ECLI:NL:GHARL:2016:5610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
21-000713-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met drie voetgangers door bestuurder met beslagen ruiten

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 12 december 2013, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Volkswagen, in aanrijding kwam met drie voetgangers. De ruiten van de auto waren beslagen, wat het zicht van de verdachte ernstig belemmerde. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de verdachte door zijn snelheid niet aan te passen aan het verminderde zicht aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat leidde tot schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Overijssel en deed opnieuw recht. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde en kreeg een taakstraf van 90 uur, met daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Het hof hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en zijn blanco strafblad.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000713-15
Uitspraak d.d.: 5 juli 2016
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
28 januari 2015 met parketnummer 08-955262-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.G. Luiten, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primairhij op of omstreeks 12 december 2013 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen, kenteken [kenteken] ),
daarmede rijdende over de weg, de [A-straat] , komende uit de richting van de [B-straat] en gaande in de richting van [C-straat] ,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
-
terwijl de ruiten van het door verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig waren beslagen/bewasemd, dat het zicht door die ruiten in ernstige mate, althans in enige mate werd belemmerd, en/of
-
niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, en/of
-
niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid heeft betracht, en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-
een of meerdere voetganger(s) welke gezien verdachtes rijrichting geheel of gedeeltelijk aan de rechterzijde op de rijbaan stond(en),althans zich (deels) op de rijbaan bevond(en), niet heeft opgemerkt/gezien, en/of
-
(vervolgens) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger(s),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander of anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht
Subsidiairhij op of omstreeks 12 december 2013 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen, kenteken [kenteken] ),
daarmede rijdende over de weg, de [A-straat] , komende uit de richting van de [B-straat] en gaande in de richting van [C-straat] ,
-
terwijl de ruiten van het door verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig waren beslagen/bewasemd, dat het zicht door die ruiten in ernstige mate, althans in enige mate werd belemmerd, en/of
-
niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór hem, en/of
-
niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid heeft betracht, en/of
-
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-
een of meerdere voetganger(s) welke gezien verdachtes rijrichting geheel of gedeeltelijk aan de rechterzijde op de rijbaan stond(en), althans zich (deels) op de rijbaan bevond(en), niet heeft opgemerkt/gezien, en/of
-
(vervolgens) is gebotst, althans in aanrijding is gekomen met die voetganger(s),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte is op 12 december 2013 in [plaats] als bestuurder van een personenauto waarvan de ruiten beslagen waren in aanrijding gekomen met een drietal voetgangers, die daardoor gewond raakten.
Ten aanzien van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 overweegt het hof het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 dient het hof vast te stellen of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen letsel is toegebracht. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van verdachte en de beoordeling of en, zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel ‘schuld’ is in dit geval nader omschreven als ‘roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam’.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient het hof dus krachtens voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt in dat een bestuurder zijn rijgedrag dient aan te passen aan de omstandigheden ter plaatse.
In dat verband leidt het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, af:
- dat het ongeval heeft plaatsgevonden in een woonwijk, terwijl het donker was;
- dat de afstand van de woning van verdachte tot de plaats van het ongeval ongeveer 180 meter bedraagt;
- dat verdachte, voordat hij in de auto is gestapt, eerst de condens aan de binnenzijde van de ramen heeft verwijderd;
- dat na enkele meters rijden de ramen wederom besloegen, waardoor het zicht van verdachte verminderde en hij moest gaan verzitten om beter zicht te kunnen hebben;
- dat verdachte vervolgens de aanjager heeft aangezet, waardoor ineens de gehele ruit dichtsloeg en verdachte vrijwel niets meer kon zien;
- dat verdachte verscheidene seconden lang zonder snelheid te minderen is doorgereden, terwijl hij vrijwel helemaal geen zicht meer had op eventuele andere verkeersdeelnemers;
- dat verdachte de slachtoffers die (deels) op de weg stonden niet heeft gezien;
- dat verdachte met onverminderde snelheid, van ongeveer 30 kilometer per uur, met de slachtoffers in botsing is gekomen.
Van verdachte mocht in de geschetste omstandigheden (donker, in een woonwijk, met beslagen ruiten) extra oplettendheid en voorzorg worden verwacht. Hij had zijn snelheid al moeten aanpassen op het moment dat hij wegreed bij zijn woning en zag dat het zicht slechter werd door het beslaan van de ruiten. Desondanks is hij met onverminderde snelheid doorgereden. Het hof is van oordeel, dat verdachte door zijn snelheid niet aan te passen aan het verminderde zicht, zeker op het moment dat hij vrijwel geheel geen zicht meer had, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en dat sprake is van schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op12 december 2013 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen, kenteken [kenteken] ),
daarmede rijdende over de weg, de [A-straat] , komende uit de richting van de [B-straat] en gaande in de richting van [C-straat] ,
aanmerkelijk, onvoorzichtigheeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
-
terwijl de ruiten van het door verdachte bestuurde motorrijtuig zodanig waren beslagen/bewasemd, dat het zicht door die ruiten in ernstige matewerd belemmerd, en
-
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-
voetgangerswelkezich (deels) op de rijbaan bevond(en), niet heeft opgemerkt/gezien, en
-
vervolgensis gebotst, althans in aanrijding is gekomen met die voetgangers,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht en[slachtoffer 2] en[slachtoffer 3]zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto een verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan één persoon zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en twee personen zodanig lichamelijk letsel hebben opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van hun normale bezigheden ontstond.
Bij de strafbepaling heeft het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten in aanmerking genomen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het ongeval ook op verdachte een flinke impact heeft gehad en nog steeds heeft. In het voordeel van verdachte heeft het hof rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2016, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is. Daarnaast acht het hof ter bescherming van de verkeersveiligheid een ontzegging van de rijbevoegdheid aangewezen. Het hof zal echter bepalen dat deze ontzegging voorwaardelijk wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. J.M.J. Denie, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 5 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.