ECLI:NL:GHARL:2016:6124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
200.192.698/01, 200.192.698/02 en 200.192.698/03
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in het kader van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in het hoger beroep, heeft het hof verzocht om de tenuitvoerlegging van de eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland te schorsen en om een bijzondere curator te benoemen voor de minderjarige. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige in verschillende fasen omgang zou hebben met de vader.

Het hof heeft in het kader van een pilot 'complexe scheidingen' de stukken beoordeeld en vastgesteld dat er een belangenstrijd bestaat tussen de ouders en de minderjarige. Gezien de situatie heeft het hof besloten dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen. Mevrouw [C] is bereid gevonden om deze rol op zich te nemen. Het hof heeft de bijzondere curator verzocht om de belangen van de minderjarige te behartigen en om te onderzoeken of een omgangsregeling met de vader in het belang van de minderjarige is.

De beslissing van het hof houdt in dat de advocaat van de moeder de processtukken ter beschikking moet stellen aan de bijzondere curator en dat de bijzondere curator wordt opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het schorsingsverzoek op 21 juli 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.192.698/01, 200.192.698/02 en 200.192.698/03
(zaaknummer rechtbank C/19/107605 / FA RK 14-2886)
beschikking van 23 juni 2016
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,
verzoekster in het hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans te Meppel,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in het hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.C. Braak te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 20 april 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de navolgende omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2011 te [B] (verder te noemen: [de minderjarige] ) vastgesteld:
Eerste acht weken
[de minderjarige] zal de eerste acht weken, startende zaterdag 30 april 2016, iedere zaterdag omgang hebben met de vader in het bijzijn van de moeder en een eventuele derde van 14:00 uur tot 16:30 uur;
Tweede acht weken
Na deze acht weken zal [de minderjarige] acht achtereenvolgende zaterdagen van 10:00 uur tot 17:00 uur in het bijzijn van de moeder en een eventuele derde omgang hebben met de vader;
Derde acht weken
Na zestien weken verblijf [de minderjarige] acht weken lang iedere zaterdag van 10:00 uur tot 17:00 uur bij de vader zonder begeleiding;
Na 24 weken
Na 24 weken verblijf [de minderjarige] voor een periode van drie maanden om de week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur zonder begeleiding bij de vader;
Na de eerste drie maanden met overnachting
Na de eerste drie maanden met overnachting verblijft [de minderjarige] om de week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader;
Telefooncontact
Verder dient er wekelijks, op een vast tijdstip, een belmoment te zijn tussen de vader en [de minderjarige] .

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift met begeleidende brief en producties, ingekomen ter griffie op 31 mei 2016, heeft de moeder het hof verzocht:
I. overeenkomstig artikel 360 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv) de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, ziende op de omgangsregeling, te schorsen totdat op het onderhavige hoger beroep zal zijn beslist;
II. over [de minderjarige] een bijzondere curator te benoemen;
III. de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de daarbij vastgestelde omgangsregeling betreft en opnieuw beschikkende te bepalen dat er geen contact is tussen de vader en [de minderjarige] , dan wel het contact op te schorten, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2
De vader is door het hof in de gelegenheid gesteld om in de zaak met zaaknummer 200.192.698/02 (schorsingsverzoek) uiterlijk op 14 juli 2016 en in de zaak met zaaknummer 200.191.204/01 uiterlijk op 5 augustus 2016 een verweerschrift in te dienen.
2.3
Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- een journaalbericht van mr. Braak van 15 juni 2016;
- een journaalbericht van mr. Olie-Hallmans van 16 juni 2016.

3.De motivering van de beslissing

3.1
In het kader van een pilot "complexe scheidingen" heeft een raadsheer de stukken beoordeeld in het licht van de vraag of al in dit vroege stadium van de appelprocedure op korte termijn maatregelen kunnen worden genomen die een snellere en de-escalerende afhandeling bevorderen.
3.2
Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt - voor zover hier van
belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige, kan, indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.3
Het hof is van oordeel dat zich in deze procedure, die zich blijkens de overgelegde stukken toespitst op de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] , een belangenstrijd in de zin van artikel 1:250 BW voordoet. Het hof acht het daarom, zonder vooruit te lopen op de verdere procedure, wenselijk dat in de onderhavige zaak een bijzondere curator wordt benoemd die de belangen van [de minderjarige] in deze kan behartigen en hem zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen.
3.4
Mevrouw [C] , kantoorhoudend te [D] , is bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door het hof, alvorens verder te beslissen, worden benoemd. Beide partijen hebben zich akkoord verklaard met de benoeming van mevrouw [C] tot bijzondere curator.
3.5
Het hof verzoekt de bijzondere curator om te bezien, gelet op de verzoeken die aan het hof voorliggen, of een omgangsregeling met de vader in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht en zo ja, welke omgangsregeling in zijn belang moet worden geacht. Het hof verzoekt de bijzondere curator daarbij de Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen, met dien verstande dat het wenselijk zou zijn dat de bijzondere curator, indien dat op deze korte termijn mogelijk is, reeds vóór de zitting van 21 juli 2016 (behandeling schorsingsverzoek) gesprekken voert met [de minderjarige] , zodat in elk geval daarvan reeds ter zitting verslag kan worden gedaan.
3.6
Het hof verzoekt de advocaat van de moeder om zo spoedig mogelijk na de datum van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator te stellen.
3.7
Het hof roept de bijzondere curator bij deze tevens op om naar de mondelinge behandeling van het schorsingsverzoek bij het gerechtshof te komen. Deze wordt gehouden op 21 juli 2016 om 15.00 uur in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden.
3.8
Ten overvloede overweegt het hof nog dat de benoeming van mevrouw [C] tot bijzondere curator een tussenbeschikking is in de zaken met zaaknummers 200.192.698/01 en 200.192.698/02 en (hoewel het in deze zaak feitelijk een ambtshalve benoeming door het hof betreft) een eindbeschikking in de zaak met zaaknummer 200.192.698/03 (betreffende het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator).

4.De beslissing

Het gerechtshof:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [de minderjarige] , geboren te [B] [in] 2011:
mevrouw [C]
[a-straat] 8
[D]
Telefoonnummer: [000000]
E-mailadres: [-----] .nl,
om in deze procedure de belangen van deze minderjarige te behartigen;
bepaalt dat de advocaat van de moeder binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking (een afschrift van) de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan;
roept de bijzondere curator op voor de mondelinge behandeling van 21 juli 2016 om 15.00 uur in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 in Leeuwarden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, J.G. Idsardi en M.P. den Hollander bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 23 juni 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.