Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Privider
1.Previder B.V.
Previder,
I.L.M. Participatie en Beheer B.V.
Previder c.s.
1.Het geding in eerste aanleg
18 juli 2014.
2.Het geding in hoger beroep
€ 4.120,- te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente over de nakosten.
3.De beoordeling in hoger beroep
juni 2014 aan Previder een schriftelijke volmacht verstrekt.
grief 2. De grief bestrijdt daarnaast alle overige voorwaarden die artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE aan een merkinbreuk instelt.
Grief 1gaat in op de vereiste soortgelijkheid tussen de aangeboden waren en diensten.
Previder c.s. stellen, is door hen niet aannemelijk gemaakt. Gegevens met betrekking tot onder andere het marktaandeel van het merk en de hoogte van de reclamekosten zijn door Previder c.s. niet overgelegd. Bij de beoordeling van de merkinbreuk zal het hof, net als de voorzieningenrechter, ervan uitgaan dat het merk PREVIDER geldig is, maar een gering onderscheidend vermogen heeft.
grieven 4 en 5die gericht zijn tegen de toegewezen verboden onder 5.1 en 5.3 en de dwangsomveroordeling onder 5.4 van het dictum van het bestreden vonnis. Voor de volledigheid merkt het hof op dat de hoogte van de dwangsommen ook in hoger beroep door Privider niet wordt bestreden. Het hof merkt verder op dat grief 4 wèl slaagt voor zover zij betrekking heeft op het onder 5.2 bepaalde verbod op het gebruik van de domeinnaam privider.nl, nu die domeinnaam niet van Privider is en zij die domeinnaam ook niet heeft gebruikt. De vraag of het gebruik van de domeinnaam privider.com onder het verbod van 5.1 valt, is een vraag die vanwege het ontbreken van incidenteel appel niet voorligt en zo nodig door de executierechter moet worden beantwoord.