Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
v.h.o.d.n. [X]
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
“bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hetvonnis van de Rechtbank te Noord-Nederland, sector Kanton, locatie Assen, gewezen op 17 december 2013 onder zaak- en rolnummer 373984 \ CV EXPL 13-2279, tussen appellant als eiser in eerste aanleg en geïntimeerde als gedaagde in eerste aanleg, te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van eiser in eerste aanleg alsnog geheel toe te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.”
2.De vaststaande feiten
“Hoewel er nog vele vragen open zijn en er nog vele zaken onderzocht zullen worden, schatten wij het zowel technisch alsook commercieel niet negatief in dat dit productidee haalbaar is. Wij adviseren dan ook het nemen van stap 4. Stap 3 is in dit geval niet van toepassing.”2.5 [geïntimeerde] heeft na stap 2 [appellant] , onder verwijzing naar een bijgevoegd plan van aanpak,
€ 500,- en het opstellen van een eindrapport ad € 113,-.
Met betrekking tot het indicatief octrooi onderzoek vermeldt het plan van aanpak:
“We zullen een indicatief octrooionderzoek doen naar de octrooieerbaarheid en risico van inbreukpleging op bestaande rechten. Hierbij wordt onderzocht in de internationale octrooiregisters naar vergelijkbare of identieke producten. Om dit onderzoek te kunnen doen wordt tevens gebruik gemaakt van het virtueel prototype en/of technische schetsen uit het onderzoek naar de technische haalbaarheid. Hiervan komt verslag op basis waarvan kan worden beslist al dan niet octrooi aan te vragen en/of überhaupt door te gaan met het productidee, dan wel het aan te passen.”
8 september 2006 aan [geïntimeerde] betaald. [geïntimeerde] heeft bij brief van 10 oktober 2006 aan [appellant] gemeld dat zij bezig is geweest met stap 4 en tot de conclusie is gekomen dat de
'vinding misschien haalbaar kan zijn echter het zal dan op het nippertje zijn'. In plaats van het in stap 4 aangebodene te voltooien adviseert zij eerst over te gaan tot het doen van een praktijkproef (stap 6.1). De kosten daarvan begroot [geïntimeerde] op € 1.684,-. Voorts wordt gemeld dat de tot dan toe gemaakt kosten voor stap 4 € 2.260,- bedragen en dat er nog € 1.517,- in depot is.
21 november 2007 op Espacenet een tiental patenten heeft gezien die veel op zijn idee leken, terwijl hij tot dan toe dacht hij dat hij de enige was met dat idee, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat [geïntimeerde] dat al had onderzocht voordat zij hem verdere kosten had laten maken. [appellant] schrijft onder meer:
“
Waarom heeft u niet meegedeeld dat er soortgelijke ideen al gepatenteerd waren, heeft u dat niet onderzocht, is het u niet opgevallen, of wou u gewoon geld van mij afhandig maken”Hij verzoekt verder om restitutie van het door hem (voor stap 4) betaalde bedrag.
“
Door de onbehoorlijke manier waarop u ons heeft benaderd, zijn wij nu niet meer bereid verdere werkzaamheden voor u uit te voeren.”[geïntimeerde] deelt verder mee dat zij het nog in depot staande bedrag van € 500,- voor het indicatief octrooionderzoek terug zal betalen, nu dat
Naar cliënt meent heeft u een onjuiste volgorde van handelen gehanteerd; u had eerst
In de brief schrijft [geïntimeerde] onder meer:
“Uw cliënt kwam destijds met slechts een idee. Een idee is geen uitvinding.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
8 september 2006 , alsmede tot betaling van € 66,25 aan wettelijke handelsrente berekend over een bedrag van € 500,- over de periode van 8 september 2006 tot en met
30 november 2007;
1 december 2007 . Voorts is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten, begroot op een bedrag van € 94,79 aan dagvaardingskosten, € 75,- aan vast recht en € 200,- aan salaris gemachtigde.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
De grieven bestrijden de oordelen van de kantonrechter dat [geïntimeerde] niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen (grieven I t/m III) en [appellant] de stelling dat [geïntimeerde] als redelijk handelend opdrachtnemer niet tot het advies van stap 4 zou hebben kunnen komen, niet voldoende deugdelijk heeft onderbouwd (grief IV).
[appellant] heeft hieromtrent in zijn dagvaarding in eerste aanleg (randnummer 36) het volgende gesteld:
“Doordat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming, heeft eiser schade geleden. Indien er
5.De slotsom
€ 1.788,-(2 punten x tarief II)