ECLI:NL:GHARL:2016:473

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
26 januari 2016
Zaaknummer
200.178.460
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie door een werkneemster jegens haar voormalig werkgever met betrekking tot de organisatie van een beurs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door een werkneemster, hierna aangeduid als [appellante], tegen haar voormalig werkgever, hierna aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft onrechtmatige concurrentie, waarbij [appellante] na haar dienstverband een eigen onderneming heeft opgericht die een beurs organiseert die vergelijkbaar is met de beurs die door [geïntimeerde] wordt georganiseerd. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] tijdens haar dienstverband als sales en marketing manager bij [geïntimeerde] vertrouwelijke informatie en kennis heeft vergaard die zij nu gebruikt om een concurrerende beurs te organiseren. Het hof oordeelt dat [appellante] door haar handelen het duurzame bedrijfsdebiet van [geïntimeerde] substantieel afbreekt en dat zij daarbij gebruik maakt van vertrouwelijke gegevens die zij tijdens haar dienstverband heeft verkregen. Het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter dat [appellante] onrechtmatig handelt en dat het haar verboden is om zakelijke contacten te onderhouden met klanten en leveranciers van [geïntimeerde]. Het hof heeft het verbod beperkt tot een periode van één jaar, in plaats van de eerder opgelegde twee jaar. De kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.178.460
(zaaknummer rechtbank C/08/174558)
arrest in kort geding van de derde kamer van 26 januari 2016
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna: [appellante],
advocaat: mr. C.C.M. Peper,
tegen:
[geïntimeerde],
handelend onder de naam Groene Dagen de Nederlandse Jagers Manifestatie,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. G.J. Ligtenberg.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
19 augustus 2015 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel (team kanton- en handelsrecht, zittingsplaats Almelo) tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellante] als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 september 2015 (met grieven en producties) en
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.3. De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.12 van het bestreden vonnis van 19 augustus 2015, welke feiten omwille van de begrijpelijkheid van dit arrest in het navolgende zijn weergegeven en door het hof op enkele punten zijn aangevuld.
3.2
Eind jaren 2000 heeft [geïntimeerde] voor het eerst de beurs “
De Groene Dagen” (hierna de beurs) georganiseerd. De beurs wordt jaarlijks in juni georganiseerd. Oorspronkelijk had de beurs enkel betrekking op de jacht, maar de laatste jaren ook op de bos- en tuinbouw.
3.3
Vanaf 2011 wordt de beurs uitgevoerd vanuit de eenmanszaak “
Groene Dagen De Nederlandse Manifestatie” (hierna: de eenmanszaak) van [geïntimeerde] . De enige activiteit die vanuit de eenmanszaak wordt uitgevoerd is het organiseren van de jaarlijkse beurs.
3.4
In ieder geval vanaf 2009 is [appellante] telkens voor een half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij [geïntimeerde] in dienst getreden als sales en marketing manager. [appellante] heeft [geïntimeerde] in deze functie ondersteund bij de organisatie van de beurs. Zij was verantwoordelijk voor het gehele reilen en zeilen rond de beurs.
3.5
Partijen zijn voor het laatst per 1 januari 2015 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van zes maanden aangegaan. In deze arbeidsovereenkomst is
- onder meer - het volgende opgenomen.
“(…)
Artikel 6. Concurrentiebeding
De werknemer zal, zonder schriftelijke toestemming van werkgever, uitsluitend indien werknemer tussentijds zelf ontslag neemt, gedurende een tijdvak van 1 jaar, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van werkgever vestigen, drijven of mede drijven of doen drijven, hetzij direct hetzij indirect, alsook financieel in welke vorm ook bij een dergelijke zaak belang hebben, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel hebben binnen een straal van 25 km waar werkgever gevestigd is.
Artikel 7. Werkzaamheden voor derden
Werknemer mag zonder schriftelijke toestemming van werkgever werkzaamheden voor derden verrichten gelijk of naar aard gelijk aan de voor werkgever te verrichten werkzaamheden voor eigen rekening.
(…)
3.6
Van 12 tot en met 14 juni 2015 heeft de beurs plaatsgevonden op het landgoed Middachten in De Steeg.
3.7
Op 19 juni 2015 vond er een bespreking plaats, waarbij - onder meer - de beurs is geëvalueerd.
3.8
Op 22 juni 2015 heeft [appellante] haar eenmanszaak Stoer Groen Projecten met als vestigingsplaats Almelo in het Handelsregister geregistreerd.
3.9
Tijdens het dienstverband met [geïntimeerde] heeft [appellante] de domeinnaam www.stoergroen.nl geregistreerd.
3.1
Op 25 juni 2015 heeft [appellante] op haar eigen Facebook-account, waarop zij eerder alle berichtgevingen rond de beurs verspreidde, een mededeling geplaatst. Deze luidt als volgt.

(…) Waar u niet veel van merkt maar wat wel belangrijk is om te melden!
Na zeven jaar met alle energie en enthousiasme te hebben gewerkt aan de totstandkoming van Groene Dagen en later de Nederlandse Jacht Manifestatie, heb ik besloten om vanaf nu samen met […] en velen die al jaren betrokken zijn bij de organisatie van dit fantastische outdoor evenement, zelfstandig verder te gaan.
Een verschil in inzicht hoe we de ingeslagen weg verder kunnen bewandelen om niet allen de continuïteit, maar zeker ook de huidige kwaliteit te handhaven en verder uit te kunnen bouwen naar een nog hoger niveau, heeft mij tot deze beslissing gebracht. We gaan het team uitbreiden met (…) mensen die met vakkennis nog meer inhoudelijke kwaliteit kunnen bieden.
Velen van u hebben ons al zeven jaar lang het vertrouwen gegeven, waarvoor wij iedereen van harte bedanken! Vanaf nu bent u van harte welkom bij het evenement Stoer Groen, van 10 tot en met 12 juni 2016. Voor u verandert er weinig, de vertrouwde gezichten die u al jaren kent zetten de komende jaren met nog meer enthousiasme de schouders er onder om u een evenement te bieden waar van alles te zien, te koop en te beleven is op het gebied van jacht, bos en buitenleven. Veel items blijven bestaan, zoals het nieuwe kleiduiven schieten, het uitgebreide culinaire plein, de mobiele app en het tentendorp. Er komt een kinderdorp bij, meer aandacht voor outdoor activiteiten en meer media- (…) exposure in toonaangevende magazines. We blijven een groene beurs, met de nadruk op ‘stoer’.
Uiteraard zijn we nieuwsgierig naar uw reactie, het zou fijn zijn als u ons wilt laten weten of we op uw steun mogen rekenen. U kent ons motto: het is een feestje van elkaar voor elkaar!”.
3.11
Op 25 juni 2015 heeft [appellante] aan verschillende standhouders op de beurs een e-mailbericht verzonden met daarin dezelfde inhoud als de door haar op 25 juni 2015 geplaatste melding op Facebook.
3.12
Op 2 juli 2015 heeft [appellante] op voornoemd Facebook-account het volgende bericht geplaatst.

Het was even rustig na afloop van Groene Dagen bij Landgoed Middachten in De Steeg. Wij hopen dat u met ons terugkijkt op een geslaagd evenement! Nu op naar volgend jaar.
Achter de schermen gebeurt van alles en wordt hard gewerkt om u ook volgend jaar uit te kunnen nodigen voor een smaak- en spraakmakend groen evenement. We houden u op de hoogte. (…)

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft (HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
4.2
De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (HR
29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553). Het hof zal zich eerst een voorlopig oordeel vormen van de feiten en vervolgens beoordelen of gelet op de belangen van partijen de gevraagde voorlopige voorziening moet worden gegeven. Het hof zal bij deze belangenafweging in elk geval het voorlopige karakter van zijn oordeel, de (beweerde) spoedeisendheid, de ingrijpendheid of onomkeerbaarheid van de voorziening en de voor- en nadelen van het uitblijven daarvan in aanmerking nemen.
4.3
Het spoedeisend belang van de vordering van [geïntimeerde] vloeit voort uit diens
- zakelijk weergegeven - stelling dat de handelwijze van [appellante] hem belet in juni 2016 de beurs, waarmee [geïntimeerde] in zijn levensonderhoud voorziet, te organiseren.
4.4
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of sprake is van onrechtmatige concurrentie van [appellante] jegens [geïntimeerde]. Bij de beoordeling van dit geschil stelt het hof, evenals de voorzieningenrechter, voorop dat het werknemers zonder concurrentiebeding in beginsel vrij staat zich na afloop van de arbeidsovereenkomst in vrije concurrentie met de ex-werkgever te begeven. Volgens vaste jurisprudentie is eerst sprake van onrechtmatige concurrentie als de voormalig werknemer het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt en daarbij gebruik maakt van kennis en gegevens die hij bij zijn voormalig werkgever vertrouwelijk heeft verkregen.
4.5
Uit de feiten volgt dat [appellante] concrete stappen heeft ondernomen om volgend jaar in dezelfde maand, op dezelfde locatie een soortgelijke beurs als die van [geïntimeerde] te organiseren. [appellante] heeft met ingang van 29 juni 2015 de eenmanszaak “
Stoer Groen Projecten” laten registreren. Onweersproken is dat [appellante] heeft getracht onmiddellijk na de beurs van 2015 op haar eigen naam voor juni 2016 de beurslocatie van [geïntimeerde] te reserveren. Op 24 juni 2015 heeft [appellante] alle contacten uit haar zakelijke e-mailaccount bij [geïntimeerde] geëxporteerd naar haar eigen g-mailaccount. Vervolgens heeft zij zakelijke contacten van [geïntimeerde] actief benaderd door (in ieder geval) een deel van de standhouders die op de beurs van [geïntimeerde] aanwezig waren aan te schrijven en berichten te plaatsen op het Facebook-account waarlangs de communicatie over de beurs van [geïntimeerde] verliep. Als motto heeft [appellante] dezelfde zinsnede gehanteerd als [geïntimeerde] deed. Ook de inhoud van de berichtgeving van [appellante] wijst erop dat dat zij de organisatie van de beurs één-op-één wenst voort te zetten. In de hiervoor onder 3.10 vermelde brief aan de standhouders en op het in 3.12 vermelde Facebook-account zijn de volgende passages te lezen: “
Waar u niet veel merkt maar wat wel belangrijk is om te melden”, “
huidige kwaliteit te handhaven en verder uit te kunnen bouwen”, “
vanaf nu bent u van harte welkom”, “
voor u verandert er weinig”, “
de vertrouwde gezichten”, “
veel items blijven bestaan”, “
We blijven een groene beurs met de nadruk op ‘stoer’”, “
Wij hopen dat u met ons terugkijkt op een geslaagd evenement! Nu op naar volgend jaar” en “
Achter de schermen gebeurt van alles en wordt hard gewerkt om u ook volgend jaar uit te kunnen nodigen voor een smaak- en spraakmakend groen evenement”.
4.6
Met voornoemde handelwijze maakt [appellante] het voor [geïntimeerde] feitelijk onmogelijk om in juni 2016 op dezelfde wijze de beurs te organiseren als hij in de jaren daarvoor heeft gedaan, terwijl het organiseren van de beurs de enige activiteit is waarop de eenmanszaak van [geïntimeerde] zich toelegt. Anders dan [appellante] stelt, gaat dit verder dan een algemene reclame-uiting en/of aankondiging dat [appellante] beurzen voor zichzelf gaat organiseren. Dat jaarlijks in de maanden mei tot en met augustus meer beurzen over de jacht, vissen en de natuur worden georganiseerd en dat de standhouders niet exclusief aan één bepaalde beurs zijn verbonden, leidt niet tot een ander oordeel. Gesteld noch gebleken is dat de andere beurzen aan de organisatie van [geïntimeerde] in de weg staan zoals dit - gelet op de mate waarin de beurs van [appellante] met die van [geïntimeerde] overeenkomt - voor de voorgenomen beurs van [appellante] wel geldt. Het hof is dan ook voorlopig van oordeel dat [appellante] het duurzame bedrijfsdebiet van [geïntimeerde] stelselmatig en substantieel afbreekt.
4.7
Het hof acht aannemelijk dat [appellante] bij haar handelwijze gebruik heeft gemaakt van de kennis en gegevens die zij bij [geïntimeerde] vertrouwelijk heeft verkregen. [appellante] heeft in ieder geval vanaf 2009 de beurs van [geïntimeerde] georganiseerd. Onweersproken is dat zij aanspreekpunt was voor de standhouders en de beurslocatie, dat zij de vrijwilligers dan wel overige werknemers voor de beurs aannam, dat zij de administratie van [geïntimeerde] deed en dat zij daarbij op de hoogte is geraakt van de personen die de afgelopen jaren bij de beurs betrokken zijn geweest en de (inkoop)prijzen die zijn gehanteerd. Tegenover deze feiten heeft [appellante] onvoldoende toegelicht dat zij haar kennis voor het organiseren van de beurs elders heeft opgedaan. Daar komt bij dat [appellante] uitsluitend door haar werk bij [geïntimeerde] kon doen voorkomen - zoals zij deed - dat zij de beurs zou voortzetten.
4.8
Het oordeel is dat [appellante] [geïntimeerde] onrechtmatig beconcurreert als in de hiervoor onder 4.4 maatstaf is bedoeld. Ook indien het overeenkomstig de stelling van [appellante] juist is dat [geïntimeerde] in december 2014 kon aanvoelen dat zij na afloop van de arbeidsovereenkomst zelfstandig verder zou gaan, dat haar functioneren in juni 2015 door [geïntimeerde] onmogelijk werd gemaakt en dat haar berichtgeving een reactie vormde op negatieve mededelingen op internet van [geïntimeerde] over haar, dan neemt dat de onrechtmatigheid van het handelen van [appellante] niet weg. Het door de voorzieningenrechter aan [appellante] opgelegde verbod zakelijke contacten te onderhouden met de klanten en leveranciers van de beurs, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dient in stand te blijven.
4.9
Het hof ziet aanleiding [appellante] te volgen in haar (subsidiaire) stelling dat het verbod tot een jaar moet worden beperkt. Zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen, staat het de werknemer in beginsel vrij om zich in concurrentie met de voormalig werkgever te begeven. Het handelen dat [appellante] wordt verweten heeft vooralsnog betrekking op 2016. Daarbij komt dat partijen in de arbeidsovereenkomst zelf zijn overeengekomen dat, wanneer de werknemer zelf ontslag neemt, een concurrentiebeding van een jaar van toepassing is en dat het [appellante] is toegestaan gelijksoortige werkzaamheden voor derden te verrichten, waarbij overigens ook geldt dat zowel gedurende als na ommekomst van dat jaar van onrechtmatige concurrentie geen sprake mag zijn. De stelling van [appellante] dat het verbod moet worden beperkt tot een straal van 25 kilometer gerekend vanaf [geïntimeerde] volgt het hof niet, omdat gesteld noch is gebleken dat de “
klanten en leveranciers van de eenmanszaak “Groene Dagen De Nederlandse Manifestatie”, waarop het verbod betrekking heeft, zich binnen die straal bevinden.
4.1
Het hof is van oordeel dat [appellante] in eerste aanleg niet kenbaar een eis in reconventie heeft ingesteld. Anders dan [appellante] stelt, ligt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - in de zinsnede “
dat het prettig zou zijn, wanneer ter zitting door de gemachtigde van [geïntimeerde] zou worden verklaard, dat [appellante] recht heeft op vergoeding van een schadevergoeding (…)” geen duidelijke vordering besloten. Op grond van artikel 353 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is het niet mogelijk om in hoger beroep voor het eerst een eis in reconventie in te stellen. Voor zover [appellante] heeft gevorderd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling aan haar van één netto-maandsalaris is deze vordering dan ook niet toewijsbaar.
4.11
Als uitgangspunt geldt, gelet op de aard van het kort geding, dat in deze procedure in het algemeen geen plaats is voor uitgebreide bewijslevering. Er is niet voldoende gesteld of gebleken dat er in deze zaak redenen zijn om van dat uitgangspunt af te wijken. Het hof gaat daarom aan het bewijsaanbod van partijen voorbij.

5.De slotsom

5.1
Grief 1 faalt. Grief 2 slaagt. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, behoudens voor zover het in het dictum van dat vonnis onder I. vermelde verbod zich uitstrekt over een tijdvak van twee jaren vanaf de datum van dat vonnis (19 augustus 2015).
Dat deel van het vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal in zoverre opnieuw rechtdoende bepalen dat het verbod zich uitstrekt over een tijdvak van één jaar vanaf de datum van het bestreden vonnis (19 augustus 2015).
5.2
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
5.3 De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op € 311,- voor griffierecht en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt x tarief II).

6.6. De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Almelo van 19 augustus 2015, behoudens voor zover het in het dictum van dat vonnis onder I. vermelde verbod zich uitstrekt over een tijdvak van twee jaren vanaf de datum van dat vonnis (19 augustus 2015) en doet in zoverre opnieuw recht;
bepaalt dat het in het dictum van het bestreden vonnis onder I. vermelde verbod zich uitstrekt over een tijdvak van één jaar vanaf de datum van dat vonnis (19 augustus 2015);
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 311,- voor griffierecht en op € 894,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.B. Knottnerus, M.F.J.N. van Osch en A.E.B. ter Heide, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2016.