ECLI:NL:GHARL:2016:484

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
200.170.119
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag na echtscheiding en informatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over een kind na de echtscheiding van de ouders. De vader, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen, waarin het gezag over het kind aan de moeder is toegewezen. De vader stelt dat hij recht heeft op informatie over de ontwikkeling van zijn kind, ondanks dat hij geen gezag meer heeft. De moeder daarentegen voert aan dat de vader strafrechtelijk is veroordeeld voor ernstig seksueel misbruik en dat zij geen vertrouwen meer heeft in zijn opvoedkundige kwaliteiten. Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind noodzakelijk is om het gezag aan de moeder toe te wijzen, omdat communicatie tussen de ouders over het kind niet meer mogelijk is. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en legt geen informatieverplichting op aan de moeder, zodat zij zelf kan bepalen of en wanneer zij informatie over het kind aan de vader verstrekt. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit hun huwelijk geboren kind betreft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.170.119
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, 369755)
beschikking van de familiekamer van 26 januari 2016
inzake
[verzoeker],
verblijvende in de penitentiaire inrichting te [plaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.W.T. Klappe te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.T. Maanicus te Huizen.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 11 februari 2015 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 mei 2015;
- het verweerschrift met producties, ingekomen op 4 augustus 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 december 2015 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is [A] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 22 mei 2015 ontbonden door echtscheiding.
3.2
Partijen zijn de ouders van [kind] (verder: [kind]), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]. Tot aan de bestreden – wat betreft de beslissing inzake het gezag uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking waren partijen gezamenlijk belast met het gezag over [kind].
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken, bepaald dat het gezag over [kind] alleen toekomt aan de moeder, dat de moeder niet gehouden is de vader op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [kind] en haar vermogen en hem te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen, en het meer of anders verzochte afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil het gezag over [kind].
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder haar alleen te belasten met het gezag over [kind] af te wijzen dan wel, subsidiair, te bepalen dat (naar het hof begrijpt) artikel 1:377b lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) voor de moeder van toepassing blijft.
4.3
De moeder voert daartegen verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader stelt dat hij diepe spijt heeft van hetgeen hij het gezin heeft aangedaan. Hij is zich ervan bewust dat hij het vertrouwen van de moeder ernstig heeft geschaad. Nu de rechtbank geen informatieplicht aan de moeder heeft opgelegd is evenwel aannemelijk dat de vader verstoken zal blijven van informatie over [kind] en zonder gezag is het voor hem evenmin mogelijk via derden informatie over haar welzijn te verkrijgen. De vader acht het, met het oog op mogelijk contactherstel in de toekomst, in [kind]’s belang dat hij zicht heeft op haar ontwikkeling. Hij begrijpt dat de moeder niet meer met hem kan en wil communiceren. De vader verklaart zich bereid zijn gezag op geen enkel moment aan te wenden en zal belangrijke beslissingen overlaten aan de moeder. Hij wil echter informatie over [kind] rechtstreeks van derden kunnen verkrijgen. Hij verzoekt het hof te bepalen dat hij naast de moeder met het gezag over [kind] belast blijft en daarbij te bepalen dat aan zijn zijde sprake is van een zogenaamd “uitgekleed” gezag.
Indien het hof oordeelt dat het gezag alleen aan de moeder toekomt verzoekt de vader het hof te bepalen dat artikel 1:377b lid 1 BW voor de moeder van toepassing blijft zodat zij hem in ieder geval moet blijven informeren over het welzijn van [kind].
5.3
De moeder voert daartegen het volgende aan. De vader is strafrechtelijk veroordeeld voor gedurende een lange periode gepleegd ernstig seksueel misbruik van zijn stiefdochters, dochters van de moeder en halfzussen van [kind]. De moeder heeft geen enkel vertrouwen (meer) in de normen en waarden en in de opvoedkundige kwaliteiten van de vader. Van haar kan in redelijkheid niet worden gevergd samen met de vader te moeten beslissen over zaken die [kind] aangaan. Voortduring van het (mede)gezag van de vader acht zij, gezien de ernst van de misdrijven, strijdig met het belang van [kind]. Het is ook niet in het belang van [kind] als de vader weer in beeld komt mocht zij, de moeder, onverhoopt komen te overlijden. Indien de vader informatie over [kind] wenst te verkrijgen kan hij daarvoor terecht bij zijn familieleden met wie de moeder nog een goed en regelmatig contact heeft. Deze familieleden zijn ervan op de hoogte dat zij de vader van informatie over [kind] mogen voorzien.
De moeder meent ten slotte dat van haar niet kan worden gevergd dat zijzelf de vader van informatie voorziet noch dat zij de vader consulteert.
5.4
De raad adviseert de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van het gezamenlijk gezag te bekrachtigen omdat voortzetting van het gezamenlijk gezag niet in het belang van [kind] is. De raad adviseert voorts de moeder niet te belasten met een informatieverplichting jegens de vader.
5.5
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat wijziging van het gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag in het belang van [kind] noodzakelijk is. Voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag is nodig dat de ouders met elkaar kunnen communiceren over zaken die [kind] aangaan en dat zij in concrete gevallen gezamenlijk tot beslissingen dienaangaande kunnen komen. Gelet op de ernst van de daden van de vader kan echter van de moeder niet worden verwacht dat zij in de toekomst met de vader communiceert. Hoewel de vader heeft aangevoerd dat hij beslissingen zal overlaten aan de moeder, zal het bij gezamenlijk gezag in voorkomende gevallen toch nodig zijn dat de moeder de vader benadert om diens toestemming te krijgen. Dit kan van de moeder niet worden gevergd. Voldoende aannemelijk is geworden dat de moeder haar vertrouwen in de waarden en normen van de vader en in diens opvoedkundige kwaliteiten volledig heeft verloren. Het hof acht het, met de rechtbank en de raad, dan ook in het belang van [kind] dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over [kind]. Gelet op de omstandigheden van dit geval en het standpunt van de moeder ziet het hof geen grond voor toewijzing van het verzoek van de vader te bepalen dat hij een “uitgekleed” gezag in de door hem bedoelde zin behoudt.
5.6
Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank en het advies van de raad om aan de moeder geen informatieverplichting jegens de vader op te leggen. Gelet op de ernst van de door de vader gepleegde misdrijven vereist het belang van [kind] dat de moeder steeds in de gelegenheid is zelf te beoordelen of zij het verstrekken van informatie over [kind] aan de vader in overeenstemming vindt met de ontwikkeling en de veiligheid van [kind]. De moeder heeft in het belang van de vader mogelijkheden gecreëerd waarmee hij zichzelf van informatie over [kind] kan voorzien. Zij heeft ter mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij nog regelmatig contact heeft met opa (vz) en tante (vz). Zij zijn ervan op de hoogte dat zij informatie over [kind] mogen doorgeven aan de vader. [kind] kan ook bij hen terecht met vragen over de vader. Het hof is van oordeel dat het aan de vader is om het contact met zijn familie te onderhouden dan wel te herstellen, zodat hij zichzelf op die manier van de ontwikkeling van [kind] op de hoogte kan stellen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit hun huwelijk geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 11 februari 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.F. Keulen, P.M.M. Mostermans en R. Feunekes, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Mostermans, en is op 26 januari 2016 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.