4.3De vader is op zijn beurt met drie grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De voorwaardelijke grief 1 ziet op de vergoeding van de taxikosten en de verschaffing van een aangepaste voorziening door de moeder aan de vader die hij in verband met zijn handicap moet hebben wanneer hij [de minderjarige] in Polen ontmoet, grief 2 ziet op de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en grief 3 betreft de uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] met bepaalde dagen zoals Koningsdag. De vader heeft tevens zijn verzoek vermeerderd.
De vader verzoekt het hof :
* voorwaardelijk in het incidenteel appel:
voor het geval dat beslist wordt dat de moeder met [de minderjarige] naar Polen mag verhuizen of dat zij daar mag blijven wonen:
- de moeder te veroordelen tot betaling aan de vader van de reiskosten per taxi ( [B] – [G] en andersom) die de vader zal maken in verband met de omgangsregeling betreffende [de minderjarige] , welke kosten € 4.316,- per bezoekweekend bedragen;
- de moeder te veroordelen tot het verschaffen van een voorziening als bedoeld in de laatste twee regels van bladzijde drie van het verweerschrift en de eerste drie regels van bladzijde vier, welke zin begint met “Vanwege de beperking” tot “bijlage 9).”, op grond waarvan de vader [de minderjarige] bij zich kan hebben wanneer hij haar in Polen bezoekt;
* in het incidenteel appel:
primair:
- de beschikking van 15 juli 2015 te vernietigen op het punt van de hoofdverblijfplaats en, opnieuw beschikkende, alsnog de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader te bepalen;
- de moeder te veroordelen tot teruggeleiding van [de minderjarige] naar Nederland op verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag voor elke dag dat de moeder hiermee in gebreke blijft, en tot lijfsdwang;
subsidiair (voor het geval de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder blijft):
- te bepalen dat de vader gerechtigd is [de minderjarige] naast de al bestaande omgangsregeling van 9 juni 2009 één keer per twee jaar op Koningsdag bij zich te hebben, alsmede iedere tweede pinksterdag en elke vaderdag;
- de moeder te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50,-- per dag voor elke dag dat de moeder de omgangsregeling niet nakomt, casu quo dat zij daarvoor wordt gegijzeld.