ECLI:NL:GHARL:2016:6090

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
200.169.521/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg reglement mandeligheid en gebruik van ligplaatsen in villapark Waterwende

In deze zaak gaat het om de uitleg van het reglement van het villapark Waterwende te Indijk, waar de mandeligheid van waterwegen en ligplaatsen aan de orde is. De appellanten, eigenaren van woningen op het villapark, hebben drijvende objecten in het mandelige water geplaatst, wat door de Waterwende Exploitatiemaatschappij B.V. als ongeoorloofd werd beschouwd. De rechtbank Noord-Nederland had eerder geoordeeld dat Waterwende bevoegd was om handhavend op te treden en de appellanten te veroordelen tot verwijdering van deze objecten. De appellanten gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de ligplaatsen in het mandelige water zijn bedoeld voor vaartuigen en dat de appellanten het recht hebben om hun ligplaats in te nemen met drijvende objecten, die onder de definitie van vaartuigen vallen. Het hof oordeelt dat de houten constructies, die door de appellanten zijn geplaatst, als vaartuigen moeten worden aangemerkt. Hierdoor ontbeert Waterwende de bevoegdheid om handhavend op te treden tegen deze objecten. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Waterwende af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van Waterwende legt.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke uitleg van de reglementen en de rechten van eigenaren binnen een mandeligheid, en bevestigt dat de exclusieve gebruiksrechten van eigenaren niet in strijd hoeven te zijn met de mandeligheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.169.521/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/132478 / HA ZA 14-44)
arrest van 26 juli 2016
in de zaak van

1.[appellant1] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellant1],

2. [appellante2] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[appellante2],

3. [appellant3] ,

wonende te [C] ,
hierna:
[appellant3],
4. [appellante4] ,gewoond hebbende te [A] , inmiddels overleden
hierna:
[appellante4]
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten],
advocaat: mr. J.J. Hengst, kantoorhoudend te Joure,
tegen

1.Waterwende Exploitatiemaatschappij B.V.,

gevestigd te Woudsend,
hierna:
Waterwende Exploitatiemaatschappij,
2. Vereniging van Eigenaren van Woningen in het park Waterwende te Indijk,
gevestigd te Indijk,
hierna:
Vereniging Waterwende,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk (in enkelvoud) te noemen:
Waterwende,
advocaat: mr. Ch.G.A. van Rijckevorsel, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
9 april 2014 en 15 oktober 2014 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen tussen Waterwende en [appellanten] en nog een viertal gedaagden die uiteindelijk in het eindvonnis hebben berust.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 8 januari 2015;
- de memorie van grieven (met producties) tevens akte in verband met overlijden van een partij d.d. 1 september 2015;
- de memorie van antwoord (met productie) d.d. 13 oktober 2015;
- een akte van [appellanten] d.d. 1 december 2015 en een antwoordakte van Waterwende van 29 december 2015.
- het arrest waarbij een comparitie van partijen is gelast d.d. 16 februari 2016;
- het proces-verbaal van de comparitie d.d. 4 mei 2016, met daaraan gehecht (korte) pleitaantekeningen van mr. Van Rijckevorsel.
2.2
[appellanten] vorderen in het hoger beroep - kort samengevat - dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2014 zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, Waterwende niet ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen dan wel deze haar te ontzeggen, met veroordeling van Waterwende in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het bestreden vonnis van 15 oktober 2014, met inachtneming van hetgeen bij de grieven I en II is betoogd en met aanvulling van enige feiten die in hoger beroep tevens als vaststaand kunnen worden aangemerkt.
3.1.
Het villapark Waterwende is gelegen te Indijk, onder Woudsend (gemeente Súdwest-Fryslân) en bestaat uit 131 woningen. Deze woningen beschikken alle over een ligplaats (zij het niet allemaal direct bij de woning gelegen) en mogen zowel permanent als recreatief bewoond worden. Eén van de straten van het villapark heet [a-straat] .
3.2.
Iedere eigenaar van een woning op het villapark beschikt naast de eigendom van zijn of haar woning ook over 1/131ste aandeel in de gemeenschap betreffende het stelsel van waterwegen en ligplaatsen in het villapark. Dit aandeel in de gemeenschap is opgenomen in de akte van levering van elke woning. In de akte van levering wordt voor wat betreft dit aandeel in deze gemeenschap verwezen naar de akte van mandeligheid van 13 mei 1994 (hierna verder te noemen: de akte). Tevens is op 13 mei 1994 het "Reglement van de gemeenschappelijke eigendom (mandeligheid) villapark Waterwende onder Woudsend" (hierna verder te noemen: het reglement) vastgesteld. In het reglement zijn woordelijk de bepalingen uit de akte met betrekking tot het aandeel, verdeling, gebruik, onderhoud, beheer, herstel, kosten onderhoud en beheer, algemene regels, vaarregels, verkeersregels, andere besluiten, kettingbeding en einde mandeligheid opgenomen.
In artikel 3 van het reglement, dat betrekking heeft op het gebruik van de gemeenschap, is het volgende bepaald:
"1. De mandelige zaken worden gebruikt als ligplaats en als vaarwater om van de ligplaatsen te komen van en te gaan naar het openbare vaarwater.
2. De bij de woning (…) behorende ligplaats mag uitsluitend gebruikt worden door of ten behoeve van de bewoners van de woning. Het is niet toegestaan de ligplaats te verhuren of ter beschikking te stellen aan derden. De ligplaats heeft -vanuit de walkant gemeten- een maximale breedte van 4 meter en dient zodanig gebruikt te worden dat in de waterweg ter plaatse steeds een doorgang gewaarborgd is ter breedte van 10 meter.
3. Het is een deelgenoot niet toegestaan om aan te leggen op een andere plaats dan de eigen ligplaats.
4. Daarnaast heeft elke deelgenoot de bevoegdheid van exclusief gebruik van de bij zijn woning behorende ligplaats en van het medegebruik van het stelsel van waterwegen, overeenkomstig de bestemming, mits dit gebruik verenigbaar is met de gebruiksrechten van de overige deelgenoten en overigens met inachtneming van het bepaalde in de titel van aankomst van de mandelige zaken."
In artikel 5 van het reglement, dat betrekking heeft op het beheer van de gemeenschap, is onder meer het volgende bepaald:
"1. Onder beheer wordt verstaan het verrichten van alle handelingen welke dienstig kunnen zijn voor de instandhouding van de mandelige zaken.
2. Het beheer van de mandelige zaken berust bij de gezamenlijke deelgenoten, behoudens voor zover daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.
3. Door Waterwende Exploitatiemaatschappij B.V. wordt uitsluitend, en met uitsluiting van de andere deelgenoten, het beheer gevoerd over de mandelige zaken terzake van de volgende onderwerpen:
a. het stelsel van waterwegen, waarvan ook het onderhoud door haar wordt verzorgd;
(…)
6. Het volgens de leden 3 en 4 door Waterwende Exploitatiemaatschappij B.V. gevoerde beheer kan haar niet worden ontnomen door de deelgenoten."
3.3
De Vereniging Waterwende is enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van Waterwende Exploitatiemaatschappij. De Vereniging Waterwende is geen vereniging van eigenaars ex artikel 5:124 BW, maar een gewone vereniging, opgericht in 1999, door onder meer [D] (hierna verder te noemen: [D] ). Lid van de
Vereniging Waterwende is de persoon die zich schriftelijk heeft aangemeld bij het bestuur van de vereniging, eigenaar is van een woning op het villapark en die door het bestuur van de Vereniging Waterwende als lid is toegelaten.
3.4
[appellant1] en zijn echtgenote [appellante2] zijn eigenaar van de woning op het adres [a-straat] . [appellant3] en zijn inmiddels overleden echtgenote
[appellante4] waren, onderscheidenlijk [appellant3] is eigenaar van de woning op het adres [a-straat] .
3.5
In de notulen van de op 22 maart 2008 gehouden ledenvergadering van de Vereniging Waterwende is het volgende opgenomen:
"17. Vrijhouden Waterwegen
Het bestuur heeft een duidelijk standpunt ingenomen dat (bestaande) palen en steigers, die in het mandelige water aanwezig zijn, verwijderd moeten worden. Volgens (…) [D] mogen historisch aanwezige palen blijven staan tot de verkoop van de woning. Bij overdracht moeten deze palen worden verwijderd. De beheerder zal illegaal geplaatste palen melden bij het bestuur, waarna de eigenaar middels een brief verzocht wordt de palen te verwijderen binnen een tijdsbestek van vier weken. Na deze vier weken zal het bestuur de palen laten verwijderen op kosten van de eigenaar. De vergadering stemt in met deze beleidslijn."
3.6
In de notulen van de op 3 april 2010 gehouden ledenvergadering van de VvE is het volgende opgenomen:
"
10. Palen, steigers, vlonders in mandelig water
Voorzitter [E] typeert dit agendapunt als een "never ending story". In de ledenvergadering vorig jaar is er van de leden volmacht gekregen om voort te gaan met maatregelen in deze kwestie. In de tussentijd is er veel gebeurd. Een kleine commissie, bestaande uit de heren [E] en [D] , heeft (…) ongekend veel werk verzet om dit probleem in kaart te brengen en vervolgstappen te bepalen. (…) [E] geeft aan dat het bestuur ervan overtuigd is dat steigers, vlonders, etc., in het kader van de mandeligheid niet zijn toegestaan. (…) [E] geeft aan dat hij de discussie hierover niet nog eens uitgebreid wil overdoen. Het gaat hem er alleen om de toestemming om door te gaan nogmaals door de vergadering te laten bevestigen. De vergadering reageert met duidelijk applaus. (…) [E] vat samen dat het, in het kader van het beheren en beheersen van reglementen, tijd is om in te grijpen en vraagt de aanwezigen of zij het goed vinden dat juridische stappen worden genomen. De vraag wie daartegen is, wordt bij handopsteken door één persoon beantwoord. Waarmee het bestuur is gemandateerd tot het nemen van verdere stappen."
3.7
Bij brieven van 10 maart 2011, 2 augustus 2011, 20 februari 2012 en 5 maart 2013 heeft Waterwende [appellanten] verzocht de in mandelig water bij hun woningen geplaatste objecten te verwijderen. Bij beide woningen gaat het om drijvende houten constructies die niet vast met de wal verbonden zijn en zich op en afstand van minder dan vier meter van de walkant bevinden.
Naast [appellanten] heeft Waterwende ook andere eigenaren verzocht de door hen in mandelig water bij hun woningen geplaatste objecten te verwijderen. Deze eigenaren hebben gevolg gegeven aan deze verzoeken.
3.8
[appellanten] hebben geen gevolg gegeven aan de verzoeken van Waterwende om voornoemde objecten te verwijderen.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Waterwende heeft in eerste aanleg kort samengevat gevorderd een verklaring voor recht dat [appellanten] handelen in strijd met het bepaalde in artikel 3 van de Akte respectievelijk het Reglement, alsmede een veroordeling van [appellanten] tot verwijdering van door Waterwende gewraakte objecten uit de mandeligheid, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500, - per dag elk, met elk een maximum van € 50.000, -; een en ander onder veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 15 oktober 2014 geoordeeld dat Waterwende bevoegd is om handhavend op te treden ten behoeve van de instandhouding van het stelsel van waterwegen. Volgens de rechtbank valt ook de ligplaats onder de gemeenschap. Het exclusief gebruiksrecht van artikel 3 lid 4 van het reglement heeft als bedoeling dat alleen de eigenaar van de woning gebruik kan maken van de bij deze woning behorende ligplaats. De ligplaats is alleen bedoeld voor vaartuigen, om te komen van en te gaan naar openbaar vaarwater en artikel 3 lid 4 geeft de eigenaar van de woning niet het recht om naar eigen inzicht objecten anders dan vaartuigen zoals vlonders, steigers en (meer)palen, aan te brengen, te plaatsen of te houden in mandelig water. Volgens de rechtbank moet artikel 3 lid 4 van het reglement worden gelezen in samenhang met de overige reglementsbepalingen. Artikel 9 van het reglement heeft volgens de rechtbank onmiskenbaar betrekking op vaartuigen, zoals zeilboten en motorboten.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat [appellanten] in strijd met artikel 3 lid 1 van het reglement handelen. Het beroep op misbruik van recht is door de rechtbank afgewezen, waarbij de rechtbank een voormalig bestuurslid van Waterwende heeft geciteerd die heeft verklaard dat er probleem ontstaan indien iedere eigenaar meerpalen gaat slaan in mandelig water voor zijn of haar woning De rechtbank heeft de verklaring voor recht toegewezen en [appellanten] veroordeeld, zowel [appellant1] en echtgenote als [appellant3] en echtgenote, om de in het mandelige water liggende vlonders te verwijderen en Waterwende te machtigen dit zelf te bewerkstelligen indien [appellanten] niet zelf voldoen aan de veroordeling, onder veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
De
grieven I en IIbehoeven geen verdere bespreking nu het hof de feiten hiervoor reeds zelfstandig heeft vastgesteld.
5.2
Het geschil betreft de uitleg van de akte en het daarop gebaseerde reglement. Het hof overweegt dat deze beide documenten naar hun aard niet alleen beogen de partijen bij de onderliggende overeenkomst te binden, maar ertoe strekken ook de rechtspositie van niet direct bij het opstellen van deze documenten betrokken deelgenoten vast te stellen, zoals opvolgende eigenaars die door middel van een kettingbeding aan deze bepalingen moeten worden gebonden. Derhalve zal het hof de objectieve uitlegmaatstaf hanteren, waarbij het aankomt op de in de akte en het reglement tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die de mandeligheid heeft ingesteld. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte en het bijbehorende reglement van de onderscheiden gedeelten van het villapark en uit de bijbehorende situatiekaart, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening (vgl. HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8933 en HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078 ). De rechtszekerheid vergt dat voor de vaststelling van hetgeen tot de privégedeelten respectievelijk tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort, slechts acht mag worden geslagen op de gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven stukken kenbaar zijn. Ditzelfde geldt naar 's hofs oordeel voor bijzondere privaatrechtelijke beperkingen die aan het gebruik van de privégedeelten worden gesteld.
5.3
In de toelichting op de
grieven VI en VIIstellen [appellanten] zich op het standpunt dat de ligplaatsen niet tot het vaarwater behoren en privé-eigendom zijn van de eigenaar van de bijbehorende villa, die mag beslissen wat hij aldaar aanbrengt aan afstapjes, plankieren en dergelijke en vaartuigen mag aanmeren, voor zover deze binnen de afmetingen van de ligplaats blijven. Volgens [appellanten] kan een mandelige zaak niet tevens één exclusieve gebruiker kennen.
5.4
Het hof verwerpt deze beide grieven. De ligplaatsen worden in de aanhef van de akte onder de gemeenschap geschaard en in artikel 3 van de akte wordt bepaald dat de mandelige zaken worden gebruikt als ligplaats en als vaarwater om van de ligplaatsen te komen van en te gaan naar het openbare vaarwater. Dat de eigenaar van de woning het exclusieve gebruik heeft van de bij zijn woning behorende ligplaats als zodanig (artikel 3 lid 5 van de akte) maakt niet dat de ligplaatsen feitelijk worden uitgezonderd van de mandeligheid. De overige bepalingen, zoals die betreffende het onderhoud van de waterwegen, waaronder het uitbaggeren door Waterwende (artikel 4 lid 3 van de akte), en het beheer door Waterwende, waaronder de inspectiebevoegdheid van de door Waterwende aan te stellen beheerder (artikel 5, lid 4 van de akte) gelden onverkort. Verder mogen andere gebruikers , als de ligplaats niet als zodanig in gebruik is, over de ligplaats heen varen (artikel 8 sub a). De stelling dat mandeligheid zich niet verdraagt met exclusieve gebruiksrechten ten aanzien van een deel van het mandelige goed, vindt geen steun in boek 5, titel 5 BW. Het hof wijst voorts nog op artikel 5:69 BW dat een ruime afwijkingsmogelijkheid biedt voor afwijking van de wettelijke regeling omtrent mandeligheid bij een akte als hier in geding.
5.5
De bevoegdheid van Waterwende om, zo nodig in rechte, handhavend op te treden ter zake het beheer van de mandelige zaak, volgt uit artikel 5 van de akte en uit artikel 5 van het Reglement, en uit artikel 3:168 BW in samenhang met artikel 3:169 BW, gelijk Waterwende terecht heeft opgemerkt. De niet genummerde grief van [appellanten] , opgenomen in de inleiding van de memorie van grieven, is dan ook eveneens tevergeefs voorgedragen. Het hof volgt in het licht van de vorige rechtsoverweging, niet de aan deze grief ten grondslag liggende stelling van [appellanten] dat de ligplaatsen tot het privé-eigendom van de eigenaars van de bijbehorende villa's moeten worden gerekend. Aan het door [appellanten] in dit verband gehanteerde begrip "privédomein" komt geen afzonderlijke betekenis toe.
5.6
De
grieven III, IV en Vhebben in de kern alle als bezwaar dat de rechtbank ten onrechte de constructies van [appellanten] , door de rechtbank als vlonders aangeduid, heeft verboden. Volgens [appellanten] betreft het vlotten, en daarmee vaartuigen, waarmee zij het recht hebben hun ligplaats in te nemen.
5.7
Het hof stelt vast dat de akte noch het reglement definiëren wat de rechthebbende precies met zijn ligplaats mag doen. Hij heeft het exclusieve recht en hij mag er aanleggen (artikel 3 reglement), maar waarmee hij mag aanleggen, is in die stukken niet gedefinieerd behoudens de maximale afmetingen. Zowel Waterwende als in haar voetspoor de rechtbank, gaan ervan uit dat mag worden aangelegd met een vaartuig; daartegen is als zodanig niet door [appellanten] gegriefd. De rechtbank verengt dat vervolgens tot zeil- en motorboten. Het hof acht voor die beperking evenwel geen grond. Artikel 9 van het reglement met als titel vaarregels, - waarnaar de rechtbank heeft verwezen en waarover partijen ter comparitie bij het hof hebben gediscussieerd - geeft alleen aan dat motorboten niet sneller mogen varen dan 2 km per uur en dat zeilboten met volledig gestreken zeilen dienen te varen. Voorts staat er dat windsurfen niet is toegestaan, waaruit dan kan worden afgeleid dat een surfplank ook aangemeerd mag worden. Voorts staat vast dat kano's en roeiboten op het park eveneens zijn toegestaan. In voornoemd artikel wordt verwezen naar de wettelijke bepalingen van het vaarreglement. Het ter plaatse toepasselijke vaarreglement is het Binnenvaartpolitiereglement (BPR). Vaartuig wordt in dit reglement niet omschreven, maar het begrip wordt wel gebruikt om andere begrippen te definiëren. In artikel 1.01 lid 1 wordt een schip omschreven als "
schip: elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water". Vaartuig is daar het meest omvattende begrip voor vervoersmiddelen te water. Dat is ook in overeenstemming met het gewone spraakgebruik.
Vandale online Nederlandsdefinieert vaartuig als "vervoermiddel op of onder het water". Als voorbeeld van een vaartuig wordt onder meer een vlot genoemd.
Het hof dient thans vast te stellen of de door Waterwende gewraakte objecten al dan niet vaartuigen zijn. De objecten waarom het in deze zaak gaat, zijn drijvende houten constructies, die geschikt zijn om er mee te (spele)varen. [appellanten] hebben diverse foto's van de constructies overgelegd waarop kinderen en volwassen te zien zijn die er mee varen, waarbij de constructie al dan niet is voorzien van een aanhangmotor. Naar 's hofs oordeel kunnen deze constructies onder het begrip vaartuig worden geschaard. Dat zij daarnaast ook gebruikt kunnen worden - en feitelijk ook als zodanig dienst doen - om andere vaartuigen (zoals een kleine kunststof boot) te stallen, dan wel als in- en uitstaphulp voor een kano, kunnen hier niet aan afdoen.
5.8
Het hof is derhalve van oordeel dat de houten constructies - of daaraan nu de naam vlonder of vlot wordt gegeven - (mede) moeten worden aangemerkt als vaartuig, waarmee het is toegestaan de (eigen) ligplaats in te nemen. Derhalve ontbeert Waterwende de bevoegdheid op de gestelde grond tegen deze objecten handhavend op te treden.
Gesteld noch gebleken is dat deze objecten groter zijn dan is toegestaan noch dat deze overlast veroorzaken op een wijze die strijdig is met de akte of het reglement.
De grieven III, IV en V slagen. Daarbij is derhalve niet relevant hoelang de constructies reeds een ligplaats ingenomen hebben evenmin als de discussie over een "uitsterfbeleid" dat Waterwende per saldo niet uit heeft willen voeren.
5.9
Het hof overweegt dat Waterwende, terecht, heeft willen optreden tegen meerpalen die onbevoegd in het vaarwater waren geplaatst en die potentieel gevaarlijk waren voor langsvarende vaartuigen. Haar rigoureuze beleid om geen enkel object behalve "boten" op het water bij de ligplaatsen te tolereren, stuit evenwel op de grenzen van wat op grond van de toepasselijke akte en reglement aan de rechthebbende op de ligplaatsen is toegestaan.
5.1
De
grieven VIII en IXdie zich respectievelijk richten op het dictum en de kostenveroordeling, zijn eveneens terecht voorgedragen.
De slotsom
5.11
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, voor zover het betrekking heeft op thans appellanten. Opnieuw rechtdoende zal het hof de vorderingen van Waterwende ten aanzien van hen afwijzen en Waterwende in de kosten van de procedure veroordelen, voor wat de eerste aanleg betreft, gelet op het aantal medegedaagden van appellanten die niet in hoger beroep zijn gegaan maar die wel met dezelfde advocaat hebben geprocedeerd, te begroten op de helft van de kosten die de rechtbank in aanmerking heeft genomen, en voor wat het salaris in hoger beroep betreft te begroten op 2 punten naar tarief II.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van
15 oktober 2014 voor zover dat betrekking heeft op [appellanten] en opnieuw rechtdoende;
wijst de vorderingen van Waterwende ten aanzien van [appellanten] af;
veroordeelt Waterwende in de kosten van beide instanties van [appellanten] , tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 426,81 voor verschotten en op € 452, -voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 405,19 voor verschotten en op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. B.J.H. Hofstee en mr. W.Th. Braams en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 juli 2016.