Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
18 februari 2014 en hersteld bij vonnis van 15 april 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Assen (hierna: de kantonrechter).
2.Het geding in hoger beroep
… te vernietigen de vonnissen op 18 februari 2014 en op 15 april 2014 door de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht (kantonrechter), locatie Assen, tussen partijen onder zaak-/rolnummer 2116548 \ CV EXPL 13-2680 gewezen, en opnieuw rechtdoende alsnog moge behagen bij arrest, zoveel mogelijk wettelijk uitvoerbaar bij voorraad:
geïntimeerden alsnog in al hun vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hen al hun vordering te ontzeggen;
geïntimeerden – hoofdelijk – te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen appellante – onverschuldigd – aan geïntimeerden heeft betaald ter voldoening aan de (te vernietigen) vonnissen d.d. 18 februari 2014 en 15 april 2014, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der hoger beroepsdagvaarding althans de dag der onverschuldigde betaling door appellante;
alsmede/althans gelet op het gestelde zijdens appellante, zodanige beslissingen te nemen als het Gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren;
geïntimeerden – hoofdelijk – te veroordelen in de kosten vallende op beide instanties, te vermeerderen met het nasalaris ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 ingeval van betekening, alles (proceskosten en nasalaris) te vermeerderen met de wettelijke rente in zoverre betaling binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest uitblijft".
3.Vaststaande feiten
grief I, geen grieven gericht en ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaan, met in achtneming van hetgeen in grief I - terecht, [geïntimeerden] hebben dat ook aangegeven - is aangevoerd. Deze feiten komen, aangevuld met wat verder over de feiten vaststaat, op het volgende neer.
[C] ) aan [appellante] . De huurovereenkomst is vastgelegd in een door partijen op
1 juni 2008 ondertekende akte. Op de huurovereenkomsten zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte / bedrijfsruimte van de ROZ van toepassing verklaard.
26 februari 2012 het volgende aan [geïntimeerden] gemaild:
Willen jullie met ingang van 1 maart aanstaande alle rekeningen van de door ons gehuurde meters zenden aan Asser Hout oftewel [H] . Dit ook op verzoek van onze boekhouder zodat het overzichtelijker wordt. Uiteraard betaald Royal Parket nog de energielasten van 2011."
“voorschot elektra” in rekening gebracht.
1 november 2012 beëindigd. (Partijen verschillen van mening over de vraag of [appellante] of AHP toen huurder was).
“
Bijgevoegd de nota voor gas en elektrisch en de nog openstaande huur.Er staat nog een hoop rotzooi zowel binnen in de loodsen als buiten.Dit zsm verwijderen.We gaan er vanuit dat de schades volgende week worden hersteld en dat dan de sleutels worden ingeleverd.”
De nota waarnaar wordt verwezen betreft een factuur van 19 oktober 2012 aan AHP van een bedrag van € 14.144,22 ex. BTW, € 17.115,51 incl. BTW, betreffende elektra verbruik 2012 (66.027 kWh), gasverbruik (1592 m3), een openstaande vordering september/oktober en een verrekening van € 8.000,- aan reeds betaalde voorschotten elektra.
“
Daarnaast dienen de sleutels en afstandsbedieningen uiterlijkop 2 november 2012 voor 17:00 uur ingeleverdte zijn bij [geïntimeerde1] . Ook dient al het aanwezige afval verwijderd te zijnvoor 17:00 uur op 2 november 2012. Alle ruimtes dienen bezemschoon opgeleverd te worden.”
4.Procedure in eerste aanleg
automatisering hek (€ 47,60), energiekosten (€ 9.975,10), gecontracteerd vermogen
(€ 2.448,09) en schade (€ 1.974,01), een en ander te vermeerderen met (handels) rente en (buitengerechtelijke) kosten. Aan deze vordering hebben zij ten grondslag gelegd dat de huurovereenkomst met [appellante] is gesloten en dat [appellante] contractspartij is gebleven tot de overeenkomst per 1 november 2012 is beëindigd.
5.De (overige) grieven
Grief IIbetreft het nieuwe verweer van [appellante] , met
grief IIIkomt [appellante] op tegen de verwerping door de kantonrechter van het beroep op contracts- respectievelijk schuldoverneming. Het hof zal eerst grief III behandelen.
verklaren [G] en [E] echter dat afgesproken is dat AHP per 1 maart 2012 “de huur van de loods zou voortzetten” ( [G] ) dan wel “van [geïntimeerde1] zou gaan huren” ( [E] ) en per die datum de huurverplichtingen op zich zou nemen ( [G] en [E] ). [G] heeft verder verklaard dat hij [geïntimeerde1] telefonisch heeft meegedeeld dat AHP “de huur van [C] en alle huurverplichtingen per 1 maart (…) zou overnemen”, terwijl [G] heeft verklaard dat hij [geïntimeerde1] heeft gebeld met de mededeling dat AHP de loods van [geïntimeerde1] zou gaan huren en per die datum alle huurverplichtingen op zich zou nemen. Van een overname van alleen de passiefzijde van de huurovereenkomst tussen [geïntimeerde1] en [appellante] wordt in de beide verklaringen geen melding gemaakt. [appellante] heeft haar meer subsidiaire betoog dat zij en AHP een schuldoverneming zijn overeengekomen en dat [geïntimeerden] daarmee hebben ingestemd gelet op de inhoud van deze schriftelijke verklaringen niet deugdelijk onderbouwd. Aan het leveren van getuigenbewijs betreffende dit betoog, dat door [geïntimeerden] gemotiveerd is weersproken - volgens [geïntimeerden] hebben geen telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [geïntimeerde1] en [G] en/of [E] , komt het hof dan ook niet toe.
[geïntimeerden] met AHP per die datum. Uit de schriftelijke verklaringen van [G] en [E] volgt dat [appellante] en AHP zijn overeengekomen dat AHP de bestaande huurovereenkomst van [appellante] zou overnemen, niet dat de huurovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerden] zou eindigen en een nieuwe overeenkomst zou worden gesloten tussen [geïntimeerden] en AHP. Ook het in rechtsoverweging 3.8 aangehaalde e-mailbericht van [G] van 26 februari 2012 biedt geen steun voor de opvatting dat de bestaande huurovereenkomst per 1 maart 2012 zou eindigen. In het e-mailbericht wordt slechts verzocht om het sturen aan AHP van rekeningen betreffende de door [appellante] gehuurde meters. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [geïntimeerden] na 1 maart 2012 nog facturen zou sturen betreffende door [appellante] gehuurde meters indien het de bedoeling van partijen was dat de huurovereenkomst zou eindigen.
grief IVkomt [appellante] op tegen toewijzing van de vordering betreffende de huur over september en oktober 2012 ad € 2.058,59 en de automatiseringskosten hek ad
€ 47,60. Zoals uit de toelichting op de grief blijkt, heeft de grief geen zelfstandige betekenis naast de grieven II en III. De grief deelt dan ook het lot van die grieven.
2 november 2012 om 17.00 uur in te leveren. Deze termijn was, gelet op het karakter van de verplichting - het overhandigen van een sleutel en een afstandsbediening - niet onredelijk. Dat [appellante] de brief, naar zij stelt, pas op 2 november 2012 heeft ontvangen, maakt dat niet anders, nu gesteld noch gebleken is dat zij de brief die dag op een zodanig tijdstip heeft ontvangen dat het voor haar onmogelijk was om de afstandsbediening en de sleutel voor 17.00 uur in te leveren. Toen [appellante] niet aan haar verplichtingen voldeed, verkeerde zij in verzuim en werd zij schadeplichtig. De kosten die [geïntimeerden] toen moesten maken om de sleutels (en de sloten) en de afstandsbediening te vervangen, komen als schade voor vergoeding in aanmerking. Voor zover de grief betrekking heeft op deze kosten, faalt de grief.
betwist dat het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst niet bezemschoon is opgeleverd. [geïntimeerden] , op wie op dit punt stelplicht en bewijslast rusten, hebben foto’s overgelegd, waaruit volgens hen blijkt dat [C] niet bezemschoon is opgeleverd. Naar het oordeel van het hof hebben zij met deze foto’s hun stelling nog niet bewezen. Allereerst zijn de foto’s verre van duidelijk. Vervolgens heeft [appellante] bestreden dat alle foto’s, foto’s van [C] zijn. Ten slotte heeft zij bestreden dat de foto’s kort na het einde van de huurovereenkomst zijn gemaakt. Op de foto’s ontbreekt een aanduiding van het tijdstip waarop ze zijn gemaakt. [geïntimeerden] hebben slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan. Een specifiek bewijsaanbod, inhoudende dat de loods niet bezemschoon is opgeleverd, hebben zij niet gedaan. Het hof ziet geen reden om hen ambtshalve tot het leveren van getuigenbewijs toe te laten. Dat betekent dat de grief slaagt voor wat betreft het bezemschoon opleveren.
grief VIIkomt [appellante] op tegen het verwerpen door de kantonrechter van haar beroep op artikel 6:248 lid 2 BW. Aan dat beroep legt [appellante] ten grondslag dat zij vanaf 1 maart 2012 geen gebruik heeft gemaakt van [C] , dat dit [geïntimeerden] ook bekend was, dat [geïntimeerden] daartegen ook nooit geprotesteerd hebben, maar dat zij zich, integendeel, zo gedragen hebben dat niet [appellante] maar AHP per 1 maart 2012 de huurder van [C] was.
onaanvaardbaaris dat [geïntimeerden] [appellante] houden aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst tussen partijen, nu deze huurovereenkomst niet is geëindigd en deze huurovereenkomst, of de verplichtingen uit de overeenkomst, ook niet op AHP zijn overgegaan.
De vordering van [geïntimeerden] is toewijsbaar tot een bedrag van € 2.058,89 (huur) + € 47,60
(hek) + € 9.810,00 + € 117,80 (schade) = € 12.034,29. Op grond van het BIK bedragen de buitengerechtelijke kosten bij deze hoofdsom € 895,34. De vordering is toewijsbaar tot dit bedrag.
Nu [appellante] niet heeft aangevoerd dat de schade is ontstaan na 31 mei 2013 en de uiterste termijn van betaling van de huurtermijnen en de energienota ruimschoots voor 17 februari 2013 was verstreken, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat de kantonrechter een te vroege ingangsdatum voor de wettelijke rente heeft gehanteerd.
6.De beslissingHet gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:vernietigt het vonnis van 18 februari 2014 en het aanvullend vonnis van 15 april 2014, voor zover daarin een bedrag aan € 12.434,29 aan hoofdsom met wettelijke (handels)rente respectievelijk € 899,34 aan buitengerechtelijke kosten is toegewezen,en in zoverre opnieuw rechtdoende:veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerden] te voldoen:- een bedrag van € 12.034,29 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over€ 117,80 vanaf 31 mei 2013 en de wettelijke handelsrente vanaf 17 februari 2013 over€ 11.916,49,- € 895,34 aan buitengerechtelijke kosten;bekrachtigt het vonnis van 18 februari 2014 en het aanvullend vonnis van 15 april 2014 voor het overige;veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] gevallen, op € 704,- aan verschotten en op € 1.341,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf veertien dagen na betekening van dit arrest,alsmede op € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving van deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;wijst het meer of anders gevorderde af.
16 juli 2016.