Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
regenwaterdie niet volledig door de persleiding kunnen worden verwerkt - valt de wateroverlast zoals door [geïntimeerden] ervaren, volgens de Gemeente onder het normaal maatschappelijk risico, terwijl bij de vaststelling van de omvang ervan het bestuursorgaan beleidsvrijheid toekomt. Bovendien voert de Gemeente aan dat het door [geïntimeerden] voorgestane causaal verband tussen de aanleg van de persleiding en de door hen (gestelde) geleden schade ontbreekt, nog afgezien van het feit dat de persleiding niet door de Gemeente is aangelegd, maar voortkomt uit een besluit van het Waterschap. Verder wijst de Gemeente erop dat [geïntimeerden] zelf geen maatregelen hebben getroffen om de overlast te voorkomen of te beperken en dat er diverse in de risicosfeer van [geïntimeerden] gelegen omstandigheden zijn (bijvoorbeeld: het bouwpeil van de woning van [geïntimeerden] ligt in tegenstelling tot de andere woningen in de [straatnaam] beneden de kruin van de openbare weg) die het aannemen van de door [geïntimeerden] gestelde schade in de weg staan. Tenslotte betoogt de Gemeente dat zij een zekere mate van beleidsvrijheid heeft om met de tot haar ter beschikking staande (beperkte) (financiële) middelen beslissingen te nemen over de wijze waarop zij invulling geeft aan haar in dit kader opgedragen taken.
onrechtmatig handelt in de zin van artikel 6:162 BWdoor in weerwil van artikel 3:4 lid 2 Awb dan wel het égalitébeginsel het nadeel van [geïntimeerden] niet te compenseren. Indien en voor zover de Gemeente daarmee bedoelt dat de burgerlijke rechter niet alleen niet bevoegd is ten aanzien van de subsidiaire grondslag van de vordering van [geïntimeerden] (kort gezegd: strekkende tot nadeelcompensatie uit hoofde van een rechtmatige overheidsdaad) maar ook ten aanzien van de primaire grondslag van de vordering, dan wordt dit verweer gepasseerd nu (zoals hiervoor is overwogen) sprake is van een feitelijke beheersdaad en de burgerlijke rechter bevoegd is te oordelen over dergelijke feitelijke handelingen die de overheid uitoefent in het kader van de vervulling van haar publieke taken.