ECLI:NL:GHARL:2016:6923

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
200.190.777/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van griffierecht en ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een hoger beroep inzake de betaling van griffierecht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E.I. Robert, had het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken na indiening van het beroepschrift voldaan. Dit verzuim zou normaal gesproken leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in zijn hoger beroep, conform artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Echter, het hof heeft in deze zaak rekening gehouden met nieuwe landelijke beleidslijnen die zijn doorgevoerd. Deze beleidslijnen stellen dat de niet-ontvankelijkverklaring van een appellant wegens te late betaling van het griffierecht achterwege kan blijven, mits het griffierecht alsnog binnen twee weken na het verstrijken van de wettelijke termijn wordt voldaan. In dit geval heeft de appellant het griffierecht op 7 juni 2016 alsnog betaald.

Het hof heeft de appellant de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de ontvankelijkheid en heeft ook de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.G. Ouwejan, de mogelijkheid geboden om incidenteel appel in te stellen. De geïntimeerde heeft aangegeven geen incidenteel appel te willen instellen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om de niet-ontvankelijkverklaring van de appellant in zijn hoger beroep achterwege te laten en heeft het de geïntimeerde een termijn verleend voor het indienen van een verweerschrift. De verdere beslissing is aangehouden. Deze beschikking is gegeven op 26 juli 2016 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.190.777/01
(zaaknummer rechtbank C/16/385625 / FL RK 15-185)
beschikking van de familiekamer van 26 juli 2016
inzake
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
advocaat: mr. E.I. Robert te Utrecht,
en
[geïntimeerde],
wonende te [B] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.G. Ouwejan te Breukelen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 8 februari 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen ter griffie te Arnhem op 8 mei 2016;
- een journaalbericht van mr. A.G. Ouwejan van 23 juni 2016.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het hof stelt vast dat appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet binnen de betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift heeft betaald. Ingevolge artikel 282a lid 2 Rv. dient dit verzuim tot niet-ontvankelijkverklaring van appellant in zijn hoger beroep te leiden, tenzij toepassing moet worden gegeven aan artikel 282a lid 4 Rv.
3.2
Bij brief van 9 juni 2016 heeft het hof aan appellant een termijn gegeven om zich uit te laten over de ontvankelijkheid.
3.3
Eveneens bij brief van 9 juni heeft het hof aan geïntimeerde een termijn gegeven om aan te geven of geïntimeerde incidenteel appel wenst in te stellen.
3.4
Het hof heeft van mr. E.I. Robert geen schrijven ontvangen.
3.5
Mr. A.G. Ouwejan heeft bij journaalbericht van 23 juni 2016 aangegeven dat geïntimeerde geen incidenteel appel wenst in te stellen.
3.6
In verband met recent doorgevoerde nieuwe landelijke beleidslijnen blijft, met toepassing van artikel 282a lid 4 Rv., niet-ontvankelijkverklaring van een appellant wegens te late betaling van het griffierecht achterwege wanneer het griffierecht binnen twee weken na het verstrijken van de wettelijke termijn alsnog is voldaan. Aangezien het griffierecht in deze zaak door appellant alsnog op 7 juni 2016 is voldaan zal het hof niet-ontvankelijkverklaring van appellant in diens hoger beroep achterwege laten. Aan geïntimeerde zal een termijn voor het indienen van een verweerschrift worden verleend.

4.De beslissing

Het gerechtshof:
verleent aan geïntimeerde een termijn voor het indienen van een verweerschrift tot
6 september 2016;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, mr. J.G. Idsardi en
mr. I.A. Vermeulen, bijgestaan door de griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juli 2016.