ECLI:NL:GHARL:2016:6012

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
200.185.275/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar twee minderjarige kinderen naar [C]. De vader, die in hoger beroep ging, was van mening dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderen, geboren in 2008 en 2012, hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en de vader heeft een zorgregeling waarbij hij regelmatig contact heeft met de kinderen. De moeder had eerder toestemming gekregen van de rechtbank Overijssel, maar de vader was het daar niet mee eens en heeft grieven ingediend.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van het hoger beroep besproken, waarbij verschillende stukken en brieven zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en is ook de raad voor de kinderbescherming vertegenwoordigd. Het hof heeft de belangen van de kinderen en de ouders afgewogen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De vader stelde dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de kinderen, terwijl de moeder aanvoerde dat de verhuizing hen zou helpen een nieuw gezinsleven op te bouwen.

Na zorgvuldige overweging heeft het hof geoordeeld dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk is en dat de belangen van de vader en de kinderen zwaarder wegen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.185.275/01
(zaaknummer rechtbank C/08/176771 / FA RK 15-2304)
beschikking van 21 juli 2016
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.C.W. Duiveman te Kampen,
en
[verweerster],
wonende te [A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.P. Bolweg te Haarlem.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 november 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 5 februari 2016;
- een journaalbericht namens mr. Duiveman van 15 februari 2016 met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) van
25 februari 2016;
- het verweerschrift met productie(s);
- een brief van de raad van 7 april 2015;
- een journaalbericht namens mr. Duiveman van 20 juni 2016.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 juni 2016 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is, in het kader van zijn adviserende taak, mevrouw [B] verschenen.
Mr. Duiveman en mr. Bolweg hebben het woord ter zitting mede gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitnota's.

3.De vaststaande feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen partijen zijn geboren
[de minderjarige1] (hierna te noemen: [de minderjarige1] ), [in] 2008, en [de minderjarige2] (hierna te noemen: [de minderjarige2] ), [in] 2012, (hierna ook: de kinderen). Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Tussen de vader en de kinderen gold tot voor kort - (vrijwel) overeenkomstig het ouderschapsplan - een zorgregeling waarbij de kinderen wekelijks één dag bij de vader zijn, alsmede één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 18.00 uur tot maandagochtend en de helft van de vakanties en feestdagen. Ter zitting van het hof hebben partijen aangegeven dat de kinderen nu (volgens een 10-wekenschema) vijf van de tien weken van woensdag op donderdag bij de vader verblijven, alsmede één weekend per veertien dagen van donderdagmiddag tot maandagochtend en de helft van de vakanties en feestdagen.
3.3
Bij inleidend verzoekschrift heeft de moeder de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [C] . De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht voor het geval het verzoek van de moeder wordt toegewezen, het hoofdverblijf van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij hem te bepalen en een omgangsregeling met de moeder vast te stellen.
3.4
Bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, de moeder vervangende toestemming verleend om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verhuizen van [A] naar [C] en is het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is met acht grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
9 november 2015. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende primair het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarige kinderen naar [C] af te wijzen en subsidiair - bij een verhuizing van de moeder van [A] naar [C] - te bepalen dat de minderjarige kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben, alsmede te bepalen dat de moeder één weekend per veertien dagen contact zal hebben met de kinderen, van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 17.00 uur, waarbij de moeder haalt en brengt, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen nader te bepalen in onderling overleg.
4.2
De moeder heeft verweer gevoerd en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het door de vader ingestelde hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de
verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in
een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de
verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is
in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De vader is van mening dat de rechtbank de moeder ten onrechte toestemming heeft gegeven om met de kinderen naar [C] te verhuizen. De vader stelt dat de voorgenomen verhuizing niet in het belang van de kinderen is. Volgens de vader laat de rechtbank ten onrechte het onzekere belang van de moeder prevaleren boven dat van de kinderen. De vader stelt dat de moeder niet heeft aangetoond dat zij geen woning kan krijgen in [A] en dat zij de verhuizing niet goed heeft doorgedacht. Hij is van mening dat de kinderen er belang bij hebben om hun centrum te hebben en te houden in [A] en dat het belang van de kinderen hierin prevaleert boven dat van de moeder. De kinderen zijn geboren en geworteld in [A] . De verhuizing zal een grote impact hebben op de omgangsregeling tussen de kinderen en de vader en leidt tot minder spontaan contact tussen hen. De vader stelt dat hij erg betrokken is in het leven van de kinderen en dat de praktische uitvoering van de huidige zorgregeling neigt naar een 40/60 verdeling. Het aanbieden van compensatie tijdens de margedagen, een incidentele extra nacht slapen of extra blijven eten is in de beleving van de vader een farce. Daarbij stelt de vader dat er sprake is van een oppervlakkige communicatie tussen partijen. De rechtbank overweegt volgens hem ten onrechte dat de verhuizing naar verwachting geen traumatische gevolgen zal hebben gezien de nog jonge leeftijd van de kinderen. [de minderjarige2] zit volgens de vader thans in een cruciale hechtingsfase.
De huidige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken maakt dat [de minderjarige2] een band met de vader kan opbouwen en zich kan hechten aan hem. Wekelijks contact is voor hem van groot belang. Als de moeder wil verhuizen is de vader bereid de kinderen volledig te verzorgen en op die manier hen dagelijkse structuur in de voor hen vertrouwde omgeving te blijven bieden.
5.5
De moeder voert aan dat de zorgregeling niet veel hoeft te veranderen door een verhuizing naar [C] . De moeder biedt aan om de zorgregeling als volgt in de vullen:
- eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school (eventueel na buitenschoolse opvang) tot zondagavond;
- donderdag na schooltijd tot vrijdagochtend eenmaal per veertien dagen aansluitend op het weekend bij de vader;
- dinsdag na schooltijd tot woensdagochtend eenmaal per veertien dagen aansluitend op het weekend dat de kinderen bij de moeder zijn. Ter compensatie biedt de moeder ook aan om de kinderen te brengen en te halen wanneer de kinderen 's middags en met het eten bij de vader zijn en de moeder vrij is. De moeder begrijpt dat door de gewenste verhuizing minder spontaan contact mogelijk zou zijn, maar zij stelt dat hiervan al geen sprake was. De moeder heeft er veel vertrouwen in dat partijen na een verhuizing naar [C] nog steeds met elkaar afspraken kunnen maken over de invulling van de zorgregeling en over andere aangelegenheden betreffende de kinderen. De reistijd van de wijk in [C] die de moeder nu op het oog heeft naar de woning van de vader bedraagt van deur tot deur 30 minuten. De moeder verblijft thans weliswaar niet meer met de kinderen bij haar ouders maar in een huurwoning in [A] -Zuid, maar dit laat haar wens te verhuizen naar [C] , om daar samen met haar partner te wonen, onverlet. De moeder en haar partner hebben vele vrienden en kennissen in [C] , waaronder de ouders van haar partner en zijn zusje en zwager. De moeder blijft bij haar standpunt dat een verhuizing van [A] naar [C] niet een dusdanig grote stap is dat daardoor de belangen van de kinderen of de vader worden geschaad. De moeder sluit zich aan bij de visie van de raad en acht een verhuizing niet belastend voor de kinderen.
5.6
Het hof is anders dan de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [C] te verhuizen dient te worden afgewezen. Zoals hiervoor is vermeld dient het hof in de belangenafweging alle omstandigheden van het geval te betrekken. Het hof is met de raad van oordeel dat het belang van de kinderen niet uitdrukkelijk voor of tegen een verhuizing pleit. Ten aanzien van het belang van de kinderen heeft de vader weliswaar aangegeven dat zij zijn geboren en getogen in [A] en dat het - kort gezegd - niet goed voor hen zou zijn in een andere plaats op een andere school weer opnieuw te moeten hechten, maar dat acht het hof op zichzelf - mede gelet op de toelichting van de raad - niet zodanig dat daarmee een belang van de kinderen bij weigering van de toestemming zonder meer is gegeven. Daartegenover staat het door de moeder gestelde belang van de kinderen: dat zij, samen met de moeder, een nieuw gezin kunnen vormen met haar nieuwe partner en zijn kinderen. Er is een belang van de kinderen om bij de moeder - hun hoofdopvoeder - te verblijven, de vraag is alleen of dit in [C] zou moeten zijn.
5.7
Het hof acht de wens van de moeder om samen met haar partner een nieuw gezinsleven op te kunnen bouwen op zichzelf invoelbaar. De moeder heeft echter naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat haar belang met zich brengt dat vervangende toestemming moet worden verleend voor een verhuizing naar [C] .
In het bijzonder heeft zij de noodzaak om te verhuizen naar [C] onvoldoende onderbouwd en is evenmin voldoende onderbouwd waarom zij het door haar gewenste gezinsleven niet in [A] zou kunnen opbouwen. De moeder stelt dat haar partner een convenant heeft gesloten met zijn ex-partner, waarin een co-ouderschap is overeengekomen en is afgesproken dat beide ouders in [C] zouden gaan wonen. Dit convenant is echter al in 2014 afgesloten en tot op heden is de partner van de moeder nog steeds woonachtig in [D] . Het convenant heeft hem tot op heden klaarblijkelijk geen aanleiding gegeven om naar [C] te verhuizen en onduidelijk is derhalve in hoeverre dit convenant strikt gehandhaafd wordt en of een verhuizing van de partner van de moeder naar [A] de uitvoering van een co-ouderschap in de weg staat. De enkele stelling van de moeder dat zij graag een samengesteld gezin wil vormen met haar partner in [C] geldt dan ook als onvoldoende onderbouwing van de noodzaak om thans te verhuizen. Daarbij komt dat de moeder, anders dan voorheen, thans wel over zelfstandige woonruimte in [A] beschikt en dat ook haar werk in [A] is.
5.8
Ten aanzien van het belang van de vader overweegt het hof dat in het geval de kinderen met de moeder naar [C] verhuizen het contact van de kinderen met de vader niet op de huidige wijze kan worden voortgezet. Hoewel de moeder stelt dat zij de kinderen dan na schooltijd naar de vader zal brengen en dat zijn tijd met de kinderen (wegens kortere schooltijden op een nieuwe school) niet substantieel zal worden verkort, zal dit in de praktijk anders zijn dan wanneer de vader de kinderen zelf uit school ophaalt. Daar komt bij dat de vader nu - anders dan in het verleden - zijn vaste vrije dag op woensdag heeft, zodat de door de moeder voorgestelde regeling in ieder geval een vermindering van het contact inhoudt. Ook zou het (directe) contact van de vader met de school van de kinderen komen te vervallen of in ieder geval sterk verminderen. Voorts speelt een rol dat, terwijl partijen ten tijde van het opstellen van het ouderschapsplan nog hebben overwogen beiden naar [C] te verhuizen maar daarvan hebben afgezien, dit inmiddels voor de vader geen reële optie meer is, omdat zijn partner, die een osteopathiepraktijk in de Achterhoek dreef, deze praktijk naar [A] heeft verplaatst, om met de vader te kunnen gaan samenwonen.
5.9
Het hof is, gelet op de belangen van de vader zoals hiervoor overwogen en het gebrek aan voldoende onderbouwing van het belang van de moeder, alles afwegende van oordeel dat het verzoek van de moeder bij de huidige stand van zaken dient te worden afgewezen. De beschikking waarvan beroep zal op dit punt worden vernietigd. De overige stellingen en verzoeken van partijen behoeven derhalve geen bespreking meer.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingslocatie Zwolle, van
9 november 2015 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om samen met [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2012, naar [C] te verhuizen alsnog af;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
S. Rezel, bijgestaan door mr. M. Koster als griffier, en is op 21 juli 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.