Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. Het huwelijk is in 2015 ontbonden, en de rechtbank Noord-Nederland had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 611,- per maand aan de vrouw moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige dochter. Daarnaast waren er diverse vergoedingen vastgesteld die de man aan de vrouw moest betalen. De man is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank, waarin de alimentatie en vergoedingen waren vastgesteld. Hij verzocht om de alimentatie te limiteren en de vergoedingen pas te betalen na de verkoop van de voormalige echtelijke woning.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de argumenten van beide partijen gehoord. De man stelde dat de vrouw voldoende eigen verdiencapaciteit had en dat de alimentatie daarom moest worden verlaagd. De vrouw betwistte dit en voerde aan dat zij door de zorg voor hun dochter en de omstandigheden rondom de echtscheiding niet in staat was om volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld en geconcludeerd dat zij recht heeft op een bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank deels vernietigd en bepaald dat de man vanaf de overdracht van de woning een hogere bijdrage moet betalen, en dat de vergoedingen pas na de verkoop van de woning hoeven te worden voldaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.