Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
De als bijlage overgelegde salarisspecificatie van de vrouw van 31 augustus 2015 is bovendien van recente datum, eenvoudig van aard en gemakkelijk te doorgronden.
De als bijlage overgelegde jaaropgave 2014 van de vrouw bevond zich reeds in het dossier.
20 november 2015 gereageerd op laatstgenoemd journaalbericht van de vrouw. De vrouw heeft bij journaalbericht van 17 december 2015 gereageerd op laatstgenoemd journaalbericht van de man.
18 april 2016 van mr. Hulshof.
3.De vaststaande feiten
€ 1.405,-- per maand bedraagt en dat de man in staat is om deze bijdrage te voldoen en
zal voldoen met ingang van de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek.
4.De omvang van het geschil
12 november 2014. De grieven zien op de behoefte van de kinderen, de draagkracht van de vrouw en meer specifiek op haar inkomen en de draagkracht van de man en meer specifiek op zijn inkomen. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie met ingang van
€ 1.403,-- per maand, zijnde € 351,-- per kind per maand, dient te voldoen.
5.De motivering van de beslissing
bij zijn draagkrachtloos inkomen. Het hof zal dan ook de door de man betaalde premies inkomensvoorzieningen meenemen bij de berekening van zijn netto besteedbaar inkomen. Uit het fiscaal rapport 2014 van de man blijkt dat de totaal betaalde (aftrekbare) premies voor inkomensvoorzieningen in dat jaar € 8.999,-- bruto bedroegen. Hiermee rekening houdend, resteert een belastbaar resultaat van (€ 45.453,-- - € 8.999,-- =) € 36.454,--.
zijn schip onder de Engelse vlag vaart, alleen inkomstenbelasting wordt geheven en geen premies volksverzekeringen. De verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt in 2014, zoals ook uit het fiscaal rapport 2014 blijkt, in de 1e schijf 5,10% tot een bedrag van € 19.645,--, zijnde € 1.001,--. In de 2e schijf bedraagt de inkomstenbelasting 10,85% tot een bedrag van
€ 33.363,--, zijnde € 1.488,--. In de 3e schijf bedraagt de inkomstenbelasting 42%, zijnde
€ 1.298,--. De totaal door de man verschuldigde inkomstenbelasting bedroeg in 2014, rekening houdend met een heffingskorting van (in totaal) € 461,--, zoals genoemd in het fiscaal rapport 2014, derhalve (€ 1.001,-- + € 1.488,-- + € 1.298,-- - € 461,-- =) € 3.326,--.
€ 1.350,--. Als onweersproken staat vast dat de man in 2014 in aanmerking kon komen voor (in totaal) € 144,-- per maand aan fiscaal voordeel, zodat zijn draagkracht in 2014 (€ 1.350,-- + € 144,-- =) € 1.494,-- per maand bedroeg.
in 2014 van € 1.494,-- per maand, geen sprake is van een zodanige relevante wijziging
van omstandigheden ten aanzien van het inkomen van de man dat dit een aanpassing rechtvaardigt van de overeengekomen kinderalimentatie in het ouderschapsplan, waarvan
de inhoud is opgenomen in de beschikking van 20 juni 2012.
Het hof zal van een bruto inkomen van de man van € 38.480,-- in 2015 uitgaan, nu de
vrouw dit bedrag niet of nauwelijks heeft betwist, terwijl zij, gezien haar administratieve werkzaamheden op het kantoor van haar vader, bij welk bedrijf de man als deelloonvisser is aangesloten, op de hoogte is van de (inkomens)situatie van de man.
(€ 60.133,--) en 2015 (€ 38.480,--). Het hof zal de man hierin volgen. De vrouw heeft weliswaar aangevoerd dat geen rekening dient te worden gehouden met het inkomen van de man in 2015, maar zij heeft haar stelling op dit punt niet, althans onvoldoende onderbouwd.
niet heeft kunnen werken en daardoor in dat jaar een (lager) bedrag van (afgerond € 9.000,-- - € 4.000,-- =) € 5.000,-- aan premies inkomensvoorzieningen heeft betaald. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat de man, zo heeft hij ter zitting van het hof onweersproken naar voren gebracht, in 2015 nog maar een paar weken heeft kunnen werken en dat onduidelijk is wanneer hij weer zal kunnen gaan werken. Het hof heeft hierbij tevens in aanmerking genomen dat de man per week dat hij ziek is € 100,-- (voor 40 weken ziekte is dat € 4.000,--) minder premie inkomensvoorzieningen hoeft te betalen, zoals door de vrouw ter zitting van het hof onweersproken uiteengezet. Hiermee rekening houdend, resteert een belastbaar resultaat van (€ 35.191,-- - € 5.000,-- =) € 30.191,--.
Op grond hiervan bedraagt de draagkracht van de man in 2015 volgens de formule 70%
(€ 3.381,-- - (0,3 x € 3.381,-- + € 875,--)) = € 1.044,-- per maand.
15 augustus 2014 maximaal 16 uur per week als oproepkracht bij [B] BV werkt. Uitgaande van de jaaropgaaf 2014 die door haar is overgelegd en de meest recente beschikbare inkomensgegevens van de vrouw, te weten de salarisspecificatie van augustus 2015 heeft de vrouw in 2015 in week 35 een netto weeksalaris ontvangen van € 154,--.
De vrouw heeft ter zitting van het hof aangegeven dat zij hiernaast nog twee uur per week voor het bedrijf van haar vader (v.o.f. [C] ) werkt, waar zij de (loon)-administratie doet. Volgens de vrouw verdient ze hiermee zo'n € 10,-- per uur.
Hiervan uitgaande, bedraagt het netto weekinkomen van de vrouw in 2015 € 174,--, zijnde
€ 754,-- netto per maand. Het hof gaat er van uit dat het inkomen van de vrouw in 2014, uitgaande van dezelfde werkgevers en werkzaamheden, vergelijkbaar met dat in 2015 zal zijn geweest. Voor zover door de man is gesteld dat de vrouw meer zou kunnen werken, volgt het hof de man hierin niet, nu ter zitting van het hof genoegzaam is gebleken dat van
de vrouw (op dit moment) in redelijkheid niet kan worden verlangd dat zij meer gaat werken dan zij thans doet. In dit oordeel weegt onder meer mee de rolverdeling tijdens het huwelijk van partijen en de omstandigheid dat de vrouw, zo heeft zij ter zitting van het onweersproken naar voren gebracht, naast haar werkzaamheden de zorg voor haar zes kinderen heeft en tevens een opleiding volgt.
in 2015, inclusief kindgebonden budget, (€ 754,-- + € 330,-- =) € 1.084,-- per maand.
€ 1.453,-- per maand te voorzien, komt het hof niet toe aan een draagkrachtvergelijking en dient de man in beginsel zijn beschikbare draagkracht volledig aan te wenden als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
is tussen partijen niet in geschil dat een zorgkortingspercentage van 15% dient te worden gehanteerd. De zorgkorting bedraagt alsdan in 2015 15% van € 1.453,-- = (afgerond)
€ 218,--.
is om in de volledige behoefte van de kinderen te voorzien, zal de man (een deel van) de zorgkorting niet kunnen verzilveren. Overeenkomstig de aanbevelingen van de Expertgroep wordt het zorgtekort voor de helft toegerekend aan beide ouders.
De man kan derhalve een bedrag aan zorgkorting van (€ 218,-- - € 188,-- =) € 30,-- per maand verzilveren. Dit betekent dat de man met een bedrag van (€ 1.044,-- - € 30,-- =)
€ 1.014,-- per maand kan bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Het hof zal derhalve de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] vanaf 1 januari 2015 bepalen op een bedrag van (€ 1.014,-- / 4 =) € 254,-- per kind per maand.
Het hof acht het onder deze omstandigheden gerechtvaardigd dat het door de man (eventueel) ten onrechte betaalde niet wordt teruggevorderd van de vrouw.
6.De slotsom
7.De beslissing
12 november 2014, en opnieuw beschikkende:
met ingang van 1 januari 2015als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] , geboren [in] 1999, [de minderjarige2] , geboren [in] 2000, [de minderjarige3] , geboren [in] 2005, en [de minderjarige4] , geboren [in] 2008,
€ 254,-- per kind per maandzal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;