Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 14 december 2015;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Van Bemmel van 24 december 2015;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Van Bemmel van 13 januari 2016;
- het verweerschrift tevens incidenteel appelschrift met productie(s), ingekomen op 26
januari 2016;
- een journaalbericht met producties(s) van mr. Beukhof van 2 maart 2016;
- het verweerschrift in het incidenteel appel met productie(s), ingekomen op 11 april 2016;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Beukhof van 24 juni 2016;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Van Bemmel van 27 juni 2016;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Van Bemmel van 27 juni 2016;
- een journaalbericht met productie(s) van mr. Beukhof van 30 juni 2016.
3.De vaststaande feiten
1 februari 2015) voor de minderjarige zoon van partijen: [de minderjarige] , geboren [in] 2003 te [C] (verder te noemen: [de minderjarige] ) en de door de man aan de vrouw verschuldigde partneralimentatie (€ 1.124,- per maand met ingang van datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers voor de burgerlijke stand).
4.De omvang van het geschil
- de zorgregeling op het punt van de vakanties;
- de kinderalimentatie op het punt van het kindgebonden budget;
- de partneralimentatie op het punt van de behoefte en behoeftigheid van de vrouw en de
draagkracht van de man, in het bijzonder ten aanzien van zijn inkomen, woonlasten en
advocaatkosten;
- de eventuele terugbetalingsverplichting voor teveel betaalde partneralimentatie;
- de proceskosten.
5.De motivering van de beslissing
€ 47.375,-. Het cumulatief bruto loon op de laatste salarisstrook van het jaar is doorgaans gelijk aan het loon dat vermeld wordt op de jaaropgave. Het hof zal, mede gezien de ingangsdatum, van dat bedrag uitgaan omdat niet is gesteld dat een correctie zou moeten plaatsvinden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat het inkomen van de man wezenlijk zal verschillen in 2016 ten opzichte van de voorgaande jaren. Zo is het basisloon van de man in de eerste maanden van 2016 in ieder geval gelijk gebleven en is ook in 2015 volgens de man deels al sprake geweest van minder (extra) waakdiensten, terwijl desondanks zijn inkomen goeddeels gelijk is aan dat in 2014. Het hof zal conform de aanbeveling van de expertgroep voormeld bruto loon van € 47.375,- corrigeren met de bijtelling voor de auto van de zaak (verminderd met de werknemersbijdrage privégebruik), evenals hiervoor bij de berekening van de behoefte, en dus een bedrag van € 2.305,- daarop in mindering brengen zodat een bruto loon van
€ 45.070,- resteert.
€ 656,- per maand.
De draagkracht van de vrouw5.15 Het hof berekent het NBI van de vrouw op € 1.027,- per maand aan de hand van het cumulatief loon van € 7.414,37 vermeld op de salarisspecificatie 13-2015 van de vrouw en mede in aanmerking nemend het kindgebonden budget van € 4.906,- op jaarbasis blijkend uit de Voorschotbeschikking Toeslagen 2015. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de vrouw ter zitting dat dit bedrag aan kindgebonden budget ziet op twee kinderen nu teveel onduidelijkheid is blijven bestaan omtrent de situatie van het andere kind van de vrouw. Overigens zou dat ook niet tot een andere draagkracht in deze procedure leiden aan de zijde van de vrouw. Het hof heeft rekening gehouden met de toepasselijke heffingskortingen. Gelet op dat NBI van € 1.027,- per maand zal het hof, overeenkomstig de aanbevelingen van de expertgroep, uitgaan van een minimale draagkracht aan de zijde van de vrouw van € 25,- per maand.
€ 321,- per maand. Het hof zal dat bedrag vaststellen als de door de man aan de vrouw verschuldigde kinderbijdrage voor [de minderjarige] met ingang van 1 februari 2015.
€ 22.379,- is bijgeschreven op de bankrekening van de man door [F] o.v.v. 'uitsluitingsclausule'. Voorts blijkt uit de stukken een saldo van € 14.577,40 op de ASN spaarrekening van de man. In het geval er liquide middelen zijn beveelt de expertgroep aan geen rekening te houden met advocaatkosten in het kader van een procedure als de onderhavige. Het hof volgt deze aanbeveling.
De behoefte en behoeftigheid van de vrouw
€ 1.604,- per maand. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een netto gezinsinkomen van
€ 3.137,- per maand verminderd met de kosten van [de minderjarige] , door de rechtbank begroot op
€ 463,- per maand.
6.De slotsom
7.De beslissing
19 januari 2016 op € 369,- bruto per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken;
A.W. Jongbloed, bijgestaan door mr. A.T. Harkema als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2016 in bijzijn van de griffier.