Uitspraak
[appellant],
[geintimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
"primair: om de executie door [geintimeerde] van het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden (…) te schorsen, totdat onherroepelijk zal zijn beslist in het onderhavige geschil tussen [appellant] enerzijds en [geintimeerde] anderzijds;dan welsubsidiair: om aan de executie door [geintimeerde] van het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden, (…) de voorwaarde te verbinden dat [geintimeerde] aan [appellant] een garantie - voor het bedrag van de hoofdsom (EUR 1.005.347,00) plus de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf 1 februari 2006 tot de dag van garantstelling plus 30% voor rente en kosten verstrekt - van een gerenommeerde Nederlandse bank verstrekt, waarin deze bank ten behoeve van [appellant] onvoorwaardelijk garandeert dat zij - indien en voor zover sprake is van een terugbetalingsverplichting aan de zijde van [geintimeerde] - het door [geintimeerde] aan [appellant] verschuldigde bedrag rechtstreeks aan [appellant] zal betalen, indien [appellant] daar aanspraak op maakt;dan welmeer subsidiair: om aan de executie door [geintimeerde] van het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, afdeling Privaatrecht, locatie Leeuwarden (…) de voorwaarde te verbinden dat [geintimeerde] aan [appellant] (anderszins) adequate zekerheid stelt (ter beoordeling van [appellant] en/of het Hof) - voor het bedrag van de hoofdsom (EUR 1.005.347,00) plus de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf 1 februari 2006 tot de dag van garantstelling plus 30% voor rente en kosten verstrekt - voor het geval na een onherroepelijke uitspraak in het onderhavige geschil tussen [appellant] en [geintimeerde] sprake zou zijn van een terugbetalingsverplichting aan de zijde van [geintimeerde] ;alles met veroordeling van [geintimeerde] in de kosten van het incident."
De incidenten tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring en tot zekerheidstelling
Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof, onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 30 mei 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5012) en 20 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:688), voorop dat bij de beoordeling van deze vordering het volgende geldt:
(i) de eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
(ii) de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven;
(iii) bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing;
(iv) indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken;
(v) indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
" [geintimeerde] respectievelijk [geintimeerde] bevinden zich al jaren in een slechte financiële positie, die niet lijkt te verbeteren en alleen maar lijkt te verslechteren. Het eigen vermogen is zwaar negatief, de netto resultaten zijn zeer slecht (10 en 20% verlies op de omzet per jaar). De bedrijven zijn technisch gezien (en zelfstandig bekeken) feitelijk failliet.".In zijn rapportage concludeert drs. Gierman RA
"dat het uitbetalen van 1 miljoen extra verzekeringsuitkering aan [geintimeerde] c.q. [geintimeerde] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid betekent dat een eventuele toekomstige terugbetalingsverplichting (mocht in hoger beroep ten gunste van de tussenpersoon worden beslist) niet zal kunnen worden nagekomen. Immers de vennootschappen hebben per saldo zoveel schulden, dat de ontvangst van dit bedrag zal worden aangewend voor de aflossing daarvan. Niet in de laatste plaats voor het aflossen van schulden aan de bank, mede gezien het feit dat de bank ook een pandrecht heeft op uitkeringen uit de betreffende verzekeringsclaim."
De slotsom
In de hoofdzaak
dinsdag 9 augustus 2016voor memorie van grieven;