ECLI:NL:GHARL:2016:4962

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
WAHV 200.151.292
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeren in de berm en de reikwijdte van verkeersborden in parkeerverbodszone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod. De betrokkene had geparkeerd in de berm op de Sint Jansweg te Venlo, terwijl de sanctie was opgelegd op basis van een verkeersbord dat een parkeerverbod aangaf. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de betrokkene ging in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de gedraging niet is verricht, omdat het parkeerverbod, aangegeven met bord E1, zich niet uitstrekt tot de berm. De relevante artikelen uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) zijn in de beoordeling betrokken. Het hof oordeelde dat de betrokkene in zijn recht stond en vernietigde de beslissing van de kantonrechter. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die op € 730,50 zijn vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak om de reikwijdte van verkeersborden en de toepassing daarvan in parkeerverbodsgebieden goed te begrijpen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de betrokkene in het gelijk gesteld, waarbij de kosten van rechtsbijstand ook zijn vergoed.

Uitspraak

WAHV 200.151.292
16 juni 2016
CJIB 160819840
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 15 mei 2014
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats].

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 85,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone”, welke gedraging zou zijn verricht op 5 april 2012 om 11.45 uur op de Sint Jansweg te Venlo met het voertuig met het kenteken [kenteken].
2. Namens de betrokkene wordt onder meer aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Hiertoe voert de gemachtigde aan dat de betrokkene in de berm heeft geparkeerd en dat de parkeerverbodszone, aangeduid met bord E1 uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), slechts voor de rijbaan en niet voor de berm gelding heeft.
3. Artikel 65 van het RVV 1990 luidt als volgt:
“1. Ingeval een weg is verdeeld in rijstroken, kan de toepassing van een verkeersbord worden beperkt tot één of meer rijstroken.
2. De verkeersborden E1, E2 en E3 van bijlage 1 gelden slechts voor de zijde van de weg alwaar zij zijn geplaatst.
3. Het parkeren van een voertuig en het plaatsen van een fiets en van een bromfiets is echter toegestaan op de daartoe bestemde weggedeelten.”
4. Artikel 66, tweede lid, van het RVV 1990 luidt als volgt:
“Indien boven een verkeersbord het woord «zone» is aangebracht zonder aanduiding van het gebied van de zone, geldt het verkeersbord in een gebied dat wordt begrensd door het verkeersbord en een of meer in samenhang met dat verkeersbord geplaatste borden waarmee het einde van de zone wordt aangeduid.”
5. De verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal d.d. 6 januari 2014 houdt onder meer het volgende in:
“Op 5 april 2012, omstreeks 11.30 uur, bevond ik mij op de openbare weg, Sint Jansweg, te Venlo in de gemeente Venlo. Ik zag dat hier een voertuig geparkeerd stond met het Nederlands kenteken [kenteken]. Deze straat valt binnen de hier geldende parkeerverbodszone van de gemeente Venlo. (…).”
Bij het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant onder meer twee foto's gevoegd die door de verbalisant zijn gemaakt van de onderhavige gedraging. Hierop is het voertuig van de betrokkene zichtbaar, terwijl het staat geparkeerd in de berm.
6. Gelet op de stukken in het dossier, in het bijzonder de door de verbalisant overgelegde foto's en hetgeen namens betrokkene hierover is aangevoerd, stelt het hof vast dat het voertuig van de betrokkene niet op de rijbaan stond geparkeerd, maar in de berm.
Onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 23 mei 2016 (te raadplegen via rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:3927) overweegt het hof dat het parkeerverbod aangegeven met bord E1 als bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 zich niet uitstrekt over de berm van de weg. Dat is niet anders bij een parkeerverbodszone als bedoeld in artikel 66 van het RVV 1990.
7. Het voorgaande brengt mee dat de betrokkene de gedraging niet heeft verricht. Het hof zal om die reden de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. Het bedrag van de zekerheidstelling zal aan de betrokkene worden gerestitueerd.
8. Aangezien het hof op grond van het vorenstaande de betrokkene in het gelijk stelt, laat het hof de overige argumenten van de gemachtigde tegen de beslissing van de kantonrechter buiten bespreking.
9. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van beroep bij de officier van justitie, het indienen van beroep bij de kantonrechter, het indienen van hoger beroep. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 487,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 730,50 (=3 x € 487,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 16 november 2012, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 160819840 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de WAHV tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 730,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.