Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de door de man opgevoerde kosten reeds verdisconteerd zijn in de gehanteerde kosten van kinderen en dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat deze kosten niet worden gecompenseerd door overige uitgavenposten. De stelling van de man dat een aantal kosten niet in de huwelijksgerelateerde behoefte zijn verdisconteerd, nu deze kosten na de echtscheiding zijn ontstaan, doet aan dit oordeel niet af, nu de gestelde kosten een gevolg zijn van de door de man zonder overleg gemaakte keuzes, zodat de gevolgen daarvan voor zijn rekening dienen te komen.
In hoger beroep heeft de vrouw haar jaaropgave 2015 overgelegd. Op basis hiervan berekent het hof haar netto besteedbaar inkomen op € 1.942,- per maand, zoals blijkt uit de aan deze beschikking gehechte en gewaarmerkte berekening (tarieven 2015-II).