Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
Van der Zande begin 2004 rondom de bestaande houten buitenmuur van de woning een stenen buitenmuur (ook wel aangeduid als: de buitenschil) heeft gebouwd. Van der Zande is
€ 47.230,- en opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 52.411,- met rente en kosten, en dit vonnis voor het overige bekrachtigd. Deze veroordeling is gebaseerd op de vastgestelde tekortkoming van [geïntimeerde] bij de uitvoering van de in die procedure centraal staande werkzaamheden, kort samengevat: wegens verkeerde toepassing van folie en isolatiemateriaal.
3.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
PRIMAIR
€ 874,65, het taxatierapport ad € 416,50 (van [X] ), de offerte van Bouwbedrijf Deterink ad € 297, 50 alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00;
€ 874,65, het taxatierapport ad € 416,50 (van [X] ), de offerte van Bouwbedrijf Deterink ad € 297,50 alsmede de buitengerechtelijke kosten ad € 904,00;
Ing. [deskundige 4] van BDG Architecten Ingenieurs Zwolle B.V. tot deskundige benoemd (hierna: [deskundige 4] ).
Er is voor de aanbouw geen bouwaanvraag ingediend, er zijn geen bouwkundige tekeningen
:De aanbouw is ondeskundig ontworpen. Door het ontbreken van een deugdelijke fundering
heeft de kosten van deze herstelmethode geraamd op een bedrag van € 15.905,- +
€ 4.107,- = € 20.012,- excl. btw (€ 23.814,- incl. btw). Daarbij heeft hij opgemerkt dat dit bedrag gecorrigeerd dient te worden met de daarin begrepen kosten van het herstel van het metselwerk van Van der Zande van € 4.787,- excl. btw (€ 5.697,- incl. btw) en de extra kosten van ontgraving van € 3.423,- excl. btw (€ 4.073,- incl. btw) omdat die kosten bij een correct ontwerp ook voor rekening van [appellanten] zouden zijn gekomen.
€ 9.744,00 excl. btw (€ 15.905,- plus € 4.107,- minus € 4.787,- minus € 3.423,- en minus
€ 2.058,-). Tevens is [geïntimeerde] in de proceskosten en de nakosten veroordeeld.
4.Wijziging van eis
Primair:
5.Beoordeling van de grieven
[deskundige 4] heeft ook zeer nauwkeurig aangegeven wat de kosten van deze herstelmethode zijn.
Het hof neemt, evenals de rechtbank, de bouwkundige conclusies van [deskundige 4] tot uitgangspunt, zulks met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen.
Het hof verwerpt de stelling van [appellanten] dat de kosten van herstel niet naar objectieve maatstaven berekend zouden kunnen worden. Het hof is van oordeel dat [deskundige 4] dat in zijn rapport juist heeft gedaan. [appellanten] hebben gesteld dat een aantal door hen benaderde aannemers niet bereid was het werk voor het door [deskundige 4] begrote bedrag uit te voeren, maar zij hebben niet concreet aangegeven op welke specifieke onderdelen de door [deskundige 4] begrote kosten niet juist zouden zijn.
Bovendien wordt er in het rapport geen rekening gehouden met het feit dat er na 2003 nog werkzaamheden door derden aan de woning zijn verricht.
[appellanten] hebben ter gelegenheid van de comparitie van partijen in hoger beroep gesteld dat zij een vaste aanneemsom met [geïntimeerde] waren overeengekomen, maar dat is door [geïntimeerde] betwist en blijkt ook niet uit de overgelegde stukken. Integendeel, in de door [appellanten] zelf als productie 1 bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde offerte van [geïntimeerde] wordt uitdrukkelijk gesproken over richtprijzen. Bovendien blijkt uit de handgeschreven aantekening onderaan die offerte – die daarop kennelijk door [appellanten] is geplaatst – dat [geïntimeerde] geen vaste prijs wilde overeenkomen. Er staat immers vermeld:
“Dit is de 2e offerte, voornamelijk ivm dak (kap)+ isoleren + vloer. Daarvóór mondeling overeengekomen wat wij wilden en hoe en hij vertelde over de richtprijs. Wij wilden ‘t wel op papier maar dat deed hij nooit. Net als het afspreken van een vast bedrag; alles is bij hem ‘richtprijs’.”Nu er bovendien geen op dit punt toegespitst bewijsaanbod voorligt, houdt het hof het ervoor dat partijen geen vaste aanneemsom zijn overeengekomen, maar dat het werk in regie werd uitgevoerd. Dat betekent dat [appellanten] de kosten van de extra werkzaamheden (het uitgraven van extra grond, het aanbrengen van een betonfundering en het opmetselen tot aan de begane grond) in de situatie dat de aanbouw correct was ontworpen zelf hadden moeten voldoen. Deze kosten vormen dan ook geen schade en de rechtbank heeft ze dan ook terecht in mindering gebracht op de totale herstelkosten.
Uit het deskundigenbericht van [deskundige 4] blijkt dat om de uitbouw te herstellen volgens hersteloptie C noodzakelijk en onontkoombaar is, dat de binnen- en de buitenmuren gesloopt moeten worden, dat de muren weer opgemetseld moeten worden en dat de zowel de binnen- en buitenwanden opnieuw moeten worden aangebracht. De uitbouw kan dus niet worden hersteld volgens hersteloptie C, indien de buitenmuren intact blijven. De rechtbank gaat er aan voorbij dat de buitenmuren, ongeacht de conditie van deze muren, afgebroken moeten worden om het herstel van de fundering van de uitbouw te kunnen uitvoeren. Indien de fundering van de uitbouw correct was geweest en de verzakking van de uitbouw niet was opgetreden, hadden deze metselmuren niet afgebroken hoeven worden.
Voor de ondeugdelijke constructie van het metselwerk en de fundering daarvan is [geïntimeerde] niet verantwoordelijk. De rechtbank heeft daarom terecht een correctie toegepast in verband met het herstel van die gebreken. Wanneer de buitenmuren goed waren geweest hadden deze niet gesloopt behoeven te worden om het binnenwerk te herstellen.
Met hersteloptie C geeft [deskundige 4] in zijn rapport een oplossing voor alle problemen van de uitbouw, zowel die van het door [geïntimeerde] gerealiseerde binnenwerk en de fundering daarvan als van de door Van der Zande gemetselde buitenmuren en de fundering daarvan.
Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] geen bemoeienis heeft gehad met het werk van Van der Zande. Het hof verwerpt de stelling van [appellanten] dat het slopen van de buitenmuren niet nodig zou zijn geweest als de fundering van de door [geïntimeerde] gerealiseerde uitbouw goed was geweest. Uit het rapport van [deskundige 4] blijkt immers dat niet alleen de door [geïntimeerde] gerealiseerde binnenconstructie van de uitbouw ondeugdelijk was, maar dat ook de door Van der Zande gemetselde buitenmuren gebrekkig zijn gefundeerd en onvoldoende zijn gedilateerd en derhalve op zichzelf herstel behoeven. [geïntimeerde] is voor het werk van Van der Zande niet verantwoordelijk. De kosten van het slopen en herstellen van de buitenmuren zouden echter voor rekening van [geïntimeerde] dienen te komen, wanneer het slopen van de buitenmuren noodzakelijk zou zijn om het binnenwerk van [geïntimeerde] te kunnen herstellen. Immers indien zich na een schadeveroorzakende gebeurtenis waarvoor iemand aansprakelijk is jegens de benadeelde, een latere gebeurtenis voordoet die dezelfde schade zou hebben veroorzaakt als die schade niet reeds was ontstaan, doet dat niet af aan de reeds gevestigde verplichting tot schadevergoeding van de voor de eerste gebeurtenis aansprakelijke (Vergelijk Hoge Raad 7 december 2001 ECLI:NL:HR:2001:AB2795).
heeft betwist dat het slopen van de buitenmuren noodzakelijk is voor het herstel van de binnenconstructie en [appellanten] hebben dat ook niet aannemelijk gemaakt.
[deskundige 4] heeft in zijn rapport aangegeven dat om de gebreken aan het metselwerk (van Van der Zande) te herstellen, funderingsherstel nodig is. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen in hoger beroep heeft [geïntimeerde] er op gewezen dat in het voorstel van [deskundige 4] zowel de binnenmuren als de buitenmuren op funderingsstroken worden gefundeerd, maar afzonderlijk van elkaar. [appellanten] hebben dat niet, althans niet gemotiveerd, weersproken. Dat het voor het herstel van de fundering van de binnenconstructie noodzakelijk is om de buitenmuur te slopen, is aldus niet gebleken. De door [appellanten] ingeschakelde [adviesbureau] , die in zijn rapport complete vervanging van de aanbouw adviseert, geeft als alternatieve oplossing het vervangen van de begane grondvloer door een betonplaat die op vaste grondslag is afgefundeerd. Bij die oplossing wordt de bestaande buitenmuur gehandhaafd, zij het dat deze bij de ontgraving goed moet worden gestut. Ook uit het rapport van de eigen deskundige van [appellanten] volgt derhalve niet dat het slopen van de buitenmuren noodzakelijk is om tot herstel van de binnenconstructie over te gaan. De kosten van het herstel van de door Van der Zande gemetselde buitenmuren en de fundering daarvan komen dan ook niet voor rekening van [geïntimeerde] .
hebben in de vorige procedure inderdaad een schadevergoeding ontvangen. Deze zag op de vergoeding van de schade wegens het niet voldoen van de binnenwanden en de isolatiewaarden aan het Bouwbesluit 2003 en het probleem van de vochtophopingen ten gevolge van het aangebrachte folie. Het destijds geconstateerde gebrek aan de binnenwanden zag dus niet op de vraag of de binnenwanden al dan niet dragend vermogen hadden. Ten gevolge van deze gebreken hebben [appellanten] schade geleden in hun vermogen, ongeacht of [appellanten] tot herstel dan wel vervanging van de wanden zou overgaan. [appellanten] zijn ook niet verplicht tot herstel van deze binnenwanden.
€ 2.058,- dan ook ten onrechte in mindering gebracht op de door [geïntimeerde] te vergoeden herstelkosten.
Om voor vergoeding in aanmerking te komen moeten deze kosten voldoen aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets. Dat wil zeggen dat het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de schade deskundige bijstand in te roepen en dat de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
Het hof is van oordeel dat dat wel geldt voor de inschakeling van [adviesbureau] , omdat [appellanten] zich daartoe genoodzaakt zagen toen bleek dat Kreeft Betonrenovatie en Injectietechniek en B.V. uit Hoogeveen, een in grondinjectie gespecialiseerd bedrijf herstel volgens de door [deskundige 1] geadviseerde methode niet mogelijk achtte. De bevindingen van [adviesbureau] hebben er ook (mede) toe geleid dat de rechtbank aanleiding zag om [deskundige 4] tot deskundige te benoemen. De kosten van het rapport van [adviesbureau] (€ 874,65 incl. btw) komen daarom voor vergoeding in aanmerking.
Dat geldt niet voor de kosten van het uitbrengen van een offerte door Deterink. Het aanvragen van een offerte op basis van het rapport van [adviesbureau] was voorbarig, omdat de rechtbank nog geen oordeel had gegeven over de wijze van herstel. Daargelaten wordt dan nog dat het vrij ongebruikelijk is dat aan een particulier kosten in rekening worden gebracht voor het uitbrengen van een offerte.
Ook de kosten van de door [X] verrichte taxatie komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze taxatie, uitgevoerd in 2010, op geen enkele wijze heeft kunnen bijdragen aan de vaststelling van de in 2003 toegebrachte schade.
Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, [geïntimeerde] veroordelen om aan [appellanten] te betalen een bedrag van € 11.802,- (€ 9.744,- + € 2.058,-) te vermeerderen met btw en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 maart 2010 tot aan de dag van volledige betaling, onder aftrek van hetgeen [geïntimeerde] krachtens het vonnis in eerste aanleg reeds aan [appellanten] heeft voldaan. Daarnaast zal een bedrag van € 874,65 inclusief btw aan kosten ter vaststelling van schade worden toegewezen. Voor het overige zal het vonnis worden bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zullen worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten van de procedure draagt. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
13 augustus 2014 ten aanzien van het dictum sub 3.1
en in zoverre opnieuw rechtdoende: