beroep dat de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat hij geen brief had ontvangen waarin hem werd verzocht de gronden van het beroep aan te vullen. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet de gelegenheid had gekregen om zijn gronden in te dienen, omdat de verzendadministratie van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) niet deugde. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie, en oordeelde dat de sanctie ten onrechte was opgelegd. De betrokkene had niet op de juiste wijze kunnen worden aangesproken door de verbalisant, die zijn bevoegdheid niet correct had uitgeoefend. Het hof besloot ook dat de advocaat-generaal de proceskosten van de betrokkene moest vergoeden, vastgesteld op € 487,-.

Uitspraak

WAHV 200.158.045
15 september 2016
CJIB 164000014
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 9 oktober 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde] ,
kantoorhoudende te [plaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De griffier van het hof heeft de gemachtigde van de betrokkene in de gelegenheid gesteld om, in het verlengde van het hoger beroepschrift, de gronden van het beroep tegen de inleidende beschikking in te dienen. Van die gelegenheid heeft de gemachtigde gebruik gemaakt.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de ingediende gronden. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep onder meer aan dat de officier van justitie het administratief beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene heeft nimmer een brief van de officier van justitie ontvangen met daarin het verzoek de gronden van het administratief beroep aan te vullen. De rechtbank heeft dit miskend, aldus de gemachtigde van de betrokkene.
2. In het dossier bevindt zich een afschrift van een aan de betrokkene gerichte brief van de officier van justitie d.d. 29 november 2012, waarbij de betrokkene in de gelegenheid is gesteld om binnen vier weken na dagtekening van voormelde brief de gronden van het beroep op te geven.
3. Zoals het hof eerder heeft geoordeeld (vgl. de uitspraak van het hof van 1 april 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2015:2418) is het verzendproces bij de CVOM met betrekking tot de verzuimbrieven zodanig ingericht dat achteraf niet kan worden vastgesteld of een verzuimbrief daadwerkelijk is verzonden. Een deugdelijke verzendadministratie ontbreekt. Gelet hierop is niet aannemelijk gemaakt dat de verzuimbrief aan de betrokkene is verzonden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat hem niet de gelegenheid is gegeven om de gronden van het beroep in te dienen.
4. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het administratief beroep omdat, ook nadat de betrokkene op dat verzuim was gewezen, geen gronden zijn ingediend, niet in stand had mogen laten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had moeten doen, te weten, met gegrondverklaring van het beroep daartegen, de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen. Gelet hierop behoeft hetgeen de gemachtigde overigens tegen de beslissing van de kantonrechter heeft ingebracht geen bespreking meer.
5. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet voldoen aan aanwijzing van bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar” (feitcode R630a), welke gedraging zou zijn verricht op 1 augustus 2012 om 10:26 uur op de [straat en plaats] met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
6. De gemachtigde heeft aangevoerd dat de betrokkene het niet eens is met de opgelegde sanctie omdat de verbalisant niet vanuit zijn functie heeft gehandeld maar op persoonlijke basis. De betrokkene en de verbalisant kennen elkaar en hadden een persoonlijke ruzie. De verbalisant heeft de betrokkene meermaals geverbaliseerd voor zaken die niet zijn gebeurd. De verbalisant heeft zijn machtspositie misbruikt om een persoonlijke ruzie uit te vechten. Voorts blijkt in deze zaak niet van een tweede verbalisant hetgeen wel in de rede had gelegen.
7. De bij feitcode R630a behorende gedraging is een overtreding van het eerste lid, sub a van artikel 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Artikel 82 van het RVV 1990 luidt als volgt:
“1.Weggebruikers zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door:
a. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren,
b. de militairen van de Koninklijke Marechaussee voor zover niet behorend tot de in onderdeel a bedoelde ambtenaren,
c. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaars, en
d. de personen die optreden tijdens de praktijklessen of het praktijkexamen in het kader van een opleiding tot verkeersregelaar of een cursus voor verkeersregelaars, voor de duur van deze praktijklessen of dit praktijkexamen en voor zover gebruikt wordt gemaakt van de bij ministeriële regeling voor verkeersregelaars voorgeschreven kleding.
2. Bij het geven van aanwijzingen door middel van gebaren worden, voor zover mogelijk, de in bijlage II vastgestelde aanwijzingen gegeven.
3. (…).”
8. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt, naast de in de beschikking vermelde datum, tijd, plaats en het kenteken van het voertuig, onder meer het volgende in:
“Ik zag betrokkene rijden op een bromfiets met een gele kentekenplaat. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [betrokkene] de bromfiets bestuurde. Ik ken hem ambtshalve omdat ik hem een aantal keer eerder heb geverbaliseerd in verband met overtredingen welke [betrokkene] doorgaans begaat. Ik zag dat [betrokkene] mij aankeek, en hoorde dat hij zei: "He, [naam 1] ". Ik was in uniform gekleed en deed dienst op de bike. Ik wilde [betrokkene] staande houden, omdat hij met een gemotoriseerd voertuig op een verplicht fietspad reed. Ik wilde hem hiervoor verbaliseren. Ik riep met luide stem op een niet mis te verstane wijze: "stop politie stop". Ik zei dit terwijl ik mijn rechterhand in de lucht hield en hiermee een stopteken gaf. Ik zag dat [betrokkene] omkeek. Ik zag vervolgens dat [betrokkene] lachte en doorreed en dus mijn stopteken negeerde. Hierom heb ik [betrokkene] niet staande kunnen houden. (…)
Overtreden artikel: 82 lid 1 ivm bijlage II RVV 1990. (…)
Naam van ambtenaar 1: [naam 1].
Eed/belofte ambtenaar 1: belofte.
Rangomschr. ambtenaar 1: surveillant van politie.
Naam van ambtenaar 2: [naam 2].
Eed/belofte ambtenaar 2: belofte.
Rangomschr. ambtenaar 2: surveillant van politie.”
9. Het hof overweegt dat de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen, als bepaald in artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990, louter is bedoeld ter regeling van het verkeer. Hoewel de vorm waarin dergelijke aanwijzingen worden gegeven zonder bezwaar kan worden aangewend indien sprake is van het doen stilhouden van een bestuurder ter uitoefening van een algemene controlebevoegdheid of naar aanleiding van het constateren van een overtreding, kan in een dergelijk geval geen sanctie worden opgelegd ter zake van overtreding van artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990. Het hof is van oordeel dat uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat de aanwijzing tot stoppen niet is gegeven in verband met het regelen van het verkeer ter plaatse. Gelet hierop heeft de verbalisant ten onrechte een sanctie opgelegd voor een gedraging met feitcode R630a.
10. Het voorgaande brengt mee dat de onderhavige sanctie naar het oordeel van het hof ten onrechte aan de betrokkene is opgelegd. Het hof zal daarom de inleidende beschikking vernietigen.
11. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 487,- (=2 x € 487,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 6 maart 2013;
vernietigt de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 164000014 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 487,- over te maken op de rekening van [naam en rekeningnummer] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Dörholt als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.