Uitspraak
Schretlen,
1.[appellant 1] ,
[appellant 1],
2. Jonghold B.V.,
Jonghold,
3. [appellant 3] ,
[appellant 3],
4. [appellant 4] ,
[appellant 4],
5. Wijma Beheer B.V.,
Wijma Beheer,
6. [appellant 6] ,
[appellant 6],
7. De Heaburgen B.V.,
De Heaburgen,
8. [appellant 8] ,
[appellant 8],
[appellanten] (of: de beleggers),
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Ter wille van de efficiënte afdoening van de procedure zal Schretlen zich daarbij ook uitlaten over de verdere afdoening van grief 3.”
2.De verdere beoordeling
19 januari 2016):
U gaf aan in dit stadium niet te gevoelen voor een vermogensbeheerrelatie. Vooralsnog gaat uw voorkeur uit naar vermogensadvies, maar dan zodanig dat wij (Schretlen) telkens het initiatief zullen nemen om uw aandacht te vestigen op al datgene dat uw aandacht zou kunnen verdienen. Wij durven de uitspraak aan daarvoor te kunnen zorg dragen."
Ik placht die passage op te nemen in de brief die Schretlen verstuurde na de mededeling van cliënt dat hij/zij gaarne een voorstel tegemoet zag. In een dergelijke brief werden dan tevens de al gevoerde gesprekken samengevat.”
grieven 1 en 2 in het principaal appel.
nietdienen te worden verstaan: [appellant 4] en
nietgaat om het gestelde inzake de
introductievan risicovolle producten in de portefeuilles - waaronder optiestructuren - en de vraag of dit paste binnen de risicoprofielen (zie tussenarrest 19 januari 2016 r.o. 6.54 tot en met 6.56) maar om de vraag of Schretlen in de periode vanaf 23 april 2008 (na het vertrek van [X] ) deze risicovolle producten voldoende actief heeft gemonitord en ter zake voldoende actief (ook ongevraagd) heeft geadviseerd. In de kern maken [appellanten] aan Schretlen het verwijt dat in die periode risicovolle (optie)posities niet meer actief in de gaten werden gehouden en dat op het moment dat er verliezen werden geleden de optieposities niet werden gesloten terwijl dit wel had gemoeten (inleidende dagvaarding algemeen deel onder punt 11, conclusie van repliek onder punt 153 e.v.). Dit gold met name de zogenoemde butterfly (inleidende dagvaarding algemeen deel onder punt 118 e.v.). In de individuele delen van de inleidende dagvaarding en conclusie van repliek wordt per belegger nader hierop ingegaan.