ECLI:NL:GHARL:2016:6126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
200.176.457/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een omgangszaak met belangenstrijd tussen ouders en minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 23 juni 2016 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een bijzondere curator in een omgangszaak. De zaak betreft een belangenstrijd tussen de moeder en de vader van een minderjarige, waarbij de moeder zich verzet tegen het persoonlijk spreken van de minderjarige door de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft eerder op 28 april 2016 de raad verzocht om aanvullend onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor een zorgregeling tussen de vader en de minderjarige. De raad heeft gerapporteerd dat het niet gelukt is om de minderjarige persoonlijk te spreken, wat het hof als essentieel beschouwt om de mening van de minderjarige te horen. Het hof heeft vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders en de minderjarige, en heeft besloten dat het in het belang van de minderjarige is om een bijzondere curator te benoemen. Deze curator zal de belangen van de minderjarige behartigen en onderzoeken welke omgangsregeling met de vader in haar belang is. De benoeming van de bijzondere curator is gedaan met de mogelijkheid voor partijen om binnen een week bezwaar te maken. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het verslag van de bijzondere curator is ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.176.457/01
(zaaknummer rechtbank C/19/109057 / FA RK 15-361)
beschikking van 23 juni 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.P. Schrale-Oranje te Roden,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Mulder te Groningen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 28 april 2016 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Ingevolge voormelde tussenbeschikking heeft de raad voor de kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) een aanvullend raadsonderzoek verricht.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad van 27 mei 2016 met productie(s).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikkingen van
12 januari 2016 en 28 april 2016, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In de beschikking van 28 april 2016 heeft het hof de raad verzocht een aanvullend onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden van het vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] - en in het kader hiervan alles in het werk te stellen om [de minderjarige] persoonlijk te spreken - en indien die mogelijkheden aanwezig worden geacht, welke zorgregeling het meest in haar belang is en daarover aan het hof te rapporteren en het hof te adviseren.
2.3
De raad heeft in zijn aanvullende rapport van 26 mei 2016 aangegeven dat het wederom niet gelukt is om [de minderjarige] persoonlijk te spreken omdat de moeder zich hier tegen blijft verzetten. Het hof blijft het echter van groot belang vinden dat de mening van [de minderjarige] in deze wordt gehoord, zoals gemotiveerd is aangegeven in de tussenbeschikking van
28 april 2016.
2.4
Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
2.5
Het hof is van oordeel dat zich in deze procedure met betrekking tot [de minderjarige] een belangenstrijd in de zin van voormeld artikel voordoet, welke strijd zich toespitst op omgang van [de minderjarige] met de vader en meer in het bijzonder op de mogelijkheid voor [de minderjarige] om haar mening in deze kwestie kenbaar te maken. Het hof acht het van groot belang dat [de minderjarige] haar mening ten aanzien van contact met haar vader kan geven, maar de moeder geeft hiervoor geen enkele ruimte, zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van de ouder(s) en het belang van [de minderjarige] .
2.6
Het hof acht het dan ook in het belang van [de minderjarige] dat een bijzondere curator haar belangen behartigt en kan bezien welke omgangsregeling met de vader in haar belang moet worden geacht.
2.7
Mevrouw [C] , kantoorhoudende te [D] en verbonden aan [E] , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door het hof, alvorens verder te beslissen, worden benoemd. Indien één der partijen gerede bezwaren heeft tegen de benoeming van deze persoon tot bijzondere curator, dient dit binnen een week na heden schriftelijk en gemotiveerd kenbaar te worden gemaakt aan het hof.
2.8
Het hof verzoekt de bijzondere curator te onderzoeken of een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader in haar belang is, en zo ja welke zorgregeling het meest in haar belang is, en hierover een verslag van bevindingen op te stellen. Vanzelfsprekend staat het de bijzondere curator vrij om desgewenst de ouders te betrekken bij de werkzaamheden en/of te bemiddelen tussen de minderjarige en de ouders.
2.9
Gelet op het voorgaande, acht het hof zich op grond van de thans beschikbare informatie nog onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde definitieve beslissing ten aanzien van de omgangsregeling te kunnen geven.
Het hof zal daarom de behandeling van de zaak aanhouden en de resultaten van het onderzoek van de bijzondere curator afwachten. Het hof verzoekt de bijzondere curator tijdig, doch uiterlijk binnen drie maanden na benoeming, een verslag van bevindingen aan het hof toe te zenden.
2.1
Het hof verzoekt de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.

3.De slotsom

3.1
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige:
[C]
[a-straat] 8
[D] ;
met het verzoek het hof tijdig, doch uiterlijk binnen drie maanden na benoeming, over de hiervoor onder r.o. 2.8 geformuleerde vragen te rapporteren en te adviseren;
indien één der partijen gerede bezwaren heeft tegen deze benoeming, dient dit binnen een week na heden schriftelijk kenbaar gemaakt te worden aan het hof;
bepaalt dat, na rapportage en advies van de bijzondere curator omtrent de zorgregeling, de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen, anders beslist;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, J.G. Idsardi en
M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 23 juni 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.