ECLI:NL:GHARL:2016:6125

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
200.179.022/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar een andere gemeente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de man om toestemming te geven voor de verhuizing van de vrouw met hun kinderen naar [C]. De vrouw, verzoeker in hoger beroep, woont in [A] en heeft de wens om met de kinderen naar [C] te verhuizen om dichter bij haar nieuwe partner te zijn. De man, verweerster in hoger beroep, is het hier niet mee eens en heeft verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek of dit verzoek ongegrond te verklaren.

Het hof heeft in zijn overwegingen de belangen van de kinderen vooropgesteld. De vrouw heeft onvoldoende aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat deze goed is doordacht en voorbereid. Het hof heeft daarbij gekeken naar de impact van de verhuizing op de kinderen, die in hun vertrouwde omgeving moeten blijven, en de continuïteit van de zorg van de man. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapportage ook geadviseerd dat het in het belang van de kinderen is om in [A] te blijven wonen.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de kinderen en de man zwaarder wegen dan de wens van de vrouw om te verhuizen. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen en de beschikking van de rechtbank is vernietigd. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er rust en stabiliteit voor de kinderen komt, en dat de ouders in goed overleg de zorg voor hun kinderen kunnen blijven vormgeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.179.022/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/143424 / FA RK 15-1334)
beschikking van 23 juni 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] , gemeente Smallingerland,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. B.E. Dijkstra te Drachten,
en
[verweerster],
wonende te [B] , gemeente Smallingerland,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.F. de Vries te Dokkum.

1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft op 1 december 2015 een tussenbeschikking gegeven.
1.2
Ter griffie van het hof zijn nadien binnengekomen:
- een verweerschrift met productie(s), ingekomen op 7 december 2015;
- een brief van de raad van de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) met als bijlage het raadsrapport d.d. 1 maart 2016;
- een journaalbericht van mr. Dijkstra van 20 mei 2016 met productie(s);
- een brief van mr. De Vries van 23 mei 2016 met productie(s).
1.3
In het verweerschrift heeft de vrouw het hoger beroep van de man bestreden en verzocht het hoger beroep van de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
1.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 juni 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Beide advocaten hebben ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1
De vrouw heeft het voornemen om met de kinderen naar [C] te verhuizen. De man kan zich daarmee niet verenigen. Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, heeft de vrouw toestemming van de man nodig als zij met de kinderen wil verhuizen. Indien, zoals in het onderhavige geval, de man zijn toestemming weigert en de vrouw toch wenst te verhuizen, kan zij op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de rechter vervangende toestemming verzoeken.
2.2
Bij voormelde beschikking van 1 december 2015 heeft het hof de werking van de bestreden beschikking geschorst en de raad verzocht om schriftelijk rapport met advies aan het hof uit te brengen ter beantwoording van de vraag in hoeverre een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [C] dan wel een plaats gelegen buiten een straal van 10 kilometer van de huidige woonplaats van de vrouw zich verhoudt met de belangen van de kinderen en het hof te adviseren over de wijze waarop de zorgregeling tussen de man en de kinderen dient te worden vormgegeven indien aan de vrouw vervangende toestemming tot verhuizing zou worden verleend.
2.3
De raad heeft in zijn rapport van 1 maart 2016 geconcludeerd dat het het meest in het belang van de kinderen is dat de vrouw met hen in [A] , dan wel de nabije omgeving van [A] , blijft wonen.
2.4
Zoals ook overwogen in de beschikking van 1 december 2015, neemt de rechter in een zaak als de onderhavige een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. De belangen van de kinderen dienen hierbij een eerste overweging te vormen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter echter bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin de kinderen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
2.5
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de kinderen en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
2.6
Het hof is van oordeel dat de vrouw de noodzaak om met de kinderen naar [C] te verhuizen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De vrouw heeft in het beroepschrift en ter zitting naar voren gebracht dat zij met de kinderen naar [C] wil verhuizen om zoveel mogelijk bij haar nieuwe partner te kunnen zijn. Dat is volgens de vrouw hoe zij in een relatie staat en zij zou niet gelukkig zijn als zij niet met de kinderen naar haar partner in [C] mag verhuizen, hetgeen zijn weerslag zou hebben op de kinderen. Zoals de raad in haar rapport ook constateert dient een verhuizing om deze reden echter vooral het eigen belang van de vrouw. Het is juist dat het in zijn algemeenheid niet in het belang van een kind is dat het opgroeit bij een ouder die zich niet gelukkig voelt, maar in het licht van de overige belangen die spelen in de onderhavige zaak is dat hier niet doorslaggevend. De vrouw heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan haar belang om bij haar partner te wonen niet op andere wijze tegemoet kan worden gekomen dan door middel van een verhuizing naar [C] . Weliswaar heeft de vrouw gesteld dat haar partner vanwege zijn werk en zijn dochter gebonden is aan [C] , maar niet in te zien valt waarom de vrouw vanwege haar kinderen dan niet gebonden zou zijn aan [A] (en omgeving), waar zij overigens tot op heden ook nog steeds werk heeft. Voor zover de vrouw heeft gesteld dat zij vanaf 1 september 2016 niet meer over woonruimte beschikt verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.15 van de beschikking van 1 december 2015, waarin het hof heeft geoordeeld dat de vrouw dit risico welbewust heeft genomen en dat dit voor haar rekening en risico dient te blijven. De noodzaak om te verhuizen is naar het oordeel van het hof gelet op het vorenstaande onvoldoende aangetoond.
2.7
Het hof is bovendien, anders dan de raad, van oordeel dat de vrouw de verhuizing naar [C] onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat er slechts een korte tijdspanne van ruim een jaar is gelegen tussen het moment dat partijen op 28 juli 2014 in hun ouderschapsplan een uitgebreide zorgregeling tussen de man en de kinderen overeenkwamen, waarbij zij de intentie uitspraken om gedurende de lagere schoolperiode van de kinderen in de buurt van [A] te blijven wonen (hetgeen ook naar het oordeel van het hof in het belang van de kinderen is) en het indienen van het inleidend verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing door de vrouw op 5 augustus 2015. Het hof is van oordeel dat ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift onvoldoende vast stond dat de nieuwe relatie van de vrouw bestendig was en dat ook op dit moment nog geen sprake is van een zodanig bestendige relatie dat deze een voor de kinderen zeer ingrijpende verhuizing naar [C] rechtvaardigt, dit mede in het licht van de afspraken van partijen in het ouderschapsplan, die zijn gemaakt toen de vrouw al een nieuwe relatie had.
2.8
Het hof is er verder onvoldoende van overtuigd geraakt dat de vrouw bij haar beslissing om naar [C] te willen verhuizen de belangen van de kinderen, maar ook die van de man, voldoende voor ogen heeft gehad en heeft meegewogen. In haar antwoorden op vragen van het hof heeft de vrouw herhaaldelijk vooral haar eigen belangen om te verhuizen naar voren gebracht. Een verhuizing van de vrouw en de kinderen naar [C] zal echter ook vooral voor de kinderen ingrijpende gevolgen hebben, in die zin dat zij uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald, waar zij zijn geboren en getogen, naar een nieuwe school zullen gaan en waarbij de aard van het contact met hun vader drastisch zal veranderen. De vrouw geeft er geen blijk van zich dit voldoende te realiseren.
2.9
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat de vader een uitgebreide zorgregeling heeft met de kinderen, waarbij hij gelet op zijn werktijden ook op doordeweekse dagen veel tijd met hen doorbrengt. Met name de meer dagelijkse betrokkenheid, die bij het handhaven van een gezamenlijke woonplaats in [A] of omgeving mogelijk is, kan niet voortduren wanneer er een zodanig grote afstand tussen de woonplaatsen bestaat dat het sociale leven van de kinderen zich naar [C] verplaatst.
2.1
De vrouw heeft aangevoerd dat de man in geval van een verhuizing van de kinderen naar [C] in voldoende mate kan worden gecompenseerd door meer omgang met de kinderen te hebben tijdens de vakanties en op zaterdagen. De vrouw stelt dat de man op de zaterdagen meer ruimte heeft voor omgang met de kinderen dan hij voorwendt, hetgeen door de man wordt betwist. Wat hier ook van zij, vast staat dat de man regelmatig op zaterdag werkt, hetgeen hij ook tijdens de relatie van partijen al deed, en dat ook als de omgang zou plaatsvinden zoals namens de vrouw ter zitting is uiteengezet, waarvan het de vraag is of van de man kan worden verlangd dat hij zich daar zonder meer naar schikt, nog altijd sprake is van substantieel minder contact tussen de man en de kinderen dan thans het geval is. De man wordt dan bovendien onthouden van de doordeweekse contacten met de kinderen, waarvan hij naar voren heeft gebracht die erg waardevol te vinden, en - zoals de raad terecht naar voren heeft gebracht - het gevaar bestaat dat de omgang in de toekomst zal verwateren als de kinderen ouderen worden en steeds meer een sociaal leven in [C] krijgen.
2.11
Het hof acht een dergelijke beperking in de aard van het contact tussen de man en de kinderen onaanvaardbaar, gelet op de huidige uitgebreide zorgregeling tussen de man en de kinderen en het feit dat partijen in hun ouderschapsplan nu juist de intentie hebben uitgesproken om gedurende de lagere schoolperiode van de kinderen in de buurt van [A] te blijven wonen. Dit kan door de vrouw onvoldoende worden gecompenseerd.
2.12
De raad concludeert in zijn rapport dat er voor de kinderen een meerwaarde ligt in het opgroeien in hun huidige omgeving, waar ze geworteld zijn en waar ze continuïteit ervaren in hun schoolgang en sociale contacten. Vooral de continuïteit in hun band met de man acht de raad van groot belang. Al het vorenstaande in aanmerking nemend, deelt het hof deze conclusie van de raad. Het hof is van oordeel dat het belang van de kinderen om in hun vertrouwde sociale leefomgeving te blijven en het belang van de kinderen en de man bij behoud van het huidige intensieve contact zwaarder wegen dan het belang en de wens van de vrouw om met de kinderen te verhuizen naar [C] en daar met haar partner een toekomst op te bouwen. Aan de vrouw zal daarom geen vervangende toestemming tot verhuizing worden verleend.
2.13
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de vrouw alsnog afwijzen. Voor het opleggen van een verbod aan de vrouw om met de kinderen naar [C] te verhuizen, met daaraan gekoppeld een dwangsom, zoals door de man is verzocht, ziet het hof geen aanleiding. Dat verzoek zal derhalve worden afgewezen.
2.14
Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt. Uit het raadsrapport komt naar voren dat de kinderen problemen ervaren als gevolg van de echtscheiding van partijen en het daaruit voortvloeiende conflict over hun woonplaats. Zij waren tot de uitspraak in de schorsingszaak in de veronderstelling dat zij met de vrouw naar [C] zouden verhuizen en er was ook reeds een afscheid op hun school gepland. Dat het de kinderen ook nu nog bezig houdt waar zij mogen wonen is gelet hierop welhaast onvermijdelijk, hoewel de vrouw stelt dat zij probeert de kinderen er zo weinig mogelijk mee te belasten. Het hof acht het voor de kinderen van groot belang dat er nu rust voor hen wordt gecreëerd. Het hof gaat ervan uit dat nu is beslist op het onderhavige geschilpunt, de man en de vrouw in de toekomst weer in staat zullen zijn om in goed overleg met elkaar de zorg voor hun kinderen als ouders vorm te geven, zodat rust en stabiliteit ontstaat. Daarbij is het ook in het belang van de kinderen dat zij in de weekenden en de vakanties, als zij bij de vrouw zijn, in de gelegenheid zijn om tijd door te brengen in hun sociale omgeving in [A] en niet, zoals de vrouw stelt voornemens te zijn, elk vrij moment zullen doorbrengen in [C] , waar hun perspectief niet ligt.
2.15
Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
3
De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 september 2015, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het inleidend verzoek van de vrouw;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, M.P. den Hollander en I.A. Vermeulen, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 23 juni 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.