Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder gezamenlijk te noemen: de ouders,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die door hun verstandelijke beperking en gedragsproblematiek professionele begeleiding nodig hebben. De ouders, verzoekers in hoger beroep, zijn het niet eens met de verlenging van de uithuisplaatsing en stellen dat zij met de juiste hulpverlening in staat zijn om hun kinderen adequaat te verzorgen en op te voeden. De kinderrechter had eerder op 15 december 2015 de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, wat de ouders nu aanvechten.
Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland en de procedure in eerste aanleg. De ouders hebben in hoger beroep één grief ingediend, gericht op de verlenging van de uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2016 zijn de ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaat, en zijn ook vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest. Het hof heeft de minderjarigen gehoord en de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen.
Het hof concludeert dat de gronden voor uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van hun kinderen en kunnen niet de benodigde zorg en structuur bieden. De minderjarigen hebben intensieve zorg nodig, die de ouders niet kunnen bieden. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 17 december 2016. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen, die gebaat zijn bij een veilige en stabiele opvoedingssituatie.