Uitspraak
verder te noemen: de moeder,
voorheen mr. C.A.F. Schoemaker te Deventer,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroepIn de zaak met nummer 200.186.782/01 (de hoofdzaak):
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 26 februari 2016;
- een brief met als bijlage een raadsrapport van 29 september 2014 van de Raad voor de
Kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 10 maart 2016;
- een journaalbericht met bijlagen (namelijk de ontbrekende stukken uit eerste aanleg)
van mr. Schoemaker van 16 maart 2016;
- het verweerschrift van de vader met productie(s), ingekomen op 26 april 2016;
- een brief van de raad van 19 mei 2016 (met daarbij nogmaals het raadsrapport van 29
september 2014);
- een journaalbericht met bijlagen van mr. Van Haaf-Noot van 21 juli 2016.
In de zaak met nummer 200.186.782/02 (het incidentele verzoek)
3.De vaststaande feiten
- [de minderjarige1] , geboren te [A] [in] 2003 (hierna: [de minderjarige1] ),
- [de minderjarige2] , geboren te [A] [in] 2005 (hierna: [de minderjarige2] ),
- [de minderjarige3] , geboren te [A] [in] 2007 (hierna: [de minderjarige3] ); en
- [de minderjarige4] , geboren te [A] [in] 2008 (hierna: [de minderjarige4] ).
4.De motivering van de beslissingHet verzoek in de hoofdzaak
Het incidentele verzoek
I. de vader te verbieden de kinderen op een andere school in te schrijven hangende de
bodemprocedure en voor zover hij de kinderen al op een andere school heeft
ingeschreven, de kinderen wederom op de OBS [F] in te schrijven, althans
te verklaren voor recht dat de vader zonder toestemming van de moeder de kinderen
niet een andere basisschool kan laten inschrijven;
II. te bepalen dat de vader een dwangsom verbeurt van € 500,- per dag dat hij in gebreke
blijft hieraan te voldoen althans een dwangsom met een hoogte die het hof juist acht
voor elke overtreding van de beschikking.
5.De slotsom
6.De beslissing
1 december 2015 waarvan beroep;