ECLI:NL:GHARL:2016:7329

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
200.157.375/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake energieleveringsovereenkomst en meterstanden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een energieleveringsovereenkomst tussen [appellant] en Oxxio Nederland B.V. Het hof heeft op 13 september 2016 uitspraak gedaan. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H. Broeksema, was in eerste aanleg gedaagde, terwijl Oxxio, vertegenwoordigd door mr. Ph. Ekering, eiseres was. De kern van het geschil betreft de onzekerheid over de meterstanden aan het einde van de overeenkomst. Het hof oordeelt dat deze onzekerheid voor risico van de klant komt. De appellant had de meterstanden per 8 mei 2013 moeten doorgeven, maar heeft dit nagelaten, waardoor Oxxio genoodzaakt was om de standen te schatten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant niet voldoende feiten heeft aangedragen om zijn verweer te onderbouwen. De vordering van Oxxio is toewijsbaar, maar het hof heeft de oorspronkelijke veroordeling van de kantonrechter vernietigd en de appellant veroordeeld tot betaling van een lager bedrag van € 4.852,40, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding in hoger beroep zijn ook aan de appellant opgelegd. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.157.375/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 2534375 CV EXPL 13-5304)
arrest van 13 september 2016
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. R.H. Broeksema, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
Oxxio Nederland B.V.,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Oxxio Nederland B.V.,
advocaat: mr. Ph. Ekering, kantoorhoudend te Rotterdam.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 april 2016 hier over.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- een akte uitlating na tussenarrest van [appellant] ;
- een antwoordakte van Oxxio.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken weer overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
In genoemd tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat [appellant] verplicht is tot betaling voor de geleverde energie tot 8 mei 2013, nu [appellant] tot die datum als contractspartij van Oxxio gold. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om te reageren op de nieuwe stellingen en berekeningen waarmee Oxxio haar vordering bij memorie van antwoord heeft onderbouwd.
Bij de berekeningen van het geleverde gas en de geleverde elektra is Oxxio in eerste instantie uitgegaan van geschatte standen per 16 mei 2013, te weten gas: 48471 en elektra: Hoog 319023 Laag 333188.
Bij de nieuwe berekeningen van het geleverde gas is Oxxio - na correctie - uitgegaan van een door de klant doorgegeven stand van 44760 op 19 december 2012 en een op 13 september 2013 opgenomen stand van 47255.
Bij de nieuwe berekeningen van de geleverde elektra is Oxxio - na correctie - uitgegaan van door de klant doorgegeven standen op 13 februari 2013: Hoog 316051 en Laag 329887, en de op 26 november 2013 (vermoedelijk door de nieuwe gebruiker) doorgegeven standen: Hoog 319257 en Laag 332586.
Bij deze nieuwe berekeningen is Oxxio ervan uitgegaan dat de door haar in rekening gebrachte hoeveelheid gas en elektriciteit is verbruikt in de periode tussen december 2012 en mei 2013. Volgens haar is het aannemelijk dat het pand van mei tot september 2013 heeft leeggestaan, omdat in de tussenliggende periode geen nieuwe energielevering aan dit adres heeft plaatsgevonden.
2.2
[appellant] heeft hierop als volgt gereageerd.
Hij bestrijdt het uitgangspunt van Oxxio dat er tussen mei 2013 en 13 september 2013 geen verbruik heeft plaatsgevonden en dat "dus" kan worden uitgegaan van de standen per 13 september 2013 die uit het Toegankelijk Meetregister blijken. [appellant] betoogt dat het pand "ook" leeggestaan heeft van februari 2013 tot mei 2013, terwijl er volgens Oxxio desondanks wel verbruik van gas en elektra is geweest. Het standpunt van [appellant] komt erop neer dat de door Oxxio - na correctie - in rekening gebrachte hoeveelheid gas en elektra niet in de periode van december 2012 tot mei 2013 kan zijn verbruikt, omdat hij toen niet meer in het pand verbleef, maar in de periode mei 2013 tot september 2013 moet zijn verbruikt.
2.3
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de onzekerheid omtrent de hoogte van de meterstanden per 8 mei 2013 in de risicosfeer van [appellant] ligt, omdat hij blijkens de desbetreffende telefoonnotitie (productie 2 bij de memorie van antwoord) op die datum de meterstanden per 19 december 2012 aan Oxxio heeft doorgegeven, terwijl hij als contractspartij van Oxxio gehouden was de meterstanden per 8 mei 2013 door te geven.
Bij gebrek aan doorgegeven actuele standen heeft Oxxio in eerste instantie niet anders kunnen doen dan de standen per mei 2013 te schatten. De nadien toegepaste correctie met de werkelijke standen uit het Toegankelijk Meetregister per 13 september 2013 heeft geleid tot een verlaging van het in rekening gebrachte verbruik aan gas en elektra. Weliswaar valt niet uit te sluiten dat een deel van dit verbruik heeft plaatsgevonden in de periode van 8 mei tot 13 september 2013, maar in het licht van het door Oxxio gestelde lag het op de weg van [appellant] om dit nader te onderbouwen met feiten en omstandigheden. Nu [appellant] dit heeft nagelaten, gaat het hof aan dit verweer voorbij.
2.4
Oxxio heeft uit de memorie van grieven onder randnummer 17 een grief afgeleid tegen de toewijzing door de rechtbank van de door haar gevorderde buitengerechtelijke kosten. [appellant] stelt aldaar dat hij niet gehouden is om aan sommaties te voldoen die inhoudelijk niet deugen.
2.5
Naar het oordeel van het hof betoogt Oxxio terecht dat de reden dat de facturen aanvankelijk voor een te hoog bedrag zijn verzonden, is gelegen in het feit dat [appellant] geweigerd heeft de juiste standen door te geven per datum einde overeenkomst. Bovendien heeft Oxxio het bedrag aan buitengerechtelijke kosten inmiddels aangepast aan de lagere factuurbedragen.
2.6
Dit brengt mee dat de vordering van Oxxio, zoals gewijzigd bij memorie van antwoord, toewijsbaar is.
2.7
Grief 2 slaagt slechts voor zover deze aansluit bij de verminderde eis van Oxxio. Voor het overige faalt zij.
De slotsom
2.8
Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling aan Oxxio van een bedrag van € 5.639,79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de afzonderlijke vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof zal - opnieuw rechtdoende - [appellant] veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Oxxio te betalen een bedrag van € 4.852,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.217,19 vanaf 6 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal het vonnis, waaronder de kostenveroordeling, bekrachtigd worden. [appellant] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Oxxio zullen worden vastgesteld op € 704,- voor verschotten en op € 1.580,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief ( 2 ½ punt in tarief I). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 20 mei 2014, waarvan beroep, voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling aan Oxxio van een bedrag van € 5.639,79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de afzonderlijke vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening;
en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Oxxio te betalen een bedrag van € 4.852,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.217,19 vanaf 6 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt genoemd vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van Oxxio vastgesteld op € 704,- aan verschotten en op € 1.580,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de hierin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, mr. M.W. Zandbergen en mr. M.E.L. Fikkers en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 september 2016.